05.01.2013 Views

hypericum 5 - FLORON Twente

hypericum 5 - FLORON Twente

hypericum 5 - FLORON Twente

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

P. BREMER (Provincie Ove rijssel) Nieuwe vondsten van bijzondere varens in <strong>Twente</strong>, p.1<br />

P.F. STOLWIJK & J.W. BIELEN Excursieverslagen FWT-<strong>FLORON</strong> 2005, p.7<br />

P.F. STOLWIJK Een nieuwe editie van Heukels' Flora van Nederland, p.9<br />

J.W. BIELEN & P.F. STOLWIJK Publicaties over wilde planten in <strong>Twente</strong>, p.12<br />

Samenvatting<br />

HYPERICUM<br />

nr.5, december 2005<br />

Nieuwsbrief (29) van de FLORISTISCHE WERKGROEP TWENTE<br />

en <strong>FLORON</strong> TWENTE<br />

REDACTIE: Otto Zijlstra (districtscoördinator <strong>FLORON</strong>), Groen van Prinstererlaan<br />

39, 7521 AX Enschede; 053-4331589.<br />

E-mail: ogzijlstra@zonnet.nl<br />

Pieter Stolwijk (coördinator Floristische Werkgroep <strong>Twente</strong>), Oldenzaalsestraat<br />

2-16, 7511 DR Enschede; 053-4355451.<br />

E-mail: fwt@fwtwente.nl / pieter@pieterstolwijk.nl<br />

Jacques Bielen (coördinator Bijzondere Soorten Project <strong>Twente</strong>),<br />

Scholtenhoeklaan 7, 7573 BG Oldenzaal; 0541-514891.<br />

E-mail: jwbielen@hetnet.nl<br />

INTERNET: http:/www.fwtwente.nl - redactie@fwtwente.nl<br />

Nieuwe vondsten van bijzondere varens in <strong>Twente</strong><br />

Het artikel vat nieuwe vondsten van zeldzame<br />

varens in <strong>Twente</strong> samen die gedaan zijn in 2005.<br />

Van Stippelvaren (Oreopteris limbosperma) werden<br />

zes nieuwe groeiplaatsen ontdekt, van Pilvaren<br />

(Pilularia globulifera) drie en van Geschubde<br />

mannetjesvaren (Dryopteris affinis), Kamvaren<br />

(Dryopteris cristata), Moerasvaren (Thelypteris palustris),<br />

Tongvaren (Asplenium scolopendrium),<br />

Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum) en<br />

Struisvaren (Matteuccia struthiopteris) elk één. De<br />

opvallende toename is voor een deel te verklaren<br />

als onderzoekerseffect. De toename van Stippelvaren<br />

lijkt deels een reële toename, gezien de ligging<br />

van twee nieuwe vindplaatsen binnen het Provinciaal<br />

Botanisch Meetnet. De toename kan bij enkele<br />

soorten ook te maken hebben met de reeks zachte<br />

winters die we in Nederland hebben gehad.<br />

Inleiding<br />

Sinds 1989 heeft de provincie Overijssel een botanisch<br />

meetnet, waarmee de ontwikkelingen in<br />

P. Brem er (provincie Overijssel)<br />

-1-<br />

het buitengebied worden gevolgd. Het meetnet<br />

omvat 92 kilometerhokken, verspreid in de provincie,<br />

waar eenmaal in de zeven jaar een route<br />

wordt gelopen van minimaal 5 kilometer. Die 5<br />

kilometer is opgeknipt in stukjes van elk 50 meter;<br />

er is dus per kilometerhok sprake van minimaal<br />

100 van deze secties. Elke sectie is gekoppeld<br />

aan een bepaald biotoop. Dat kan zijn een<br />

berm, bermsloot, houtwal of loofbos, volgens de<br />

provinciale IPI indeling (IAWM 2004). Per sectie<br />

wordt de aanwezigheid nagegaan van de provinciale<br />

aandachtsoorten. Dat is een lijst van ruim<br />

600 plantensoorten, waarvan er 333 zijn waargenomen<br />

tijdens de eerste en tweede ronde (BRE-<br />

MER & al. 2004). Een veldmedewerker moet deze<br />

soorten dan ook alle kennen, zowel bloeiend als<br />

niet-bloeiend; de ervaring leert evenwel dat nietbloeiende<br />

planten eerder over het hoofd worden<br />

gezien. Gemiddeld komen per sectie twee van<br />

dergelijke aandachtsoorten voor, met een variatie<br />

van geen enkele soort per sectie tot 20 soorten<br />

op heel soortenrijke dijkhellingen (langs de<br />

IJssel) en trilvenen in Noordwest-Overijssel. De<br />

secties worden niet uitgeplozen op soorten. Met


een bepaalde loopsnelheid en met meerdere keren<br />

per 50 meter stilstaan wordt een sectie onderzocht,<br />

waarbij een bepaalde ruis is ingecalculeerd;<br />

sommige planten worden over het hoofd<br />

gezien, omdat ze weinig voorkomen en / of niet<br />

(meer) bloeien. Het gehele meetnet omvat echter<br />

meer dan 9000 sectie s, waardoor statistisch<br />

betrouwbare vergelijkingen kunnen worden gemaakt:<br />

gebieden in de Ecologische Hoofdstructuur<br />

(EHS) kunnen worden vergeleken met gebieden<br />

daarbuiten, of <strong>Twente</strong> met de rest van<br />

Overijssel.<br />

In 2005 werden van genoemde 92 km-hokken 28<br />

Twentse hokken onderzocht, waarvan 14 door de<br />

auteur. Al deze hokken werden voor de derde<br />

keer bezocht na eerdere bezoeken in 1989/1990<br />

en 1997/1998.<br />

Er is zodoende een basis gelegd voor een tijdreeks<br />

die allerlei ontwikkelingen laat zien. Van<br />

heel duidelijke negatieve - het verdwijnen van<br />

vindplaatsen omdat een greppel is verdwenen of<br />

een poel verruigd - tot veel geleidelijker ontwikkelingen<br />

zoals het effect van de toenemende vermesting<br />

in het landschap, vooral via het beheer,<br />

het klepelen van bermen en het laten liggen van<br />

maaisel in berm, greppel en slootkant. Maar er<br />

zijn ook positieve ontwikkelingen te zien, vooral<br />

als binnen het meetnethok nieuwe natuur is aangelegd,<br />

zoals in de meetnetlocaties Ottershagen,<br />

Snoeyinksbeek en Beuninger Achterveld. Tijdens<br />

het veldwerk in 2005 werden in enkele meetnethokken<br />

bijzondere varensoorten aangetroffen<br />

Tabel 1. Waarnemingen van Geschubde mannetjesvaren in <strong>Twente</strong><br />

-2-<br />

(Geschubde mannetje svaren en Stippelvaren).<br />

Dit was de aanleiding tot het schrijven van dit<br />

artikel, waarin voorts andere bijzondere waarnemingen<br />

betreffende varens uit 2005 zijn opgenomen<br />

en waarvoor overzichten van recente vondsten<br />

zijn samengesteld.<br />

Geschubde mannetjesvaren (Dryopteris affinis;<br />

[syn. D. pseudomas])<br />

De eerste vondst van een bijzondere varensoort<br />

was de waarneming van Geschubde mannetjesvaren<br />

in het Deldenerbroek, op een be rmgreppelkant<br />

aan de bermzijde. Het betrof een onvolwassen<br />

plant, die zich vrijwel zeker sinds het vorige<br />

bezoek (2 e ronde) in 1998 heeft gevestigd. Deze<br />

varensoort is pas in 1990 voor het eerst in Overijssel<br />

gevonden: Engelse Werk - Zwolle, (BREMER<br />

1990) en in 1993 voor het eerst in <strong>Twente</strong>, op de<br />

Friezenberg (tabel 1). Met deze vondst zijn nu 10<br />

plekken bekend uit de regio. Ook landelijk kent<br />

de soort een toename, maar het gaat steeds om<br />

kleine groeiplaatsen. De soort is een apomict, die<br />

in staat is vanuit een prothallium op te groeien<br />

zonder bevruchting. Op de plaats waar een eerste<br />

plant groeit, kunnen zich dan ook nieuwe<br />

planten vestigen, zodat er een concentratie aan<br />

planten ontstaat. Deze haardvorming is buiten<br />

het Engelse Werk vooral waargenomen op een<br />

aantal plekken in de Flevolandse bossen (BREMER<br />

& KOOPMAN 1994).<br />

Jaar x-coor y-coor Biotoop Vinder Gebied Aantal<br />

1993 231 476 wall etje, aan rand ka pvlak te H. Ludwig Friezenb erg 1 ex.<br />

1995 245 460 bermgreppel P. Bremer Lankheet 1 ex.<br />

1995 262 483 gemengd bos O.G. Z ijlstra Paaschbe rg 1 ex.<br />

1997 238 471 elzen-vogelkersbos M. Horsthuis Hengelerhoek op meerdere plaatsen<br />

1997 238 473 aangepl ant in bo sje P. Bremer O. van Goor 1 ex.<br />

1999 226 488 naaldbos M. Horsthuis Helle ndoo rnse berg<br />

2000 232 514 heide/jonge bosaanplant M. Horsthuis N. van de Krim > 1 ex. ?<br />

2000 242 519 jonge bosaanplant P. Bremer O. van de Krim 1 ex.<br />

2003 259 477 bospad H. Koop Lonnek erberg 1 ex.<br />

2005 239 478 bermgreppel P. Bremer Deldenerbroek 1 ex.<br />

Stippelvaren (Oreopteris limbosperma)<br />

Het jaar 2005 was voor mij wel het jaar van de<br />

Stippelvaren. In totaal werden in <strong>Twente</strong> zes<br />

nieuwe plekken ontdekt 1 .<br />

In het Beuninger Achterveld werd de eerste nieuwe<br />

groeiplaats aangetroffen. Een tweetal juveniele<br />

planten groeiden op een greppelkant naast het<br />

hier aanwezige klootschietveld. De aandacht tijdens<br />

het veldbezoek, ergens in juli, was vooral<br />

gericht op Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe),<br />

die hier bij de vorige ronde van het provinciale<br />

meetnet in 1998 stond. Deze werd niet<br />

teruggevonden, maar wel werd dus deze varens-<br />

1 Na voltooiing van dit artikel is nog een groeiplaats<br />

bekend geworden in km-hok 254-495.<br />

oort aangetroffen, die zich hier in een heischrale<br />

vegetatie gevestigd heeft. Met Stippelvaren gaat<br />

het bepaald niet slecht in <strong>Twente</strong>. In Overijssel is<br />

de soort sinds 1986 op 41 plaatsen aangetroffen,<br />

waarvan 29 in <strong>Twente</strong>, inclusief de zes hier nader<br />

besproken groeiplaatsen uit 2005. De groeiplaats<br />

in het Beuninger Achterveld sluit goed aan bij de<br />

groeiplaatsen elders in <strong>Twente</strong>, waar vaak sprake<br />

is van een heischrale vege tatie in combinatie met<br />

reliëf in de vorm van greppels, zowel bosgreppels<br />

als bermgreppels. Langs greppels binnen het<br />

boerenland wordt de soort niet ge vonden. Heischrale<br />

vegetaties komen in het sterk bemeste<br />

en vaak grofmazig beheerde boerenland niet<br />

meer voor. En wat het klootschietveld betreft: de<br />

greppel loopt hier tussen maïsakker en het<br />

schietveld. Juist dit schietveld, hoewel altijd gemillimeterd,<br />

is een botanisch en geomorfologisch


elangrijk element. Het reliëf dat in dit deel van<br />

het Achte rveld voorkwam, is in de akkers en weilanden<br />

door de boeren netjes weggewerkt (ongetwijfeld<br />

illegaal..!) en alleen behouden gebleven<br />

op het klootschietveld, mede tot groot genoegen<br />

van de spelers. De vegetatie bes taat uit een heischrale<br />

vegetatie met o.a. Geelgroene zegge<br />

(Carex oederi subsp. oedocarpa), Tandjesgras<br />

(Danthonia decumbens) en Tormentil (Potentilla<br />

erecta). Zonder dit klootveldje had de Stippelvaren<br />

hier niet gestaan.<br />

Een tweede nieuwe vindplaats van Stippelvaren,<br />

nu buiten het meetnet, betrof het afgegraven<br />

graslandperceel aan de zuidzijde van Achter de<br />

Voort. In de eerste jaren na afgraving was hier<br />

sprake van een vegetatie met Gewoon struisgras<br />

(Agrostis capillaris) en opslag van Zwarte els<br />

(Alnus glutinosa) en kwam er o.a. Dwergbloem<br />

(Centunculus minimus [syn. Anagallis minima])<br />

voor (HORSTHUIS 2002). Na acht jaar heeft zich<br />

een jong elzenbos ontwikkeld en een heideveldje<br />

met al veel Gewone dophei (Erica tetralix) en<br />

Struikhei (Calluna vulgaris) en relatief veel Stekelbrem<br />

(Genista anglica) - zoals wel op meer<br />

plaatsen in <strong>Twente</strong> met natuurontwikkeling het<br />

geval is: soms meer Stekelbrem dan heide. Op<br />

verschillende plaatsen in het heideveldje heeft<br />

Koningsvaren (Osmunda regalis) zich gevestigd<br />

en op één plaats komen diverse juveniele Koningsvarentjes<br />

voor samen met Stippelvaren,<br />

wederom in een soortenrijke heischrale vegetatie,<br />

die zich verder zal ontwikkelen tot heide (en<br />

bij niets doen tot bos).<br />

Een derde nieuwe vindplaats betrof het Kanaal<br />

Almelo-Nordhorn, niet ver van de Nederlands-<br />

Duitse grens. Een cluster van volwassen planten<br />

stond onderlangs het talud, op ca. 1 meter boven<br />

-3-<br />

het waterpeil in het Kanaal. Ook hier betrof het<br />

een route van het provinciaal botanisch meetnet,<br />

dat eerder in 1990 en 1998 was gelopen en nu<br />

dus voor de derde keer. De cluster van volwassen<br />

planten geeft aan dat het om een wat oudere<br />

vindplaats gaat. Ik vermoed dat al in 1998 juveniele<br />

planten aanwezig waren en deze toen over<br />

het hoofd zijn gezien.<br />

Een vierde nieuwe plek betrof een bermgreppel<br />

nabij het Ezelsgoor, niet ver van de vorige vindplaats.<br />

Hier stond een plant in een bermgreppel,<br />

aan de wegzijde, waardoor sprake was van een<br />

menging van heischrale soorten, o.a. Pijpenstrotje<br />

(Molinia caerulea) en soorten van voedselrijkere<br />

groeiplaatsen: Gladde witbol (Holcus mollis)<br />

en Brede stekelvaren (Dryopteris dilatata).<br />

Een vijfde plek betrof de Boswachterij Hardenberg,<br />

waar de soort al van meerdere plekken<br />

bekend is. De nieuwe plek ligt langs een waterschapsleiding<br />

in het bos, waarin een grote groeiplaats<br />

met tientallen planten al uit de jaren tachtig<br />

bekend is.<br />

Een zesde nie uwe plek met Stippelvaren werd<br />

ontdekt bij een nauwkeurige kartering van het<br />

kruispunt van de N347 bij Goor. Vanwege plannen<br />

om het kruispunt opnieuw in te richten is een<br />

nader onderzoek aan flora en fauna nodig, zodat,<br />

als er beschermde soorten uit de Flora- en Faunawet<br />

voorkomen, er een ontheffing kan worden<br />

aangevraagd en waar bovendien bij de plannen<br />

rekening kan worden gehouden met de natuurwaarden.<br />

Bij een gemiddeld kruispunt in Overijssel<br />

zijn weinig natuurwaarden in het geding. Bij<br />

Goor ligt dit ande rs. Dicht bij het huidige kruispunt<br />

werd hier enkele jaren geleden Koprus (Juncus<br />

capitatus) voor Nederland herontdekt (HORST-<br />

HUIS 1997) en er zijn opgaven van mevr. Vosman<br />

(Markelo) over vondsten van de Rode Lijstsoort<br />

Dubbelloof (Blechnum spicant) en de voormalige<br />

Rode Lijstsoort Echt duizendguldenkruid (Centaurium<br />

erythraea). Dubbelloof stond er nog in de<br />

bermgreppel nabij het kruispunt, op het oog een<br />

deels met braam verruigde greppel met invloeden<br />

van de associatie van Hengel en Gladde witbol<br />

(Hyperico pulchri-Melamp yretum pratensis).<br />

Maar bij nadere inspectie bleek ook hier Stipp elvaren<br />

te staan, en, vrijwel naast de Dubbelloofplanten,<br />

een exemplaar van Kamvaren. Mannetjesvaren<br />

(Dryopteris filix-mas) en Wijfjesvaren<br />

(Athyrium filix-femina) kwamen eveneens voor<br />

binnen de 50 meter lange bermgreppel. Brede<br />

stekelvaren groeide in een op enkele meters in<br />

het bos gelegen bosgreppel. Dus zes varensoorten<br />

dicht bij elkaar, wat ook voor Twentse begrippen<br />

bijzonder is. In het varenrijke Kuinderbos ligt<br />

het maximum aantal varensoorten voor 50 meter<br />

aan bosgreppel op 8 soorten.<br />

Kamvaren (Dryopteris cristata)<br />

Kamvaren is een kensoort van het veenmosrietland<br />

en erg algemeen in het moerasgebied van<br />

de Kop van Overijssel en het Staphorsterveld.


Daarbuiten wordt de soort ook in afwijkende biotopen<br />

gevonden, zoals enkele keren langs slootkanten,<br />

vooral in de polders rondom de Wieden,<br />

dus dichtbij grote populaties. In <strong>Twente</strong> is de<br />

soort vanaf 1990 bekend van 12 locaties (in 12<br />

km-hokken), waaronder langs het Kanaal Almelo-<br />

Tabel 2. Waarnemingen van Kamvaren in <strong>Twente</strong> vanaf 1990<br />

-4-<br />

Nordhorn, het brongebied van de Mosbeek in<br />

veenmosrijk schraalland en enkele malen op<br />

greppelkanten. Het gaat veelal om hele kleine<br />

groeiplaatsen, uitgezonderd een grotere bij Vriezenveen<br />

(med. Mevr. C.G. Abbink-Meijerink).<br />

Jaar x-coor y-coor Biotoop Vinder Gebied Aantal<br />

1992 255 496 nat schraalland C.L.G. Groen waarschijnlijk brongebied Mosbeek<br />

1994 250 460 J.J. Kleuver Haaksbergerveen<br />

1997 233 507 in greppel rand van heideveld C.G. Abbink-Meijerink bosw achterij Ha rdenberg enkele ex.<br />

1997 241 501 in natte randzone C.G. Abbink-Meijerink Engbertsdijkvenen 3 ex.<br />

1998 237 493 rand van ven C.G. Abbink-Meijerink Vriezenveen 5 – 10 ex.<br />

1998 238 493 rand van ven C.G. Abbink-Meijerink zelfde groeiplaats, andere km-hok idem<br />

2000 226 501 ven K. van der Veen Boswachterij Ommen ?<br />

2001 255 496 nat schraalland P. Bremer brongebied Mosbeek 1 ex.<br />

2004 255 477 houtwal L. van Tweel Hartjesbos 2 ex.<br />

2005 239 472 bermgreppel P. Bremer N 347 bij Goor 1 ex.<br />

2005 254 496 natte laa gte C.G. Abbink-Meijerink Reuterij, natuurontwikkelingsgebied 1 ex.<br />

Moerasvaren (Thelypteris palustris)<br />

Een nieuwe vondst van Moerasvarenwerd in juni<br />

gedaan binnen een jong Veldrushooiland in de<br />

Lemselermaten. Ook hier gaat het om nieuwe<br />

natuur - bij menig lezer wel bekend - dichtbij het<br />

prachtige blauwgraslandje, op een voormalige<br />

maïsakker, waar zowel een ontwikkeling richting<br />

heischraal grasland - met heel veel Gevlekte orchis<br />

(Dactylorhiza maculata subsp. maculata) -<br />

als Veldrushooiland is opgetreden. Het was mijn<br />

eerste ontmoeting met deze varen in een Veldrushooiland,<br />

wat ongetwijfeld te maken heeft met<br />

de recente pioniersituatie van het gebied. Prothallia<br />

konden zich ontwikkelen en uitgroeien,<br />

terwijl Veldrus (Juncus acutiflorus) nog een open<br />

vegetatie vormde. Maar nu Veldrus er krachtig<br />

bijstaat en de Moerasvare n-kloon beperkt is gebleven<br />

tot één blad, valt te vrezen dat de soort<br />

het niet redt. In de synoptische tabellen van de<br />

serie Vegetatie van Nederland wordt de soort niet<br />

vermeld van het Veldrushooiland (Crepido-Juncetum<br />

acutiflori) (SCHAMINÉE & al. 1996).<br />

Het hier waargenomen ve rschijnsel staat niet op<br />

zichzelf. Waar een bodem is afgegraven, begint<br />

een secundaire successie altijd met e en minimale<br />

concurrentie in de beginfase, waardoor een groot<br />

aantal soorten de kans krijgt om te kiemen en uit<br />

te groeien. Voor de ontwikkeling zijn vooral de<br />

nog in de bodem aanwezig zaden en sporen van<br />

groot belang. Die zijn er al en kunnen, als de<br />

omstandigheden het toelaten, kiemen (secundaire<br />

successie). Maar er worden ook soorten van<br />

buiten aangevoerd. Wilgen, orchideeën en nog<br />

veel meer soorten vormen geen langlevende<br />

zaadvoorraad in de bodem. Zij moeten op tijd<br />

worden aangevoerd. Wat de varens betreft wordt<br />

er makkelijk vanuit gegaan dat ze er al direct zijn<br />

na het afgraven van de bodem. Uit Engels onderzoek<br />

is bekend dat bijna alle ook in Nederland<br />

voorkomende varensoorten een langlevende sporenvoorraad<br />

in de bodem vormen (DYER & LINDSAY<br />

1992), waarbij kiemkrachtige sporen tot 90 cm<br />

beneden maaiveld zijn aangetroffen (ESTEVES &<br />

DYER 2003). Wanneer de op een bepaalde diepte<br />

aanwezige, levende sporenvoorraad groter is dan<br />

de aanvoer dan lijkt vestiging vanuit deze sporenvoorraad<br />

voor de hand te liggen. Vestiging<br />

van de eerder genoemde Stippelvaren en Geschubde<br />

mannetjesvaren op gemonitorde plekken<br />

kunnen ook wijzen op recente aanvoer van<br />

sporen of recente opbouw van een oppervlakkige<br />

sporenvoorraad die na bodembeschadiging is<br />

geactiveerd.<br />

Naast vestiging en de ontwikkeling tot een volwassen,<br />

fertiele plant is competitie of concurrentie<br />

met andere plantensoorten een belangrijke<br />

factor. In een nieuw gebied komen veel pioniersoorten<br />

voor die verdwijnen naarmate de kruidlaag<br />

zich sluit. Dat kan te maken hebben met het<br />

ontbreken van storing, bijv. duidelijk bij Wijdbloeiende<br />

rus (Juncus tenageia), die altijd na enkele<br />

jaren verdwenen is, of door de competitie en<br />

het overgroeid raken door andere soorten die<br />

beter aangepast zijn aan de heersende situatie.<br />

In deze eerste fase kunnen ook wat ik maar<br />

noem toevalssoorten kiemen. Hun zaad was aanwezig<br />

(of soms aangevoerd) en pas na sluiting<br />

van de kruidlaag verdwijnen ze door competitie.<br />

De Moerasvaren van de Lemselermaten is niet de<br />

eerste vondst van deze soort in <strong>Twente</strong>; het gaat<br />

om de 13 e vondst in <strong>Twente</strong> na 1990 (tabel 3).<br />

De voorlaatste vondst betrof trouwens ook een<br />

natuurontwikkelingsgebied namelijk het Reggedal<br />

bij Eelen, in een ingericht gebied waar ook Dubbelloof<br />

en Koningsvaren zijn verschenen (STOL-<br />

WIJK & ZIJLSTRA 2005). Heel opmerkelijk trouwens,<br />

omdat op afgegraven laagveen in West-Overijssel<br />

dit trio ook bij elkaar verschenen is en ook hier<br />

begeleid wordt door de eerder genoemde Stippelvaren<br />

(Werkgroep Natuurtechniek Rouveen<br />

2005). Moerasvaren is in het <strong>FLORON</strong> district<br />

<strong>Twente</strong> het meest gevonde n in elzenbroekbos en<br />

daarnaast in ten behoeve van natuurontwikkeling<br />

afgegraven gebied.


Tabel 3. Waarnemingen van Moerasvaren in <strong>Twente</strong> vanaf 1990<br />

Jaar x-coor<br />

y-coor<br />

Biotoop Vinder Gebied Aantal/opm.<br />

1992 255 494 elzenbroekbos R. Beringen Hazelbekke grote populatie<br />

1992 233 504 ? A. Huizing Diffelen<br />

1992 234 497 schraalland O.G. Z ijlstra Zandstuve (Vroomshoop)<br />

1995 233 468 elzenbroekbos R. Beringen Huize Diepenheim<br />

1995 248 468 elzenbroekbos P. Bremer Asbroek bij Beckum groeiplaats van 200 m 2<br />

1997 239 469 voedselrijk, nat bos R. Beringen Hengevelder Esch<br />

1997 245 471 elzenbroekbos R. Beringen Slaghekkenhoek<br />

1998 227 507 loofbos R. Beringen bosje langs Rijksweg<br />

1998 268 487 nieuwe natuur C.G. Abbink-Meijerink<br />

2002 242 493 elzenbroekbos C.G. Abbink-Meijerink<br />

-5-<br />

Stroothuizen 2 klonen<br />

Kooiplas Vriezenveen 1 kloon<br />

2003 267 491 in oever van plas P. Bremer bij camping Papillon 1 kloon<br />

2004 228 493 nieuwe natuur FWT / M. Zo nderwi jk Eelen, Reggedal 1 ex.<br />

2005 256 485 nieuwe natuur; Veldrushooiland P. Bremer Lemselermaten 1 blad<br />

Struisvaren (Matteuccia struthiopteris)<br />

Tijdens de controle van een opgave van een<br />

groeiplaats van Stippelvaren bleek niet deze varensoort<br />

aanwezig, maar wel Struisvaren. Bij een<br />

vestiging van Struisvaren, waa rbij in het be gin<br />

sprake is van één plant, kan ik mij een vergissing<br />

met Stippelvaren voorstellen. Nu staan er meerdere<br />

Struisvarens - onderd eel van een kloon - in<br />

een bermgreppel op het landgoed Twickel. De<br />

vindplaats komt mij natuurlijk over. Bij herkomst<br />

als tuinafval staan er vaak meer tuinplanten;<br />

bovendien is sprake van een onverharde weg, die<br />

voor doorgaand gemotoriseerd verkeer verboden<br />

is. Het is dus waarschijnlijk de eerste spontane<br />

vestiging van deze tuinvaren in <strong>Twente</strong>. Meerdere<br />

absoluut zekere spontane vestigingen zijn onderhand<br />

bekend uit Flevoland, waarvan drie uit<br />

het Voorsterbos (BREMER 2005a). Bijgaand figuur<br />

geeft alle groeiplaatsen in <strong>Twente</strong>. Mogelijk zijn<br />

er meer groeiplaatsen die voortgekomen zijn uit<br />

een spontane vestiging?<br />

Pilvaren (Pilularia globulifera)<br />

Pilvaren is geen onbekende voor <strong>Twente</strong>. De ontwikkelingen<br />

voor <strong>Twente</strong> en de rest van Overijssel<br />

zijn geschetst door BREMER (2002), waarb ij<br />

onderscheid is gemaakt tussen het actuele en het<br />

cumulatief aantal vindplaatsen. In Overijssel was<br />

in 2001 sprake van 22 groeiplaatsen, waarvan 16<br />

binnen het district <strong>Twente</strong>. Een aantal groeiplaatsen<br />

zijn inmiddels verdwenen door zandwinning<br />

(o.a. Balderhaar) of andere oorzaken (bijv. door<br />

successie, Oude Broek); op andere plekken gaat<br />

het om langjarige vindplaatsen (o.a. Strootman,<br />

Sluitersdijk, en de ijsbaan van Tilligte). Bijgaand<br />

figuur geeft de vindplaatsen voor de periode<br />

1989 t/m 2005. Na 2001 zijn nogal wat nieuwe<br />

vindplaatsen ontdekt. Een daarva n betrof drie<br />

nieuwe poelen binnen een hok (landinrichting<br />

Volthe) met in elke van deze poelen Pilvaren. Van<br />

een concentratie van vindplaatsen is in <strong>Twente</strong><br />

eerder sprake geweest bij het Witte Veen, eveneens<br />

in aangelegde poelen en basisbiotopen.


Naar schatting komt de soort op dit moment in<br />

23 hokken voor (helft van cumulatieve aantal, zie<br />

BREMER 2002).<br />

Tongvaren (Asplenium scolopendrium)<br />

Tongvaren is binnen <strong>Twente</strong> een zeldzame soort<br />

en alleen bekend van stenige habitats (o.a. waterputten,<br />

muren). In 2005 werd de soort op drie<br />

nieuwe groeiplaatsen ontdekt. Jacques Bielen<br />

vond de soort al in januari op een muurtje langs<br />

een beekje op het landgoed Egheria. Hier staan<br />

diverse juveniele exemplaren. Een eerste terres-<br />

Tabel 4. Waarnemingen van Tongvaren in <strong>Twente</strong> vanaf 1990<br />

Jaar xcoor<br />

ycoor<br />

-6-<br />

trische vondst in <strong>Twente</strong> werd gedaan door Wim<br />

de Winter in september 2005. Toen werd een<br />

adulte plant gevonden langs een beboste greppel<br />

bij de Lutte. Buiten <strong>Twente</strong> komt de soort terrestrisch<br />

slechts op een beperkt aantal plekken in<br />

ons land voor, namelijk in de kalkrijke duinen van<br />

ZW-Nederland en in de kalkrijke bossen van Flevoland<br />

en dan vooral in het Kuinderbos. Hier werden<br />

tijdens de laatste telling 13.000 exemplaren<br />

op greppelkanten gevonden en een enkele plant<br />

buiten het greppelbiotoop (BREMER 2005b).<br />

Biotoop Vinder Gebied Aantal/opm.<br />

1992 260 477 stenen beschoeiing sloot J. Schunselaar Veend ijk<br />

1997 258 472 op steegmuur onder lekkende dakgoot A. van d en Boo gaard Enschede, Voortsweg<br />

1998 257 473 vochtige muur P.F. Sto lwijk Lijsterstraat<br />

1998 265 476 kerkmuur J. Kers Losser Centrum 1 ex.<br />

1999 258 481 onderaan steegmuur A. van Renssen Oldenzaal, de Thij 1 ex.<br />

1999 237 486 C.G. Abbink-Meijerink Wierden, station NS<br />

2002 250 476 W. Boersma Henge lo, W eidedo rp<br />

2002 260 483 op m uurtje ond er lekken d afdakje P. Waa rdenburg Oldenzaal, De Essen<br />

2003 259 471 tuinmu urtje J. Schunselaar Enschede<br />

2003 251 475 J. Zwi enenberg Hengelo, Berflo Es<br />

2005 263 481 greppel aan bosrand W. de Winter De Lutte 1 adult ex.<br />

2005 249 476 J. Zwi enenberg Hengelo, Woolde<br />

2005 262 483 op muurtje langs beek J.W. Bielen & J.J.G. Bielen-<br />

Biessels<br />

Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum)<br />

Mevr. C.G. Abbink-Meijerink vond in 2005 een<br />

drietal exemplaren van Stijve naaldvaren in Wierden<br />

op een industrieterrein, waar gevlochten<br />

ijzeren matten liggen opgeslagen. Het betreft de<br />

eerste vondst in <strong>Twente</strong>. De soort is in Nederland<br />

zeldzaam. Het grootste aantal groeiplaatsen<br />

komt in bos voor in Zuid-Limburg. De totale populatie<br />

omvat hier meer dan 1000 planten (eigen<br />

schatting, mede op grond van data provincie Limburg).<br />

In het Kuinderbos staan ook meer dan<br />

1000 planten en elders in Nederland is steeds<br />

sprake van heel kleine groeiplaatsen, veelal op<br />

muren.<br />

Slotopmerkingen<br />

Het veldseizoen van 2005 leverde een opmerkelijk<br />

groot aantal nieuwe vondsten van zeldzame<br />

varens op in <strong>Twente</strong>. Vooral het aantal nieuwe<br />

vindplaatsen van Stippelvaren is daarbij opvallend.<br />

Hierbij speelt zonder meer een sterk onderzoekseffect.<br />

Maar er is ook sprake van echte<br />

vooruitgang, wat blijkt uit vestiging van deze<br />

soort in twee meetnethokken. Ook de geringe<br />

omvang van veel groeiplaatsen wijst op veel recente<br />

vestigingen en de verwachting is dat de<br />

soort nog op meer plaatsen de kop op zal steken.<br />

Nieuwe vestigingen zijn te verwachten in nieuw<br />

ingericht natuurgebied en op bermgreppelkanten<br />

binnen heideontginngingsgebied, waarbij de<br />

Egheria meerdere juveniele<br />

ex.<br />

bermgreppel bos/heide scheidt van de al of niet<br />

verharde weg. Ook bij Geschubde mannetjesvaren<br />

is sprake van een echte toename. Na de eerste<br />

vondst in 1993 worden steeds weer nieuwe<br />

plekken gevonden en mijn verwachting is dat<br />

deze soort verder zal toenemen. Het zachter worden<br />

van ons klimaat (meer atlantisch, meer neerslag<br />

in de zomer en hogere temperaturen) begunstigt<br />

mogelijk ook deze soort, die in Europa<br />

nergens zo veel voorkomt als in de natste en<br />

zachtste delen van Groot-Brittannië. Dit klimaateffect<br />

kan ook een rol spelen bij vestigingen van<br />

Tongvaren en Stijve naaldvaren. Tongvaren is<br />

gevoelig voor vorst, waarbij vorst zowel van invloed<br />

is op overleving als op vitaliteit als fertiliteit<br />

(BREMER 2006).<br />

Bij Pilvaren is evenee ns sprake van een reë le<br />

vooruitgang. Dank zij het groot aantal nieuw gegraven<br />

dan wel herstelde poelen en plasjes, maar<br />

ook de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden<br />

heeft de soort zich weten uit te breiden (BREMER<br />

2002). Pilvaren staat wat dat betreft mede voor<br />

het succes van herstel en nieuwe natuur. Nieuwe<br />

natuur blijkt ook gunstig voor Moerasvaren, maar<br />

leidt waarschijnlijk niet tot duurzame populaties.<br />

Juist bij Pilvaren is soms wel sprake van duurzaamheid.<br />

Samengevat: naast een onderzoekseffect is het<br />

ontstaan van nieuwe natuurgebieden van belang<br />

voor de toename van bijzondere varensoorten en<br />

kan ook de opwarming van ons klimaat een rol<br />

spelen.


Met dank aan O.G. Zijlstra, P.F. Stolwijk, J.W.<br />

Bielen en Mevr. C.G. Abbink-Meijerink voor het<br />

beschikbaar stellen van aanvullende waarne-<br />

Literatuur<br />

-7-<br />

mingen dan wel het leveren van gegevens uit het<br />

archief van de Floristische Werkgroep <strong>Twente</strong> -<br />

<strong>FLORON</strong> <strong>Twente</strong>.<br />

BREMER, P. (1990). De Beschubde mannetjesvaren (Dryopteris pseudomas) voor het eerst waargenomen<br />

in Overijssel. De Tureluur 10(2): 25 - 27.<br />

BREMER, P. (2001). Nieuwe natuur in Overijssel. Een overzicht van de gerealiseerde natuurontwikkelingsgebieden<br />

1985-2000. Achtergronddocument natuurontwikkeling. Rapport provincie Overijssel.<br />

BREMER, P. (2002). De toename van de Pilvaren (Pilularia globulifera L.) in Overijssel. Gorteria 28: 81 - 88<br />

BREMER, P. (2005a). Is er sprake van inburgering van de Struisvaren (Matteuccia struthiopteris (L.) TOD.)<br />

in Nederland? Gorteria (in druk)<br />

BREMER, P. (2005b). De bijzondere varenflora van een voormalige zeebode m. Natura (in druk).<br />

BREMER, P. & E. JONGEJANS (2006). On population size and demography of Asplenium scolopendrium L.,<br />

especially at the Kuinderbos (in concept)<br />

BREMER, P., & J. KOOPMAN (1994). De verspreiding van Dryopteris pseudomas (WOLLASTON) HOLUB & POUZAR<br />

in Nederland. Gorteria 20: 135 - 139<br />

BREMER, P. M.A.P. HORSTHUIS & P. HENDRIKSMA (2004). Meten is weten! De vergelijking van twee ronden<br />

van het Provinciaal Botanisch Meetnet. Provincie Overijssel. Rapport Provincie Overijssel 2004.1<br />

DYER, A.F. & S. LINDSAY (1992). Soil spore banks of temperate ferns. American Fern Journal 82: 89-122.<br />

ESTEVES, L.M. & A.F. DYER (2003). The vertical distributions of live and dead fern spores in the soil of a<br />

semi-natural woodland in Southeast Scotland and their implications for spore movement in the<br />

formation of soil spore banks. In: S. CHANDRA & M. SRIVASTAVA (Eds.). Pteridology in the New Millenium:<br />

261-282.<br />

HORSTHUIS, M.A.P. (1997). Over een nieuwe groeiplaats van Koprus (Juncus capitatus) in Nederland.<br />

Stratiotes 15: 3 – 15.<br />

HORSTHUIS, M.A.P. (2002). Achter de Voort. In: Plantensociologische Kring Nederland. Excursieverslagen<br />

1999, pag. 9 - 13.<br />

IAWM (2004). Interprovinciale Inventarisatie Eenheden. IAWM, CBS.<br />

SCHAMINÉE, J.H.J., A.H.F. STORTELDER & E.J. WEEDA (1996). De vegetatie van Nederland. Deel 3. Plantengemeenschappen<br />

van graslanden, zomen en droge heiden.<br />

STOLWIJK, P.F. & O.G. ZIJLSTRA (2005). Excursieverslagen FWT-<strong>FLORON</strong> 2004. Hypericum 4: 17 - 18.<br />

Werkgroep Natuurtechniek Rouveen (2005). Natuurontwikkeling in het Staphorsterveld. Rapport DGL,<br />

provincie Overijssel, Staatsbosbeheer, Waterschap Groot Salland.<br />

G<br />

DIEPENHEIM, 21 mei; 8 deelnemers<br />

Excursieverslagen FWT-<strong>FLORON</strong> 2005<br />

Een groep onder leiding van Jan Meutstege begaf<br />

zich naar km-hok 237-469 (Koningshoek) oostelijk<br />

van Diepenheim. Met Jacques ging de andere<br />

groep naar km-hok 233-469 (Hogelaarsblok).<br />

Van km-hok 237-469 waren uit de periode 1989-<br />

2004 slechts 162 soorten bekend, waarvan de<br />

meeste (144) reeds waren genoteerd op de<br />

werkgroepexcursie van 13 mei 1989! In de loop<br />

van de tijd hebben verscheidene waarnemers<br />

daar nog wat losse waarnemingen aan toegevoegd.<br />

Op de excursie van dit jaar zijn 202 soorten<br />

aangestreept. Vele daarvan zijn nieuw (76)<br />

voor dit hok. We geven een kleine selectie:<br />

Tweerijige zegge (Carex disticha), Sterzegge<br />

(Carex echinata), Dicht havikskruid (Hieracium<br />

vulgatum), Gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon),<br />

Echt bitterkruid (Picris hieracioides) en<br />

P.F. Stolwijk & J.W. Bielen<br />

Watermuur (Myosoton aquaticum [syn. Stellaria<br />

aquatica]). Van de soorten die opnieuw werden<br />

aangetroffen zijn Bosanemoon (Anemone nemorosa),<br />

Elzenzegge (Carex elongata), Henge l (Melampyrum<br />

pratense), Jeneverbes (Juniperus communis)<br />

(RL), Zwartblauwe rapunzel (Phyteuma<br />

spicatum subsp. nigrum) (RL) en Slanke sleutelbloem<br />

(Primula elatior) het meest opvallend. In<br />

km-hok 233-469 waren vanaf 1989 reeds 321<br />

soorten aangetroffen. Slechts 25 waarnemingen<br />

daarvan zijn van na 1995. De bestaande gegevens<br />

van dit hok zijn dus al aardig verouderd.<br />

Van de 177 nu aangestreepte soorten bleken er<br />

20 nieuw, eigenlijk allemaal heel gewone soorten.<br />

Opvallend was alleen dat aan de tien reeds bekende<br />

zeggesoorten nog vier werden toegevoegd:<br />

Zompzegge (Carex curta), Tweerijige<br />

zegge, Elzenzegge en Zwarte zegge (C. nigra).<br />

Van de zes hier reeds bekende RL-soorten is


nooit een RL-formulier gemaakt. Helaas vonden<br />

we nu slechts een van deze soorten terug: Kleine<br />

ratelaar (Rhinanthus minor).<br />

DENEKAMP, 18 juni; 17 deelnemers<br />

Bij het natuurmuseum Natura Docet troffen de<br />

deelnemers aan deze excursie elkaar. Ook leden<br />

van de Plantenwerkgroep Denekamp waren aanwezig.<br />

Hier troffen we tot onze verrassing ook<br />

Hans Stoltenkamp, die de werkgroep jaren lang<br />

heeft geleid. Hans heeft de leiding van de werkgroep<br />

aan Jan Knol moeten overdragen wegens<br />

verergering van zijn ziekte. Op deze plaats een<br />

hartelijk dank aan Hans voor de vele jaren d at hij<br />

ons zijn gegevens heeft geleverd. Hans heeft een<br />

deel van de excursie vanuit de rolstoel meegemaakt.<br />

Ter plaatse bezochten we (in km-hok 264-488)<br />

een klein natuurproject, dat een aantal aardige<br />

soorten op leverde, o.a. Ligge nd hertshooi (Hypericum<br />

humifusum) en Borstelbies (Isolepis setacea).<br />

En hoe Weideklokje (Campanula patula)<br />

hier terecht is gekomen, zal wel altijd een raadsel<br />

blijven!<br />

Vervolgens vertrok de stoet naar het meest oostelijk<br />

deel van het Kanaal Almelo-Nordhorn; dit<br />

mooie gebied was in het verleden weliswaar goed<br />

onderzocht, maar de gegevens zijn niet erg recent<br />

meer.<br />

We verdeelden ons in twee groepen, een onder<br />

leiding van Otto naar het westelijk deel van kmhok<br />

267-491 (Grensweg) en naar km-hok 267-<br />

490 (Rodenmors). Pieter deed met de andere<br />

groep het oostelijk deel van km-hok 267-491 en<br />

km-hok 268-491 (Wolfshuizen).<br />

In km-hok 267-491 werden 124 soorten genoteerd,<br />

waarvan 9 die in het verleden niet waren<br />

aangetroffen. Km-hok 267-490 was goed voor<br />

113 soorten, waarvan 5 nieuw. Het laatste traject<br />

tot de grens (km-hok 268-491) leverde 144<br />

streepjes op; 6 soorten waren hier geheel nieuw.<br />

Hieruit blijkt eens te meer dat ook zeer goede<br />

geïnventariseerde hokken nieuwe soorten kunnen<br />

opleveren, bijvoorbeeld twee vondsten van<br />

Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris subsp. vulgaris<br />

[syn. Senecio jacobaea s. str.]), een soort<br />

die zich sinds een paar jaar enorm verbreidt.<br />

Omdat de hokken niet comple et zijn geïnventariseerd<br />

heeft het overigens geen zin te kijken naar<br />

de soorten die niet zijn teruggezien.<br />

Bijzondere of karakteristieke soorten waren: Kalmoes<br />

(Acorus calamus), Slofhak (Anthoxanthum<br />

aristatum) (RL), Blauwe zegge (Carex panicea),<br />

Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata subsp.<br />

maculata) (RL), Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis),<br />

Veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis),<br />

Veenpluis (Eriophorum angustifolium),<br />

Stekelbrem (Genista anglica) (RL), Moeraswederik<br />

(Lysimachia thyrsiflora), Gagel (Myrica gale)<br />

(RL), Kransvederkruid (Myriophyllum verticillatum),<br />

Witte waterlelie (Nymphaea alba), Kleine<br />

bevernel (Pimpinella saxifraga), Mattenbies<br />

-8-<br />

(Schoenoplectus lacustris), Guldenroede (Solidago<br />

virgaurea) (RL), Blauwe knoop (Succisa<br />

pratensis) (RL), Moerasviooltje (Viola palustris).<br />

MARIËNBERG, 9 juli; 18 deelnemers<br />

Op het station van Mariënberg stond een gemêleerd<br />

gezelschap te wachten: leden van de Plantenwerkgroep<br />

Hardenberg, deelnemers uit het<br />

verre Noord-Holland en natuurlijk leden van de<br />

FWT, zoveel dat we besloten ons in drie groepen<br />

te splitsen. Otto Zijlstra ging via km-hok 235-502<br />

(Mariënbe rg-Vechtkanaal) naar km-hok 234-502<br />

(Zwarteweg). Jacques Bielen toog naar de Maat<br />

(km-hok 234-503), een hok aan de Overijsselse<br />

Vecht. Pieter Stolwijk bleef met de Hardenbergers<br />

rond het station in km-hok 235-503 (Marienberg).<br />

Jacques en zijn mensen hadden een prachtig hok<br />

te pakken; uit de periode 1989-2004 waren er al<br />

382 soorten van bekend! Toch waren er onder de<br />

210 aangetroffen soorten maar liefst 23 nieuwe,<br />

waaronder een van de mooiste vondsten: Voorjaarszegge<br />

(Carex caryophyllea) (RL). Ook nieuw<br />

waren Oostenrijkse kers (Rorippa austriaca), Grote<br />

ratelaar (Rhinanthus angustifolius), Blauwe<br />

knoop, Poelruit (Thalictrum flavum). Bekend,<br />

maar de moeite van het vermelden waard: Groot<br />

warkruid (Cuscuta europaea), Kamgras (Cynosurus<br />

cristatus) (RL), Steenanjer (Dianthus deltoides)<br />

(RL), Geel walstro (Galium verum), Kaal<br />

breukkruid (Herniaria glabra), Gevleuge ld helmkruid<br />

(Scrophularia umbrosa), Grote tijm (Thymus<br />

pulegioides) (RL), Vierzadige wikke (Vicia<br />

tetrasperma subsp. tetrasperma), Hondsviooltje<br />

(Viola canina) (RL).<br />

Op weg naar zijn doel noteerde de groep van<br />

Otto in km-hok 235-502 (Mariënberg-Vechtkanaal)<br />

de volgende bijzonderheden: Knikkend<br />

tandzaad (Bidens cernua), Waterscheerling (Cicuta<br />

virosa), Grote pimpernel (Sanguisorba officinalis),<br />

Smalle lisdodde (Typha angustifolia),<br />

Lange ereprijs (Veronica longifolia). Een klein<br />

traject leverde zo toch nog 136 soorten op,<br />

waarvan 38 soorten nieuw. Van het hok waren al<br />

240 soorten bekend.<br />

In het hok Zwarteweg werden 201 soorten genoteerd,<br />

een verdubbeling van het tot nog toe bekende<br />

aantal. De mooiste vondsten waren: Lep eltjesheide<br />

(Andromeda polifolia) (RL), Zandzegge<br />

(Carex arenaria), Kleine zonnedauw (Drosera<br />

intermedia) (RL), Naaldwaterbies, Eenarig wollegras<br />

(Eriophorum vaginatum) (RL), Bosdroogbloem<br />

(Gnaphalium sylvaticum) (RL), Jeneverbes,<br />

Borstelgras (Nardus stricta) (RL), Kleine<br />

bevernel, Rechte ganzerik (Potentilla recta),<br />

Hondsviooltje.<br />

Het gebied rond het station bood weer een ander<br />

spectrum aan soorten, typisch voor een meer<br />

urbaan milieu; behalve wat verwilderde tuinplanten<br />

waren dat o.a. Behaard vingergras (Digitaria<br />

sanguinalis), Steenkruidkers (Lepidium ruderale),<br />

Hertshoornweegbree (Plantago coronopus),


Kruipganzerik (Potentilla anglica), Viltganzerik<br />

(Potentilla argentea), Uitstaande vetmuur (Sagina<br />

micropetala [syn. Sagina ap etala subsp. erecta]),<br />

Wit vetkruid (Sedum album). In een klein<br />

stukje bos stond zowaar nog een verkommerd<br />

exemplaar van Jeneverbes. Er waren uit dit hok<br />

210 soorten bekend. De groep van Pieter zag er<br />

nu 198, waarvan 53 nieuw. Terloops had de<br />

groep van Jacques in dit hok ook nog Lange ereprijs<br />

gezien.<br />

OMMEN, 10 september; 10 deelnemers<br />

Omdat er veel, minder ervaren floristen waren in<br />

de groep en omdat een vrij groot aantal deelnemers<br />

tijdig wilden stoppen, werd besloten gezamenlijk<br />

een interessant terrein te bezoeken.<br />

-9-<br />

Dat werd het Arriër Koeland in km-hok 227-503,<br />

dat met 275 soorten uit de periode 1989-2004<br />

een goed bekeken hok is. Veel tijd werd besteed<br />

aan gezamenlijke determinatie aan de hand van<br />

de flora. Er werden daardoor slechts 134 soorten<br />

gestreept. Toch werden nog nieuwe soorten voor<br />

het hok ontdekt, bijvoorbeeld: Liggend hertshooi,<br />

Waterpostelein (Lythrum portula), Watermuur,<br />

Kleine bevernel, Glanzig fonteinkruid (Potamogeton<br />

lucens), Gevleugeld helmkruid, Beekpunge<br />

(Veronica beccabunga). Aan Rode Lijstsoorten<br />

werden er 9 teruggevonden, o.a. Dubbelloof<br />

(Blechnum spicant), Watera ardbei (Comarum<br />

palustre [syn. Potentilla palustris]), Kamgras,<br />

Steenanjer, Moerasbasterdwederik (Epilobium<br />

palustre), Grote tijm.<br />

Aan de exc ursies nam en deel:<br />

Gerard Benerink, Jacques Bielen, Wytze Boersma, Annie Böhmers, Lies Brookhuis, Jos Bruns, Johan<br />

Damhuis, Gerrit Diepenveen, Carla Duurland, Annie Gosemeijer, Jaap Groot, Tineke Hakkenes, Jan van<br />

Kamer, Gerry Kelder, Bep Knol, Jan Knol, Lies Koster, Rini Kuiper, Jan Maresch, Jan Meutsteg e, Gerrit<br />

Meutstege, Harvey Pearson, Andries van Renssen, Jo Schunselaar, Henk Schurink, Bas Slatman, Peter<br />

Spee, Hans Stoltenkamp, Pieter Stolwijk, Aart Swolfs, Wiebe Tolman, Piet Vogelzang, Gerrit Welgraven,<br />

Otto Zijlstra, Jan Zwienenberg.<br />

G<br />

Een nieuwe editie van Heukels' Flora van Nederland<br />

P.F. Stolwijk<br />

R. van der Me ijden, He ukels< Flora van Nederland. Editie 23. Wolters-Noordhoff. € 49,50. Voor medewerkers<br />

van Floron met kortingbon € 44,50.<br />

In Hypericum 4 kondigde ik aan (STOLWIJK 2005)<br />

dat er naar verwachting in 2006 een nieuwe editie<br />

van de Heukels' zou verschijnen. Het is dan<br />

ook heel verheugend dat de flora, een must voor<br />

elke florist, reeds op 4 november van dit jaar is<br />

uitgekomen.<br />

In dit artikel ga ik kort in op de wijzigingen die<br />

voor Twentse floristen het meest van belang zijn.<br />

Indeling<br />

Tot nog toe werd het plantenrijk voornamelijk<br />

ingedee ld op grond van uiterlijke (morfologische)<br />

kenmerken. Dat heeft o.a. geleid tot de vertrouwde<br />

splitsing in Naaktzadigen en Bedektzadigen)<br />

en deze weer in Een- en Tweezaadlobbigen,<br />

waarbij in moderne flora's de eerste na de<br />

tweede kwamen.<br />

Nieuwe inzichten, verworven door onderzoek op<br />

moleculaire schaal (DNA) hebben dit beeld echter<br />

grondig verstoord. De nieuwe flora begint weliswaar<br />

zoals steeds met de Vaatsporenplanten,<br />

maar daarbinnen is de indeling gewijzigd. Zo<br />

staat bijvoorbeeld de Addertongfamilie (Ophioglossaceae)<br />

nu voor de Paardenstaartfamilie<br />

(Equisetaceae), die meer verwant blijkt met de<br />

varens dan met bijvoorbeeld de Wolfsklauwfamilie<br />

(Lycopodiaceae). Vervolgens komen de Naaktzadigen<br />

(Coniferen). Dan verschijnt er een nieuwe<br />

groep, de Oerbedektzadigen, waartoe Waterlelie<br />

(Nymphaea) en Gele Plomp (Nuphar) behoren.<br />

Daarna komen de Bedektzadigen. Hiertoe<br />

behoren allereerst de Eenzaadlobbigen; na een<br />


ijvoorbeeld de Leliefamilie (Liliaceae); weer andere<br />

zijn juist weer samengevoegd, zoals de<br />

Ganzenvoe tfamilie (Chenopodiaceae), die opgaat<br />

in de Amarantenfamilie (Amaranthaceae).<br />

Voor de florist betekent dit echter alleen maar<br />

dat sommige geslachten op een andere dan de<br />

vertrouwde plaats in de flora staan, zonder dat<br />

de naam verandert.<br />

Veranderde namen<br />

Wetenschappelijke namen moeten soms gewijzigd<br />

worden vanwege de prioriteitsregel, die zegt<br />

dat de oudst geldig gepubliceerde naam de juiste<br />

is. Wijzigingen om deze reden betreffen in deze<br />

editie veelal de terugkeer naar in eerdere druk-<br />

Tabel 5. Nieuwe namen (selectie)<br />

-10-<br />

ken gebruikte namen.<br />

Als echter uit onderzoek naar de verwantschap<br />

blijkt dat soorten in een ander geslacht moeten<br />

worden geplaatst, dan verandert de wetenschappelijke<br />

naam eveneens. Dat verschijnsel doet<br />

zich steeds in nieuwe edities van flora's voor,<br />

maar is ditmaal sterker dan gebruikelijk. Met<br />

name de Orchideeënfamilie (Orchidaceae) is behoorlijk<br />

overhoop gehaald. Voor <strong>Twente</strong> blijft dit<br />

echter beperkt tot een andere naam voor Grote<br />

keverorchis (Listera ovata); deze wordt in dezelfde<br />

familie geplaatst als Vogelnestje (Neottia<br />

nidus-avis) en gaat derhalve Neottia ovata heten.<br />

Ik geef hier een lijst van de voor een Twents florist<br />

voornaamste wijzigingen.<br />

Nieuwe naam Oude naam Nederlandse naam<br />

Aphanes australis Apha nes in expec tata Kleine leeuwenklauw<br />

Baldellia ranunculoides subsp . ranunculoides Echinodorus ranunculoides Stijve moerasweegbree<br />

Berberis aquifolium Mahonia aquifolium Mahonie<br />

Callitriche brutia Call itrich e ham ulata Haaksterrenkroos<br />

Centunculus minimus Anagallis minima Dwergbloem<br />

Comarum palustre Potentilla palustris Wateraardbei<br />

Convolvulus sepium Calystegia sepium Haagwinde<br />

Ficaria verna subsp. verna Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Gewoon speenkruid<br />

Glebionis segetum Chrysanthemum segetum Gele ganzenbloem<br />

Hypericum maculatum subsp. obtusiusculum Hypericum dubium Kantig hertshooi<br />

Jacobaea aquatica Senecio aquatica Waterkruiskruid<br />

Jacobaea vulgaris Senecio vulgaris Jakobskruiskruid<br />

Lamiastrum galeobdolon subsp. argentatum Lamiastrum galeobdolon cv. 'Florentinum' Bonte gele dovenetel<br />

Matricaria chamomilla Matrica ria recu tita Echte kamille<br />

Montia mino r Montia fontana subsp. chondrosperma Klein bronkruid<br />

Myosoton aquaticum Stellaria aquatica Watermuur<br />

Oenothera glazioviana Oenothera erythrosepala Grote teunisbloem<br />

Oxalis stricta Oxalis fontana Stijve klaverzuring<br />

Platanthera montana Platanthera chlorantha Bergnachtorchis<br />

Potentilla tabernaemontani Potentilla verna Voorjaarsganzerik<br />

Nasturtium microphyllum Rorippa microph ylla Slanke waterkers<br />

Sagina micropetala Sagina apetala (subsp. micropetala) Uitstaande vetmuur<br />

Sanguisorba min or subsp. balearica Sanguisorba minor subsp. polygaqma Moespimpernel<br />

Scleranthus annuus subsp. annuus Scleranthus annuus Eenjarige hardbloem<br />

Sedum rupestre Sedum reflexum Tripmadam<br />

Silene flos-cuculi Lychnis flos-cuculi Echte koekoeksbloem<br />

Vaccinium macrocarpon Oxycoccus macrocarpos Cranberry<br />

Vaccinium oxy coccos Oxycoccus palustris Kleine veenbes<br />

Tabel 6. Samengevoegde taxa<br />

Nieuwe naam Oude namen oude Nederlandse namen Nederlandse naam<br />

Callitriche brutia Calli triche b rutia + C. ham ulata Gesteeld sterrenkroo s + Ha aksterrenkroos<br />

Erodium cicutarium Erodium cicutarium subsp. cicutarium +<br />

subsp. dunense<br />

Juncus alpinoarticulatus Juncus al pinoarti culatus su bsp. alp inoarticulatus<br />

+ subsp. atricapillus<br />

Sparganium erectum Sparganium erectum subsp. erectum +<br />

subsp. neglectum<br />

Tabel 7. Gesplitste taxa<br />

Haaksterrenkroos<br />

Gewone reigersbek + Duinreigersbek Reigersbek<br />

Alpenrus + Duinrus Rechte rus<br />

Grote egelskop + Blonde egelskop Grote egelskop<br />

Oude naam Nieuwe naam Nederlandse naam Opmerking<br />

Epipactis helleborine Epipactis helleborine subsp. helleborine Brede wespenorchis<br />

Epipactis helleborine subsp. neerlandica Duinwespenorchis niet in Twe nte<br />

Senecio jacobaea Jacobaea vulgaris subsp. dunensis Duinkruiskruid in <strong>Twente</strong>?<br />

Jacobaea vulgaris subsp. vulgaris Jakobskruiskruid<br />

Myosotis scorpioides Myosotis scorpioides su bsp. nemorosa Weid evergeet-m ij-nietje in <strong>Twente</strong>?<br />

Myosotis scorpioides subsp. scorpioides Moerasv ergeet-m ij-nietje


Al deze wijzigingen hebben in principe geen gevolgen<br />

voor de Nederlandse naam, een voordeel<br />

voor degenen die Nederlandse namen gebruiken!<br />

Een klein aantal Ne derlands e namen is echter wel<br />

Tabel 8. Nieuwe Nederlandse namen<br />

Nieuwe naam Oude naam<br />

Lork Larix<br />

Cranberry Grote veenbes<br />

Europese hanenpoot Hanenpoot<br />

Kleine tijm Wild e tijm<br />

Nieuwe soorten<br />

Een belangrijk deel van de nieuw opgenomen<br />

soorten betreft ingeburgerde adventieven en<br />

Tabel 9. Nieuwe soorten (selectie)<br />

-11-<br />

gewijzigd, deels al bij de invoering van de nieuwe<br />

Standaardlijst (STOLWIJK 2005). De belangrijkste<br />

overige wijzigingen noe m ik hier.<br />

sierplanten. De publicatie van Stadsplanten (DEN-<br />

TERS 2004) heeft hiertoe een belangrijke aanzet<br />

gegeven.<br />

Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Opmerking Al in <strong>Twente</strong>?<br />

Alcea rosea Stokroos ingeburgerde sierplant nee<br />

Campanula carpatica Karpatenk lokje ingeburgerde sierplant ja<br />

Campanula portenschlagiana Dalm atiëklok je ingeburgerde sierplant nee<br />

Campanula poscharskyana Kruipkl okje ingeburgerde sierplant ja<br />

Conyza sumatrensis Hoge fijnstraal ingeburgerd adventief ja<br />

Echin ochlo a muri cata Stekelige hanenpoot ingeburgerd adventief ja<br />

Gyps ophi la pan icula ta Pluimgipskruid ingeburgerde sierplant ja<br />

Impatiens balfourii Tweekleurig springzaad ingeburgerde sierplant ja<br />

Ludw igia gran diflora Waterteunisbloem ingeburgerde sierplant ja<br />

Meconopsis cam brica Schijnpapaver ingeburgerde sierplant ja<br />

Melissa officinalis Citroenmelisse ingeburgerde sierplant nee<br />

Oenothera deflexa Zandteunisbloem ?<br />

Pachysandra terminalis Dikkemanskruid ingeburgerde sierplant ja<br />

Panicum schinzii Zuid-Afrikaanse gierst ingeburgerd adventief ja<br />

Papaver orientale Reuzenklaproos ingeburgerde sierplant ja<br />

Sanguisorba min or subsp. balearica Moespimpernel ingeburgerde sierplant ja<br />

Sedum sarmentosum Driebladvetkruid ingeburgerde sierplant ja<br />

Setaria fabe ri Chinese naaldaar ingeburgerd adventief ja<br />

Silene coronaria Prikneus ingeburgerde sierplant ja<br />

Solanum sarachoides Kleverige nachtschade ingeburgerd adventief ja<br />

Soleirolia soleirolii Slaapkamergeluk ingeburgerde sierplant nee<br />

Tellim a grandifl ora Franjekelk ingeburgerde sierplant ja<br />

Verbena bonariensis Stijf ijzerhard ingeburgerde sierplant ja<br />

Overige gevolgen<br />

Een en ander zal natuurlijk resulteren in een<br />

nieuwe streeplijst; deze moet voor het komende<br />

veldseizoen klaar zijn. Zodra de lijst beschikbaar<br />

is, zal deze op onze website gepubliceerd wor-<br />

Literatuur<br />

den.<br />

De nieuwe namen worden vanaf dit nummer van<br />

Hypericum gebruikt; indien relevant komt de<br />

oude naam er als synoniem achter.<br />

DENTERS, T. (2004). Stadsplanten. Veldgids voor de stad.<br />

PELSER, P. (2003). De ontmanteling van de Helmkruidfamilie (Scrophulariaceae). Gorteria 29: 117.<br />

STOLWIJK, P.F. (2005). De Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003. Hypericum 4: 8.<br />

G


Publicaties over wilde planten in <strong>Twente</strong><br />

J.W. Bielen & P.F. Stolwijk<br />

ABBINK-MEIJERINK, CORRY G. (2004). Dinkelland. Deelobjekt "Stroothuizen". OBN Monitoring 2001-2003.<br />

Verslag van een minutieus uitgevoerde inventarisatie. Met een overzicht van waargenomen vaatplanten<br />

en blad- en levermossen van de Rode Lijst, 92 kaarten van gekarteerde soorten en soortenlijsten van 50<br />

permanente kwadraten.<br />

BOEDELTJE, GER (2005). The role of dispersal, propagule banks and abiotic conditions in the establishment<br />

of aquatic vegetation. Thesis.<br />

In dit proefschrift heeft de auteur de factoren die een rol spelen bij de vestiging van waterplanten<br />

onderzocht. Hiertoe heeft hij zee r omvangrijk veldwerk verricht, waarbij uit het <strong>Twente</strong>kanaal en<br />

aanvoerende beken zaden en plantendelen verzameld zijn om de levensvatbaarheid ervan te testen.<br />

BOERSMA, WYTZE (Eindredactie). (2005). Bentelerheide (Bentelerhaar) 2000-2003 - een veldbiologisch<br />

project van de KNNV afd. Hengelo-Oldenzaal.<br />

Verslag van een uitgebreide inventarisatie door de KNNV afdeling Hengelo-Oldenzaal. Het betreft niet<br />

alleen de flora bestaande uit hogere planten, mossen en paddestoelen maar ook een deel van de fauna<br />

met vogels, vlinders, libellen en incidentele waarnemingen van andere organismen. De inventarisatie van<br />

de hogere planten ziet er goed uit. De verzamelde gegevens zijn via streeplijsten en RL-formulieren ook<br />

aan FWT-<strong>FLORON</strong> doorgegeven.<br />

HOOPEN, J. TEN (2006). De Bergvennen en het beheer van bijzondere natuurwaarden. Jaarboek <strong>Twente</strong><br />

2006.<br />

Boeiend artikel over de historie van het beheer van de Bergvennen en het Brecklenkampseveld.<br />

RUITER, H. (2005). Stroomdalflora in het dal van de Overijsselse Vecht, hoelang nog? De Levende Natuur<br />

106 (4): 162-165.<br />

De auteur vreest dat door de onnadenkende inzet van "grote grazers" de populaties van de karakteristieke<br />

stroomdalsoorten zullen verdwijnen. Dat geldt met name ook voor de Bergnachtorchis (Platanthera<br />

montana [syn. Platanthera chlorantha]), een BSP-soort waar o.a. in 2004 te vergeefs naar is gezocht. De<br />

schrijver onderzoekt het terrein al 25 jaar en heeft in die periode diverse bijzondere soorten verloren zien<br />

gaan. Door die ervaring en de aan de literatuur ontleende gegevens omtrent het vroegere gebruik, komt<br />

hij tot een aantal goed gefundeerde beheersadviezen. Onze conclusie na lezing van het artikel is:<br />

begrazing is slechts één component van een goed beheer.<br />

WEEDA, E.J., J.H.J. SCHAMINÉE & L. VAN DUUREN (2005). Atlas van plantengemeenschappen in Nederland.<br />

Deel 4. Bossen, struwelen en ruigten.<br />

Het laatste deel van een uitmuntende serie. He el veel kennis verzameld met veldwe rk en uit literatuur is<br />

hier samengebald en toch helder weergegeven. De auteurs volstaan niet met uitsluitend een beschrijving<br />

van de behandelde vegetatietypen en hun voorkomen in Nederland, maar geven tevens veel informatie<br />

over hun ontstaanswijze en de voorwaarden voor hun voortbestaan. Voor sommige lezers zal het gebruik<br />

van Nederlandse namen voor plantengemeenschappen en plantensoorten de leesbaarheid verhogen.<br />

Terecht zijn wel steeds de wetenschappelijke namen er tussen haakjes bij vermeld.<br />

Het lijkt ons dat de eerste auteur heel veel van zijn in <strong>Twente</strong> opgedane kennis in het vierde deel heeft<br />

verwerkt. Vanwege de beheersadviezen is deze serie, en vooral ook dit deel, zeer aan te bevelen bij de<br />

beheerders van onze Twentse natuurgebieden. De volg ende zinsneden troffen mij bijzonder:<br />

"Dennenbossen bieden kansen voor geleidelijke, spontane ontwikkeling van nieuw Quercetea-bos<br />

(Eikenbos): onder een scherm van Dennen verjongen de loofbomen zich goed." en deze: "Struwelen en<br />

bossen op de oudere gronden verdienen (daarentegen) begeleiding door beheersingrepen, omd at zij in<br />

de 20 e eeuw sterk aan kwaliteit hebben ingeboet en een belangrijk deel van hun kenmerkende soorten<br />

dreigen te verliezen." Ook de gewone florist zal deze boeken met veel vrucht kunnen raadplegen om zijn<br />

adviezen te kunnen onderbouwen.<br />

ZWIENENBERG, J.H. (2005). Deens lepelblad (Cochlearia danica L.) en Hertshoornweegbree (Plantago<br />

coronopus L.) in de gemeente Hengelo in 2004. Onder de Loep, maart 2005: 6-9.<br />

Een leuk artikel met een recent overzicht van vondsten van enige bermhalofyten. De titel verraadt niet<br />

dat de auteur dankzij zijn gerichte onderzoek o.a. Zeeweegbree (Plantago maritima) vond in 2004, de<br />

eerste waarneming van deze soort in <strong>Twente</strong>.<br />

G<br />

-12-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!