Direct naar artikelinhoud
Recensie

'Met Pim hadden we een tweede gouden eeuw beleefd'

Oktober 2002, de spanning tussen LPF’ers is hoog opgelopen. Dat is af te lezen aan de gezichten van de ministers Herman Heinsbroek (links), Eduard Bomhoff (midden) en staatssecretaris Cees van Leeuwen. Heinsbroek en Bomhoff waren verwikkeld in een machtsstrijd.

Over de aardverschuiving die Pim Fortuyn veroorzaakte en hoe het afliep met zijn LPF en zijn volgelingen.

Voor jonge politieke bewegingen vormen ze tot op de dag van vandaag een angstbeeld: ‘LPF-achtige toestanden’. Voor Geert Wilders waren ze aanleiding om van de PVV een eenmansvehikel te maken.

Nooit eerder maakte een politieke nieuwkomer in zo’n korte tijd zo’n snelle opmars als Pim Fortuyn in 2002. Aan de vooravond van de verkiezingen dat jaar bestelde de voorman van Lijst Pim Fortuyn alvast zijn ‘premierspakken’: ingetogener kostuums en dassen dan hij normaliter droeg. Ze werden op 6 mei 2002 bij hem thuis bezorgd, de dag dat zijn leven eindigde op een parkeerplaats van het Hilversumse Mediapark.

Na de verkiezingen, zonder Fortuyn, liet de chaos niet lang op zich wachten. De analyse van João Varela, bij de verkiezingen van 2002 de nummer twee van de LPF, is simpel. Een kersverse partij zat opeens met een enorme fractie in de Tweede Kamer. “Ik denk dat geen van de zesentwintig LPF’ers elkaar ergens in de jaren daarvoor had ontmoet of enige binding had. Ik kan het me in elk geval niet herinneren. Pim was het enige cement, die viel weg en toen kreeg je een Poolse landdag”, aldus Varela.

Oordeel: Geeft een compleet beeld van hoofd- en bijrolspelers in het LPF-drama

Vijftien jaar na de aardverschuiving in Den Haag laat Joost Vullings, politiek verslaggever voor NOS Radio, alle fractieleden van toen in zijn boek ‘De kinderen van Pim’ hun verhaal doen. Voor zover mogelijk.

Zes mannen, onder wie markante types als Jim Janssen van Raaij, Ferry Hoogendijk en Wien van den Brink, zijn inmiddels overleden. Drie vrouwen, Winny de Jong, Philomena Bijlhout en Firouze Zeroual, wilden niet praten. Zij hebben een punt gezet achter het hoofdstuk LPF. Deze negen krijgen in het boek een portret en komen indirect toch nog zelf aan het woord via citaten uit de turbulente jaren.

Eén niet-fractielid werd ook geïnterviewd: Peter Langendam, vriend van Fortuyn, medeoprichter van de LPF en destijds nauw betrokken bij de selectie van kandidaat-volksvertegenwoordigers.

De meeste LPF’ers zijn ervan overtuigd dat Fortuyn inderdaad minister-president was geworden. “Zestig zetels hadden we minimaal gehaald”, bezweert Egbert Jan Groenink, nummer 29 op de lijst, die door het wegvallen van de lijsttrekker en het bedanken van twee anderen toch in de Tweede Kamer kwam. Langendam schetst wat Nederland is misgelopen: “Als Fortuyn premier was geworden, hadden we een tweede gouden eeuw beleefd.”

Het liep anders. De LPF vormde een coalitie met het CDA en de VVD. Achteraf vragen veel van de geïnterviewden zich af of dat wel verstandig was. Langer dan 87 dagen duurde het regeeravontuur niet. De fortuynistische ministers Eduard Bomhoff, tevens vicepremier, en Herman Heinsbroek vochten elkaar de tent uit.

De oorlogen binnen de fractie werden nog openlijker gevoerd. Bij de verkiezingen van 2003 viel de LPF terug van 26 naar 8 zetels. De partij implodeerde verder. Drie jaar later, in 2006, kreeg de partij onder de naam Lijst Vijf Fortuyn niet eens meer voldoende steun voor één zetel. In de zomer van 2007 werd de politieke vereniging Lijst Pim Fortuyn definitief opgeheven.

Opvallend veel oud-parlementariërs suggereren nog steeds dat de moordenaar van Fortuyn, Volkert van der Graaf, niet alleen handelde. Er was enorm stemming gemaakt tegen hun leider. De gevestigde orde voelde zich bedreigd. Volgens ex-LPF’er Fred Dekker liet de moordenaar zich lenen voor zijn klus. Door wie? “Dat laat ik open.” Zijn toenmalige collega Cor Eberhard wijst naar “mensen die er belang bij hadden dat hij zou verdwijnen. Al die politieke partijen…” Even later twijfelt hij weer openlijk: “Je kan er allerlei complotten op loslaten, misschien heeft hij het wel gewoon zelf gedaan, ik weet het ook niet. Het is gebeurd.”

Theo de Graaf haalt zelfs een papiertje tevoorschijn waarop hij kort na de moord na interne discussies over het onderwerp in LPF-kring alle mogelijke handlangers heeft genoteerd: bouwbedrijven, machtige ambtenaren, de socialistische elite, het Openbaar Ministerie, de asielindustrie, terroristen, radicaal-links.

De Graaf: “Wie ‘ze’ zijn weet ik niet. Er waren in ieder geval een heleboel mensen tegen Pim. Die hebben een sukkel gevonden die hem wilde omleggen.” Harm Wiersma, voormalig wereldkampioen dammen, benadrukt dat Fortuyn om zes over zes op een zesde mei werd neergeschoten. “Dat is het getal van de duivel, hè?” Ook hij verdenkt anderen van betrokkenheid bij de moord. Namen wil hij niet noemen. “Alles is met alles verweven.”

Er waren in ieder geval een heleboel mensen tegen Pim. Die hebben een sukkel gevonden die hem wilde omleggen

Een deel van de oud-LPF’ers ziet bijna overal een complot of sabotage in. Zelfs de toewijzing van de Marcus Bakkerzaal (‘dat linkse hok’) als vergaderplek voor de fractie wordt dan een actie van het establishment.

Anderen zijn nuchterder en blijken in staat tot zelfonderzoek. Ja, externe factoren zoals mediadruk compliceerden het functioneren van de LPF. Maar ze hebben er vooral toch zelf een zootje van gemaakt. Leider tegen wil en dank Mat Herben: “Het ontbrak aan leiderschap, discipline en loyaliteit, en als die elementen ontbreken gaat het geheid mis.” Hij herhaalt zijn eerdere uitspraak: “We hebben het hout aangedragen voor onze eigen brandstapel en dan moet je niet gek opkijken als iemand anders er een lucifer bij houdt.”

De dood van leider Fortuyn kwam de eenheid in de LPF-gelederen bepaald niet ten goede

Herhaling

Dat ‘De kinderen van Pim’ alle kopstukken een voor een opvoert, heeft als nadeel dat veel sleutelmomenten uit de LPF-geschiedenis steeds opnieuw langskomen. Met hetzelfde materiaal maar met meer werk (slim monteren) had een zwaar op citaten leunende reconstructie van de partijhistorie gemaakt kunnen worden. Die had echter waarschijnlijk deels gedubbeld met het uitstekende ‘In de ban van Fortuyn’ dat Jutta Chorus en Menno de Galan al in 2002 wisten af te leveren.

Het voordeel van Vullings’ aanpak is ook dat hij een completer beeld schetst van veel van de hoofd- en bijrolspelers van toen. Waar kwamen ze destijds vandaan? Wat is er na alle commotie van hen geworden? De auteur spreekt in zijn inleiding de hoop uit dat zijn boek minder eendimensionale karakters maakt van de toenmalige LPF-fractieleden. Dat is aardig gelukt. Maar karakters waren het, blijkt uit de gesprekken.

Dat laatste droeg flink bij aan de snelle ondergang. De LPF-fractie bestond voor een groot deel uit selfmade mannen. Vóór de moord op Fortuyn gold eerder geboekt zakelijk en maatschappelijk succes als een pre. Grijze muizen stonden voor Oude Politiek. De dood van leider Fortuyn kwam de eenheid in de LPF-gelederen bepaald niet ten goede. Een houding à la ‘Wie vertelt mij nog iets, want ik heb het gemaakt’ was volop aanwezig. De Nieuwe Politiek tekende er haar doodvonnis mee.

Joost Vullings
De kinderen van Pim
Lebowski; 428 blz. € 19,99