13.09.2013 Views

Neerpelt - wulp - Provincie Limburg

Neerpelt - wulp - Provincie Limburg

Neerpelt - wulp - Provincie Limburg

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ACTIEPLAN WULP<br />

Gemeente <strong>Neerpelt</strong>


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

SAMENVATTING<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

5


Samenvatting<br />

<strong>Limburg</strong>se soorten … een voorbeeldproject voor natuur in Europa<br />

<strong>Limburg</strong> is bekend om haar "groene" imago. Niet onterecht. Meer dan veertig procent van de<br />

oppervlakte Vlaamse natuur ligt in <strong>Limburg</strong>. Meer dan negentig procent van de in Vlaanderen<br />

aanwezige dieren en planten, vind je ook in <strong>Limburg</strong>. Meer nog: heel wat zeldzame en bedreigde<br />

plant- en diersoorten komen uitsluitend in <strong>Limburg</strong> voor. En deze biodiversiteit is heel belangrijk.<br />

Wereldwijd levert ze de mensen heel wat op: een goede leefomgeving, gezond voedsel, drinkbaar<br />

water, een veilige thuishaven, controle en bestrijding van ziektes, enz.<br />

Deze natuurlijke rijkdom verdwijnt, niet alleen in ver afgelegen regenwouden, maar ook bij ons.<br />

Beleidsmakers realiseerden zich dan ook dat er nood was aan concrete acties om deze achteruitgang<br />

te stoppen. Dit mondde uit in het “Countdown 2010-initiatief”, een Europese oproep om de handen<br />

in elkaar te slaan om het verlies aan biodiversiteit te stoppen. Iedereen wordt gevraagd om hieraan<br />

mee te werken. Al heel wat jaren wordt er in de provincie <strong>Limburg</strong> pionierswerk geleverd door mensen<br />

met een hart voor natuur en die traditie zetten we voort.<br />

Om zeldzame en bedreigde soorten nieuwe kansen te geven sloegen het provinciebestuur van<br />

<strong>Limburg</strong> en de <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen de handen in elkaar en lanceerden ze met de<br />

financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) een uniek project:<br />

“Gemeenten adopteren <strong>Limburg</strong>se soorten”.<br />

Alle vierenveertig <strong>Limburg</strong>se gemeenten adopteerden elk een typisch <strong>Limburg</strong>se soort. Voor deze<br />

soort gaan ze de komende jaren extra zorg dragen. Het voorliggende gemeentelijk actieplan, dat het<br />

projectbureau samen met de gemeente geschreven heeft, is hiervan de start. Terreinacties zijn de spil<br />

waarrond alles draait, maar het project gaat verder. Ook communicatie, sensibilisatie en educatie<br />

krijgen hun plaats. Bij al deze activiteiten worden zoveel mogelijk mensen binnen de gemeente<br />

betrokken.<br />

Zo wordt de bescherming van de typische soort een zaak van iedereen.<br />

7


<strong>Neerpelt</strong> adopteert de <strong>wulp</strong><br />

Met de <strong>wulp</strong> heeft de gemeente <strong>Neerpelt</strong> een mascottesoort geadopteerd voor het typische<br />

historische landschap in en rond de gemeente. De <strong>wulp</strong> is immers een weidevogel, maar hij maakt zijn<br />

nest ook op vochtige heide. Voor zijn voedsel zoekt hij natte graslanden op. Ook communicatief is<br />

deze soort een geschikte mascotte. De koppeling met het Bezoekerscentrum De Wulp ligt uiteraard<br />

voor de hand. De <strong>wulp</strong> kan ook een belangrijke brugfunctie vervullen tussen natuur en landbouw. Voor<br />

de bescherming van de vogel zullen deze partijen zeker moeten samenwerken.<br />

Momenteel komen nog een viertal koppels <strong>wulp</strong> tot broeden in de gemeente. Wulpen zijn erg<br />

plaatstrouwe vogels en komen vaak jaren na elkaar op dezelfde plaats hun nesten maken. Maar<br />

nesten maken betekent nog niet dat er jongen groot komen. Allerhande ‘gevaren’ loeren om de hoek:<br />

vertrappeling door koeien bij een hoge veebezetting, verloren gaan van de nesten met eieren of<br />

jongen bij het maaien of bewerken van het perceel, verstoring door recreatie, enz.<br />

Een eerste belangrijk aandachtspunt is dan ook het beschermen en behouden van de huidige<br />

broedparen. Maatregelen zoals nestbescherming, aangepaste maaitijdstippen, aangepaste teeltkeuze<br />

of uitrasteren van broedplaatsen zijn hiervan voorbeelden. Landbouwers zijn hierbij een essentiële<br />

partner. Aangezien deze maatregelen vaak opbrengstverlies kunnen betekenen voor landbouwers is<br />

een aangepaste vergoeding hiervoor nodig. VLM voorziet vergoedingen via beheersovereenkomsten<br />

in afgebakende weidevogelgebieden. In <strong>Neerpelt</strong> zijn nog geen weidevogelgebieden afgebakend. Een<br />

voorstel voor afbakening van deze gebieden waarbinnen landbouwers vergoedingen kunnen krijgen<br />

voor maatregelen voor weidevogels zal ingediend worden.<br />

Communicatief zal de <strong>wulp</strong> een belangrijke mascottefunctie krijgen in de gemeente. Hij zal de brug<br />

vormen tussen landbouw en natuur. Via allerhande activiteiten brengt de <strong>wulp</strong> landbouwers en<br />

natuurbeschermers dichter bij elkaar. Een cursus ‘moderne landbouwbedrijfsvoering’ voor<br />

natuurbeschermers en ‘natuurbeheer’ voor landbouwers is hiervan een voorbeeld. Ook in de<br />

communicatie rond wandelgebieden, recreatie en trage wegen kan de <strong>wulp</strong> een belangrijke rol spelen.<br />

De <strong>wulp</strong> is een vrij verstoringgevoelige soort, voldoende rust is erg belangrijk. Communicatie rond<br />

toegankelijkheid van paden en wegen naar bezoekers en buurtbewoners toe is dan ook essentieel.<br />

Tenslotte is monitoring een essentieel onderdeel van dit project. We willen immers nagaan of de<br />

doelstelling ‘het stoppen van de achteruitgang van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>’ behaald wordt tegen 2010.<br />

Hiervoor is het nodig de aantallen grondig op te volgen met een gestandaardiseerde telmethode.<br />

Bovendien laat een goede opvolging ook toe de efficiëntie van de genomen maatregelen te testen en<br />

bij te sturen wanneer dit nodig blijkt.<br />

8


INHOUDSTAFEL<br />

Samenvatting............................................................................................................................................................7<br />

Gebruikte afkortingen .............................................................................................................................................11<br />

1 Algemene inleiding ..............................................................................................................................................15<br />

1.1 Kader........................................................................................................................................................15<br />

1.2 Het probleem ............................................................................................................................................15<br />

1.3 Het internationale antwoord: “Het verdrag inzake het behoud van de biodiversiteit” ................................16<br />

1.4 Europese verdragen en initiatieven ..........................................................................................................18<br />

1.5 België en Vlaanderen ...............................................................................................................................19<br />

1.6 <strong>Limburg</strong>.....................................................................................................................................................20<br />

1.7 <strong>Limburg</strong>se soorten....................................................................................................................................21<br />

1.8 Het project ................................................................................................................................................21<br />

2 Wulp ....................................................................................................................................................................27<br />

2.1 Motivatie voor de soortkeuze....................................................................................................................27<br />

2.2 Beschrijving van de soort..........................................................................................................................27<br />

3 Toestand in de gemeente....................................................................................................................................36<br />

3.1 Situering van de gemeente.......................................................................................................................36<br />

4 Concrete doelstellingen .......................................................................................................................................43<br />

4.1 Acties........................................................................................................................................................43<br />

4.2 Communicatie/sensibilisatie/educatie.......................................................................................................43<br />

4.3 Monitoring.................................................................................................................................................43<br />

5 Acties...................................................................................................................................................................47<br />

5.1 Terreinacties.............................................................................................................................................47<br />

5.2 Administratieve acties...............................................................................................................................64<br />

6 Communicatie......................................................................................................................................................67<br />

6.1 Provinciale communicatie .........................................................................................................................67<br />

6.2 Regionale communicatie ..........................................................................................................................71<br />

6.3 Gemeentelijke communicatie....................................................................................................................74<br />

7 Monitoring en beheersevaluatie...........................................................................................................................83<br />

7.1 Inventariseren van de inspanningen.........................................................................................................83<br />

7.2 Monitoring van de soort ............................................................................................................................84<br />

7.3 Taakverdeling ...........................................................................................................................................87<br />

8 Verdere acties .....................................................................................................................................................93<br />

Literatuurlijst ...........................................................................................................................................................97<br />

Bijlagen.................................................................................................................................................................101<br />

Bijlage 1: gemeentelijke soortentabel van de gemeente <strong>Neerpelt</strong>................................................................101<br />

Bijlage 2: overzicht van de soorten die in de verschillende <strong>Limburg</strong>se gemeenten geadopteerd werden ....103<br />

Bijlage 3: lijst met contactpersonen ..............................................................................................................105<br />

Bijlage 4: basistekst communicatie...............................................................................................................107<br />

9


Gebruikte afkortingen<br />

ANB Agentschap voor Natuur en Bos<br />

ARO Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed<br />

BO Beheersovereenkomst<br />

BS Belgisch Staatsblad<br />

Cel NTMB Cel Natuurtechnische Milieubouw<br />

CITES Convention on the International Trade of Endangered Species<br />

EFRO Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling<br />

EU Europese Gemeenschap<br />

GALS Gemeenten Adopteren <strong>Limburg</strong>se Soorten<br />

GLE Grote Landschappelijke Eenheid<br />

GST Gemeentelijke Soortentabel<br />

GVE Groot Vee Eenheden<br />

IKL Instandhouding Kleine Landschapselementen in <strong>Limburg</strong><br />

INBO Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek<br />

IUCN International Union for the Conservation of Nature<br />

KB Koninklijk Besluit<br />

KBS Koning Boudewijn Stichting<br />

KHK Katholieke Hogeschool van de Kempen<br />

KHLim Katholieke Hogeschool <strong>Limburg</strong><br />

KLE Kleine Landschapselementen<br />

KMO Kleine en Middelgrote Ondernemingen<br />

LIKONA <strong>Limburg</strong>se Koepel voor Natuurstudie<br />

LIM <strong>Limburg</strong>se Intercommunale voor milieubeheer<br />

LISRO <strong>Limburg</strong>s Steunpunt voor Rurale Ontwikkeling<br />

MBP Milieubeleidsplan<br />

MKZ Mond- en klauwzeer<br />

MOS Milieuzorg Op School<br />

NME Natuur- en Milieueducatie<br />

OCMW Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn<br />

PDPO Project voor Duurzame Plattelands Ontwikkeling<br />

PHL Provinciale Hogeschool <strong>Limburg</strong><br />

PNC Provinciaal Natuurcentrum<br />

PVL Proef- en vormingsinstituut voor de landbouw<br />

RLH Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren vzw<br />

RLKM Regionaal Landschap Kempen en Maasland vzw<br />

RLLK Regionaal Landschap Lage Kempen vzw<br />

VEN Vlaams Ecologisch Netwerk<br />

VLM Vlaamse Landmaatschappij<br />

WBE Wildbeheereenheid<br />

WHC UNESCO World Heritage Convention<br />

WHC UNESCO World Heritage Convention<br />

XIOS Hogeschool eXpertisecentrum voor Industrie, Onderwijs en Samenleving<br />

11


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

1 Algemene inleiding<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

13


1 Algemene inleiding<br />

1.1 Kader<br />

De provincie <strong>Limburg</strong> kan een mooi biodiversiteitrapport voorleggen. De provincie is immers de<br />

hoedster van heel wat bijzondere soorten die vaak opvallend minder in de andere Vlaamse provincies<br />

voorkomen. Echte <strong>Limburg</strong>se soorten dus die we samen met hun leefgebied willen behouden en<br />

waar mogelijk versterken.<br />

Het provinciebestuur en de regionale landschappen sloegen dan ook de handen in elkaar en<br />

lanceerden - met de financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) -<br />

eind 2005 het project “Gemeenten Adopteren <strong>Limburg</strong>se Soorten (GALS)”.<br />

Een wel heel bijzonder project waarbij we een sterk merk (de <strong>Limburg</strong>se soorten) via een eenvoudig<br />

concept (“adoptie”) in de kijker zetten. Elke gemeente in <strong>Limburg</strong> werd gevraagd een voor haar streek<br />

typische plant- of diersoort te adopteren, een soort die bijna uitsluitend in die gemeente voorkomt of<br />

die de ambassadeur is voor het typische landschap van de gemeente. Soorten die het karakter van de<br />

gemeente onderlijnen en waarvoor de gemeente een bijzondere inspanning wil doen. Een schot in de<br />

roos zoals bleek, want in juni 2006 had elk van de vierenveertig <strong>Limburg</strong>se gemeenten “haar” soort<br />

geadopteerd.<br />

Gemeenten willen zich inzetten voor hun natuur. Ze willen dat ook liefst samen met andere mensen<br />

doen. Het actieplan, dat je nu in handen hebt, is dan ook het resultaat van heel wat overleg met de<br />

gemeenten, natuurbeheerders, boeren, industriëlen, onderwijzers, jagers, jongeren, de regionale<br />

landschappen, de provincie en het Vlaamse gewest. Al deze mensen werkten samen met ons een<br />

aantal concrete acties uit die de geadopteerde soort ten goede komt. Ook die benadering is uniek.<br />

Samenwerken werkt!<br />

Natuurbehoud betekent niet enkel dat je de mensen met elkaar in contact brengt, het betekent ook dat<br />

je ze terug in contact brengt met de natuur. Dat is belangrijk want we vergeten vaak dat wij nog altijd<br />

een deel van die natuur zijn. Net als andere soorten hebben we de natuur nodig om te overleven. Wij<br />

beïnvloeden onze omgeving net zoals andere soorten, maar dat hoeft niet altijd een probleem te zijn.<br />

Eigenlijk is dit plan dus een handleiding waarmee je zelf aan de slag kan. Wat kan jij als gemeente, of<br />

als inwoner doen voor je <strong>Limburg</strong>se soort? Geen grote woorden, maar daden. Of toch nog één groot<br />

woord: “Countdown 2010”, een Europese oproep aan iedereen om de handen in elkaar te slaan om<br />

de achteruitgang van planten en dieren te helpen stoppen.<br />

1.2 Het probleem<br />

Dat soorten verdwijnen is normaal. Dat zeer veel soorten in korte tijd verdwijnen is niet normaal. Dat is<br />

nochtans wat er op dit moment gebeurt. Wetenschappers spreken zelfs van een “zesde extinctiegolf”.<br />

Wereldwijd wordt ongeveer twintig procent van de gewervelde, vijftig procent van de ongewervelde<br />

dieren en zeventig procent van de planten bedreigd.<br />

15


Het probleem stelt zich ook in Vlaanderen. Ongeveer zeven procent van de Vlaamse soorten is in<br />

minder dan vijftig jaar tijd verdwenen. Dertig procent wordt als ‘kwetsbaar’ of ‘met uitsterven bedreigd’<br />

geklasseerd (Peeters, 2003, 2004). De Bruyn et al. (2003) spreken zelfs van dertig tot vijftig procent<br />

bedreigde soorten.<br />

In <strong>Limburg</strong> gaat het weliswaar iets beter met de natuur, maar ook hier verdwijnen soorten. Denken we<br />

maar aan de vuursalamander, de ortolaan, het korhoen of de herfstschroeforchis. De achteruitgang<br />

van de veldleeuwerik of grauwe gors is alarmerend en soorten zoals de knoflookpad, de hamster en<br />

de rosse sprinkhaan zijn met uitsterven bedreigd.<br />

De belangrijkste oorzaken van deze achteruitgang zijn gekend. Vernieling van leefgebied en<br />

versnippering, als gevolg van onze bouwwoede (huizen, industrie, infrastructuur, ontginning gronden<br />

voor landbouw), vervuiling, een ongewenst maar vaak aanwezig bijproduct van onze<br />

welvaartmaatschappij, verzuring en klimaatswijziging door de uitstoot van gassen uit o.a.<br />

huisverwarming, auto’s en industrie bedreigen onze natuur. Ook overexploitatie van natuurlijke<br />

hulpbronnen en (ongewilde) introductie van invasieve soorten kunnen onze fauna en flora bedreigen.<br />

We kunnen het tij nochtans keren en daar zijn geen onmenselijke inspanningen voor nodig.<br />

1.3 Het internationale antwoord: “Het verdrag inzake het behoud van de biodiversiteit”<br />

Vanaf de jaren zeventig zagen heel wat internationale verdragen het daglicht. Die verdragen zijn de<br />

basis van ons natuurbehoud. Ze plaatsten natuurbehoud stevig op de politieke agenda. Landen die<br />

dergelijke verdragen ondertekenen, verplichten zich er immers toe de gemaakte afspraken in hun<br />

eigen nationale wetgeving te verankeren. In tabel 1.1 geven we een overzicht van de belangrijkste<br />

internationale verdragen die met het behoud van soorten en/of hun leefgebieden te maken hebben.<br />

Jaar Document Doel<br />

1971 RAMSAR verdrag Het behoud van waterrijke gebieden<br />

(www.ramsar.org/)<br />

1972 Convention Concerning the Protection of the<br />

World Cultural and Natural Heritage (WHC)<br />

1973 Convention on the international trade of<br />

endangered species of fauna en flora<br />

(CITES)<br />

Beschermen en bewaren voor de komende generaties van natuurlijke en<br />

culturele rijkdommen van wereldbelang<br />

(http://whc.unesco.org/world_he.htm)<br />

Bepalen van de voorwaarden waaronder bepaalde bedreigde planten en<br />

dieren (niet) verhandeld mogen worden<br />

(www.cites.org/)<br />

1980 The world conservation strategy Behoud van essentiële ecologische processen, genetische diversiteit en<br />

aanzet tot duurzaam gebruik<br />

1987 Het Brundtland Rapport (“Our common<br />

future”)<br />

1992 Het verdrag inzake het behoud van de<br />

biodiversiteit<br />

Behoud via duurzaam gebruik. Ontwikkeling en natuurbehoud zijn<br />

onlosmakelijk met elkaar verbonden (vb. armoede is de grootste oorzaak<br />

van verlies aan biodiversiteit)<br />

Behoud van de biodiversiteit (www.biodiv.org)<br />

Tabel 1.1 De belangrijkste verdragen die voor het behoud van de biodiversiteit belangrijk zijn.<br />

Het belangrijkste internationale verdrag voor het natuurbehoud is ongetwijfeld “Het verdrag inzake<br />

het behoud van de biodiversiteit” dat één van de uitkomsten was van de “UN Conference on<br />

Environment and Development” georganiseerd in Rio in 1992. In dit verdrag staan twee begrippen<br />

centraal: “behoud van de biodiversiteit” en “duurzaam gebruik”.<br />

16


Biodiversiteit<br />

Het woord biodiversiteit rolt niet eenvoudig van de tong. In “Het verdrag inzake het behoud van de<br />

biologische diversiteit” wordt het als volgt gedefinieerd (Art. 2):<br />

de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere,<br />

terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij<br />

deel uitmaken, dit omvat mede de diversiteit tussen soorten, binnen soorten en van<br />

ecosystemen.<br />

Variatie dus: tussen soorten (a), binnen soorten (b) en van ecosystemen (c).<br />

a. Hoe meer planten- en diersoorten je in een gebied aantreft, hoe hoger de biodiversiteit. Maar er is<br />

meer.<br />

b. Hoewel we allemaal tot dezelfde soort behoren, lijken we zelden als twee druppels water op elkaar.<br />

We zijn geen identieke kopieën, omdat we verschillend erfelijk materiaal hebben. Hoe meer van die<br />

erfelijke varianten je in een groep planten, dieren of mensen hebt, hoe hoger de biodiversiteit.<br />

c. Planten en dieren (biotische factoren), bodem, water, lucht (abiotische kenmerken) en de<br />

wisselwerking tussen al die componenten vormen samen ecosystemen. Het geheel is echter veel<br />

meer dan de som van de delen. Planten en dieren passen het milieu immers aan hun noden aan.<br />

Denk aan bevers die met hun dammen compleet nieuwe ecosystemen creëren. De omgeving<br />

beïnvloedt op haar beurt de planten en dieren. Een dikke pels in koude streken, een lange snavel<br />

of tong om stuifmeel uit bloemkelken te zuigen, we kennen allemaal wel voorbeeldjes. Hoe<br />

complexer het systeem, of hoe meer systemen je in een bepaald gebied aantreft, hoe hoger de<br />

biodiversiteit.<br />

Biodiversiteit behouden is belangrijk en niet enkel omdat planten en dieren mooi zijn. De effecten van<br />

bepaalde (milieu)risico’s worden door de natuur getemperd. Zo worden kwetsbare kusten beschermd<br />

door begroeide duinengordels, voorkomen meanders overstromingen in woongebieden en spelen<br />

planten een belangrijke rol in het voorkomen van erosie. De ecosystemen regelen processen die het<br />

leven op aarde mogelijk maken. Ze zorgen voor zuiver water, zetten zonne-energie om in biomassa (=<br />

plantenmateriaal). Ze regelen de luchtkwaliteit en het klimaat. Ze verbeteren de bodemvruchtbaarheid<br />

en regelen de recyclage van nutriënten. Planten, dieren maar ook eencelligen liggen aan de basis van<br />

talrijke industriële processen en leveren ons voedsel, brandstof, vezels en geneesmiddelen. Maar een<br />

hoge biodiversiteit heeft ook een eigen schoonheid. Een gebied met veel soorten, enkele zeer<br />

zeldzame soorten of een bijzonder ecosysteem heeft voor heel wat mensen een bijzondere<br />

aantrekkingskracht. Recreatie en toerisme spelen hier trouwens vaak op in.<br />

Je kan je natuurlijk afvragen of het verdwijnen van een bepaalde plant, een bepaald dier of een<br />

bepaalde genetische variant een groot probleem is. Die vraag kunnen we niet met een eenvoudig ja of<br />

nee beantwoorden. Het blijft namelijk koffiedik kijken hoe de dingen er binnen honderd, duizend of een<br />

miljoen jaar zullen uitzien. Wat we wel zeker weten is dat de dingen veranderen.<br />

17


Het klimaat verandert in de loop der tijden. Er verschijnen nieuwe ziektes (MKZ, vogelgriep,<br />

blauwtong) of er doen zich catastrofen voor (overstromingen, vulkaanuitbarstingen, milieurampen).<br />

Daardoor verdwijnen soorten uit een gebied en komt er plaats vrij die andere soorten kunnen<br />

innemen. Op zich is daar niets mis mee … zolang het aantal soorten en ecosystemen groot genoeg<br />

blijft. De veranderingen zijn immers niet altijd voorspelbaar. We weten dus ook niet welke soort of<br />

variant op een bepaald moment het gepaste antwoord op die onvoorziene veranderingen zal<br />

bieden! Een groot aantal varianten in de natuur verhoogt echter de kans dat we het juiste antwoord in<br />

huis hebben. Landbouwers zijn vertrouwd met dit probleem. Nieuwe ziektes of klimaatsomstandigheden<br />

vereisen resistente/aangepaste varianten.<br />

Biodiversiteit behouden is dus investeren in de (onze!) toekomst. Biodiversiteit behouden betekent<br />

vooral dat we verstandig met onze natuurlijke hulpbronnen moeten omspringen. Duurzaam dus.<br />

Duurzaam gebruik<br />

In het Verdrag inzake het behoud van de biodiversiteit (1992) wordt duurzaam gebruik als volgt<br />

gedefinieerd.<br />

Het gebruik van bestanddelen van de biologische diversiteit op een wijze en in een tempo die niet<br />

leiden tot achteruitgang van de biologische diversiteit op de lange termijn, aldus in stand houdend het<br />

vermogen daarvan om te voorzien in de behoeften en te beantwoorden aan de verwachtingen van<br />

huidige en toekomstige generaties.<br />

Net als andere soorten hebben mensen behoeften. Wij verwachten een kwaliteitsvol en waardig leven<br />

te leiden. Bovendien hebben ook de volgende generaties – onze kinderen, kleinkinderen,<br />

achterkleinkinderen - recht op een dergelijk leven. Dit kan enkel als we de draagkracht – de grens van<br />

wat de natuur aankan - respecteren. Natuur vernieuwt zich weliswaar, maar daar is tijd en plaats voor<br />

nodig.<br />

Bij het zoeken naar een duurzame oplossing, houd je rekening met zowel ecologische,<br />

economische als socio-culturele aspecten. Die drie aspecten zijn geen tegengestelden. Ze<br />

beïnvloeden elkaar en ze kunnen met elkaar in conflict komen. Een duurzame oplossing is echter<br />

zowel ecologisch, als economisch, als socio-cultureel in orde. Een beheersmaatregel is enkel<br />

duurzaam als hij betaalbaar is. Als de mondige burger besluit dat een kippenei slechts zoveel gram<br />

dioxine mag bevatten, dan zal de bedrijfsleider zich hierbij moeten neerleggen. Een mooi park in de<br />

buurt van je bedrijf kan de productiviteit van je werknemers verbeteren, maar dan moet je wel de<br />

nodige ruimte voorzien. En zo kunnen we nog heel wat voorbeelden geven.<br />

1.4 Europese verdragen en initiatieven<br />

Op volgende weblink vind je een overzicht van alle Europese verdragen en richtlijnen die met het<br />

behoud van de biodiversiteit te maken hebben: http://europa.eu/scadplus/leg/en/s15006.htm.<br />

18


De internationale verdragen werden in Europa vooral in de vogelrichtlijn (1979) en de<br />

habitatrichtlijn (1992) verankerd. Deze richtlijnen vormen tevens het kader waarbinnen de<br />

voorzieningen van het verdrag van Bern (1981) worden toegepast. De habitat- en vogelrichtlijn<br />

verschaffen bovendien het kader voor de oprichting van een Europees ecologisch netwerk, Natura<br />

2000 (1992).<br />

Het verdrag van Bonn (1982) of het “Verdrag inzake de bescherming van migrerende wilde<br />

diersoorten”, dat in 1998 aangepast werd, regelt de bescherming van migrerende dieren die minstens<br />

een deel van hun levenscyclus in Europa doorbrengen. Dit verdrag mondde uit in een aantal andere<br />

verdragen die de bescherming van specifieke soortgroepen regelt.<br />

In 2001 te Gothenburg bleek echter dat er vooral nood was aan concrete doelstellingen. Dit mondde in<br />

2002 uit in “Het 6de milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (Milieu 2010: Onze<br />

toekomst, onze keuze)”. In 2004 werd de “2010 doelstelling” herbevestigd te Malahide en werd tevens<br />

in de schoot van het IUCN het “Countdown 2010-initiatief” opgestart (www.countdown2010.net). Dit<br />

is een Europese oproep aan iedereen om de handen in elkaar te slaan om de achteruitgang van<br />

planten en dieren te helpen stoppen. Geen ronkende verklaringen meer, maar concrete doelstellingen<br />

en acties. De provincie <strong>Limburg</strong> en de <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen zijn allen partner van dit<br />

initiatief.<br />

1.5 België en Vlaanderen<br />

België ondertekende heel wat internationale en Europese verdragen. Dat verplicht België ertoe de<br />

inhoud van deze verdragen in nationale wetgeving om te zetten. België is evenwel een federale staat,<br />

waarbij een hele reeks bevoegdheden zijn toegewezen aan de gewesten. Dit is ondermeer het geval<br />

voor natuurbehoud. De gemaakte beloftes moeten dus in de Vlaamse decreten en besluiten<br />

verankerd worden.<br />

De belangrijkste Vlaamse decreten zijn het natuurdecreet en het bosdecreet. Belangrijke initiatieven<br />

zijn het creëren van natuurreservaten (natuurdecreet), het creëren van een ecologisch netwerk (cf.<br />

VEN-afbakening, natuurdecreet), het stimuleren van duurzaam gebruik (criteria duurzaam bosbeheer)<br />

en de bescherming van een aantal diersoorten (via het KB van 22 september 1980) en plantensoorten<br />

(via het KB van 16 februari 1976). Er is echter nog heel wat werk aan de winkel, aangezien veel<br />

decreten nog niet volledig naar uitvoeringsbesluiten werden vertaald. Dit betekent dat op dit moment<br />

niet duidelijk is hoe ze toegepast moeten worden.<br />

De aanpak die bij het opstellen van de Vlaamse decreten gebruikt werd, een zeer sterk gestuurde topdown<br />

benadering met een beperkt aantal belangengroepen, heeft niet altijd het gewenste resultaat<br />

opgeleverd. Onze milieu- en natuurwetgeving is zeer complex. Ze is bovendien over verschillende<br />

beleidsniveaus en beleidsdomeinen versnipperd. Een slechte zaak voor de natuur, want erg<br />

transparant kan je ze niet noemen. Het Vlaamse gewest kiest momenteel echter steeds vaker voor<br />

inspraakmodellen, waarbij een zo ruim mogelijke groep belanghebbenden (stakeholders)<br />

geraadpleegd wordt. Dat is alvast een stap in de goede richting.<br />

In tabel 1.2 geven we een overzicht van hoe België zijn afspraken in nationale wetgeving heeft<br />

gegoten.<br />

19


Verdrag België/Vlaanderen<br />

Verdrag inzake het behoud van de<br />

biodiversiteit<br />

Overeenkomst inzake de internationale<br />

handel in bedreigde uitheemse dieren en<br />

planten (CITES)<br />

RAMSAR Ondertekend door België op 5 juni 1992<br />

World heritage convention (WHC) Ondertekend door België in 1996<br />

Verdrag van Bern – ‘Verdrag inzake<br />

behoud van wilde dieren en planten en<br />

hun natuurlijk leefmilieu’<br />

Verdrag van Bonn – ‘Verdrag over de<br />

bescherming van migrerende<br />

wilde diersoorten’<br />

Habitatrichtlijn(1992)/Vogelrichtlijn<br />

(1979)/Natura2000/ Ramsar Conventie<br />

Decreet van 19 maart 1996 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake<br />

biologische diversiteit en van de bijlagen I en II, gedaan te Rio de Janeiro op 5<br />

juni 1992" (BS 24/5/96)<br />

Ondertekend door België in 1983, van toepassing in België sinds 1984.<br />

Wet van 20 april 1989 houdende goedkeuring van het verdrag inzake behoud<br />

van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu in Europa en van de<br />

Bijlagen, I, II, III en IV, opgemaakt te Bern op 19 september 1979 (BS 29/12/90,<br />

Bijlage I gewijzigd in BS 15/6/91)<br />

Wet van 27 april 1990 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake<br />

bescherming van trekkende wilde diersoorten en van de Bijlagen I en II,<br />

opgemaakt te Bonn op 23 juni 1979 (BS 29/12/90)<br />

Decreet van 19 juli 2002 houdende wijziging van het decreet van 21 oktober<br />

1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, van het bosdecreet<br />

van 13 juni 1990, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de<br />

landschapszorg, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting<br />

van de Vlaamse Landmaatschappij, van de wet van 22juli 1970 op de<br />

ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet zoals aangevuld door<br />

de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het<br />

Vlaamse gewest, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />

van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en van de wet<br />

betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij KB van 16 maart<br />

1968 (BS 31/10/02)<br />

Tabel 1.2 Overzicht van de wijze waarop de internationale verdragen in de Belgische of Vlaamse<br />

wetgeving verankerd werden.<br />

1.6 <strong>Limburg</strong><br />

De provincie <strong>Limburg</strong> voert sinds 1991 een soortgericht natuurbeleid, vooral via de werking van de<br />

<strong>Limburg</strong>se Koepel voor Natuurstudie (LIKONA), die zich bezighoudt met het bestuderen van de<br />

<strong>Limburg</strong>se flora en fauna, het publiceren van de onderzoeksresultaten en het opzetten van<br />

opleidingen voor mensen die zich voor natuur interesseren. Al die kennis wil de provincie nu in praktijk<br />

omzetten. In haar “Milieubeleidsplan provincie <strong>Limburg</strong> 2004-2008” engageert de provincie zich in<br />

project 3 “Soortgericht Natuurbeleid” om de typisch <strong>Limburg</strong>se soorten te behouden en te versterken.<br />

Het GALS-project is een van de manieren waarop de provincie haar beloftes nakomt. Het bijzondere<br />

aan <strong>Limburg</strong> is dat een aantal van de nodige overlegplatforms hier al meer dan tien jaar bestaat.<br />

De <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen hebben in dit project ook een belangrijke rol te spelen. Ze<br />

hebben de nodige flexibiliteit en slagkracht om opdrachten snel uit te voeren en zijn een belangrijke<br />

schakel naar de gemeenten.<br />

20


1.7 <strong>Limburg</strong>se soorten<br />

In 2003 gaf de provincie <strong>Limburg</strong> het INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) de opdracht te<br />

onderzoeken welke soorten typisch zijn voor de provincie <strong>Limburg</strong>. Die selectie gebeurde op basis van<br />

gegevens die o.a. door de vrijwilligers van LIKONA verzameld werden.<br />

Een ‘typisch <strong>Limburg</strong>se soort’ is een soort waarvan minstens 33% van de bezette Vlaamse IFBL- of<br />

UTM-hokken in <strong>Limburg</strong> liggen en die de status ‘met uitsterven bedreigd’, ‘bedreigd’ of ‘kwetsbaar’<br />

heeft op een Vlaamse Rode Lijst (Colazzo & Bauwens, 2003). Soorten dus die voornamelijk of zelfs<br />

uitsluitend in de provincie <strong>Limburg</strong> gevonden worden. In totaal werden 171 soorten - verdeeld over<br />

zes groepen - als typisch voor <strong>Limburg</strong> geïdentificeerd.<br />

9<br />

23<br />

54<br />

Aanbod soorten per groep<br />

9<br />

7<br />

69<br />

Amfibieën<br />

Insecten<br />

Planten<br />

Vissen<br />

Vogels<br />

Zoogdieren<br />

Figuur 1.1 Verdeling van de <strong>Limburg</strong>se soorten over de verschillende groepen.<br />

1.8 Het project<br />

Doelstelling<br />

De hoofddoelstelling van het GALS-project is het behouden en waar mogelijk versterken van de<br />

typisch <strong>Limburg</strong>se soorten. Dit project wil de nodige overlegstructuren opzetten om samen met alle<br />

betrokkenen in de gemeenten tot een goede taakverdeling te komen. De acties kunnen zo efficiënt<br />

aangepakt worden.<br />

Onze partners zijn op de eerste plaats de gemeenten. Maar ook andere organisaties die met natuur<br />

bezig zijn (bijvoorbeeld terreinbeherende organisaties, VLM, Agentschap voor Natuur en Bos, cel<br />

NTMB) vragen we een handje toe te steken. We hebben eveneens de ambitie mensen uit andere<br />

beleidsdomeinen - zoals landbouw, industrie en KMO, ruimtelijke ordening, toerisme - bij het<br />

natuurbehoud te betrekken. Planten en dieren respecteren immers geen grenzen. Het projectbureau<br />

speelt hier een belangrijke rol als facilitator en moderator.<br />

21


Via de adoptie van een soort willen we de betrokkenheid van de inwoners van de gemeente bij de<br />

bescherming van de soort, zijn/haar leefgebied en de natuur in zijn algemeenheid verhogen. Een dier<br />

of plant adopteren spreekt immers tot de verbeelding. We streven ernaar dat de inwoners van de<br />

gemeenten de soort als een deel van hun eigen streekidentiteit gaan beschouwen (cf. een<br />

“streekproduct”). Via het verhaal van deze soort geven we de Countdown 2010-doelstelling een<br />

concrete invulling. Het project laat zien dat een gemeente en de bevolking door kleine maatregelen<br />

wel degelijk een verschil kunnen maken voor de geadopteerde soort.<br />

De acties zullen tevens aantonen dat mooie natuur inkomsten kan genereren voor de inwoners van de<br />

gemeente (via o.a. recreatie, educatie) en de kwaliteit van de leefomgeving zal verhogen. Dit laatste<br />

kan onrechtstreeks ook tot verhoogde inkomsten leiden (vb. via een stijging van de grondprijzen, een<br />

betere vermarktbaarheid van streekproducten, een verbetering van de gezondheid).<br />

Dit alles moet uitmonden in een effectief soortgericht natuurbeleid dat door alle inwoners van de<br />

gemeente gedragen wordt.<br />

In 2010 evalueren we of deze doelstellingen bereikt zijn. Dit project moet tot een toename van de<br />

geadopteerde soort en een grotere betrokkenheid van de bevolking leiden.<br />

Werkingsstructuur<br />

Het project wordt uitgevoerd door een projectbureau dat bestaat uit een projectcoördinator, een<br />

administratieve kracht en vier projectpromotoren. De vier projectpromotoren werken vanuit de<br />

regionale landschappen en vormen de schakel met de gemeenten. De coördinator en de<br />

administratieve medewerkster hebben hun werkplaats op het Provinciaal Natuurcentrum van de<br />

provincie. Het dagelijks bestuur – de gedeputeerde van leefmilieu, de directeurs van de regionale<br />

landschappen en het provinciaal natuurcentrum – controleert en keurt de handelingen van het<br />

projectbureau goed.<br />

Daarnaast zijn er nog twee adviesgroepen.<br />

− Het begeleidingscomité bestaat uit personen met technisch-wetenschappelijke deskundigheid. Dit<br />

zijn mensen van LIKONA, vertegenwoordigers van terreinbeherende organisaties, het Agentschap<br />

voor Natuur en Bos, de Vlaamse Landmaatschappij, vertegenwoordigers van het INBO en<br />

academici. Zij geven technisch-wetenschappelijk advies. Zo kreeg het begeleidingcomité de vraag<br />

voorgelegd of de soorten die door een bepaalde gemeente voor adoptie voorgesteld werden,<br />

ecologisch relevant waren. Ze gaven ook suggesties omtrent de inhoud van de actieplannen.<br />

− De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeentebesturen, de toeristische sector,<br />

terreinbeherende verenigingen en natuurbeherende overheden. Ze evalueren de methoden die in<br />

het project gebruikt worden en geven suggesties voor eventuele bijsturing. Ze fungeren tevens als<br />

doorgeefluik naar de andere mensen in de gemeente die bij het soortgericht beleid betrokken zijn.<br />

22


Methode<br />

We vroegen alle <strong>Limburg</strong>se gemeenten een typisch <strong>Limburg</strong>se soort te adopteren. Een “foster-parents<br />

plan” voor onze planten en dieren zeg maar. Niet zo maar een soort maar een soort die nood heeft<br />

aan bescherming. Een soort die de gemeente kan beschermen en een soort waarmee de gemeente<br />

zich kan identificeren.<br />

Geen eenvoudige opdracht. We hebben de gemeente en inwoners dan ook zo snel mogelijk bij de<br />

keuze betrokken. Zo werd de schat aan natuurkennis bij de plaatselijke bevolking en besturen ten<br />

volle meegenomen in het project.<br />

We vonden zelfs een heuse “Gemeentelijke Soortentabel” uit, een tabel waarin per gemeente alle<br />

<strong>Limburg</strong>se soorten (Colazzo & Bauwens, 2003) opgelijst werden (zie bijlage 1). Elk van die soorten<br />

kreeg a.d.h.v. negen criteria punten. Die criteria waren heel verschillend en zorgden dan ook voor heel<br />

wat discussie. Deze criteria staan in de linkerkolom van de tabel in bijlage 1. Per soort werden al die<br />

punten opgeteld zodat per soort een score berekend kon worden. Die scores staan in de laatste rij van<br />

de tabel in bijlage 1.<br />

Op basis van deze tabel bepaalde elke gemeente welke soort(en) het meest in aanmerking kwam(en)<br />

voor adoptie. In vele gevallen waren dit de soorten met de hoogste score. Als geen enkele andere<br />

gemeente geïnteresseerd was in de gekozen soort, werd deze aan de gemeente toegewezen.<br />

Als bleek dat een zelfde soort in meerdere gemeenten op de eerste plaats stond, gaf het<br />

begeleidingscomité een advies waarin kort werd aangegeven in welke gemeente een adoptie de<br />

meeste mogelijkheden bood. Ze suggereerden ook alternatieve soorten. Dit advies werd dan aan de<br />

verschillende gemeenten voorgelegd, waarna samen met de gemeente naar een oplossing gezocht<br />

werd. De gemeente bepaalde echter finaal zelf of ze mee in het project stapte en welke soort ze<br />

adopteerde. Het engagement van de gemeente werd via een intentieverklaring, die op het college van<br />

burgemeester en schepenen werd goedgekeurd, vastgelegd. Deze procedure werd geëvalueerd<br />

(Lemmens, 2007).<br />

Voor de geadopteerde soort werd vervolgens een actieplan opgesteld. Dat hou je momenteel in je<br />

handen. Dit plan kwam via een participatieve methode tot stand. Participatie is een<br />

evenwichtsoefening tussen ondersteuning en respect voor de kennis en inbreng van lokale partners.<br />

Een belangrijke taak voor de provincie en de regionale landschappen. De lokale besturen zijn goed<br />

geplaatst om die afspraken naar concrete acties op hun grondgebied te vertalen.<br />

Het actieplan bevat een ecologisch luik waarin een aantal acties die de soort ten goede komen wordt<br />

uitgewerkt. We streven niet naar volledigheid maar geven eerder een aantal suggesties. Hierbij<br />

besteden we vooral aandacht aan de rol die de gemeente in het soortgerichte natuurbehoud kan<br />

spelen. Welke acties kan een gemeente zelf uitvoeren of hoe kan de gemeente initiatieven van<br />

bewoners ondersteunen of zelfs stimuleren (via bijvoorbeeld subsidiereglementen of het verstrekken<br />

van informatie). We besteden eveneens aandacht aan de instrumenten waar de gemeente over kan<br />

beschikken (beheersovereenkomsten, samenwerkingsovereenkomst, VLM-subsidies).<br />

23


Daarnaast is er een luik sensibilisatie en educatie. De gemeente is immers een belangrijke schakel<br />

naar de lokale bevolking en kan hier een sleutelrol spelen. De gemeenten hebben eveneens heel wat<br />

ervaring in huis inzake communicatie naar de lokale bevolking. Die ervaring willen we gebruiken.<br />

Omdat we willen weten of we onze doelstellingen bereiken, is er eveneens een luik monitoring. In dit<br />

onderdeel beschrijven we methoden om na te gaan of de soort er al dan niet op vooruit is gegaan<br />

(meer vindplaatsen, meer geschikt leefgebied). We zullen ook nagaan welke en hoeveel acties de<br />

gemeente op het getouw heeft gezet om de geadopteerde soort te helpen.<br />

Via het principe van “hart-hoofd-hand” willen we een positieve spiraal starten en steeds meer mensen<br />

betrekken bij de bescherming van hun <strong>Limburg</strong>se soort. Pas als je mensen in contact brengt met hun<br />

geadopteerde soort en het landschap waarin zij leeft, gaan ze de soort in hun hart dragen. Mensen<br />

die de soort in hun hart dragen, willen er meer over weten: waarom is die zo speciaal? Wat kunnen we<br />

ervoor doen? In ons hoofd verzamelen we kennis, weetjes en ideeën om de soort te beschermen.En<br />

dan kunnen we tot actie overgaan. Mensen die zich betrokken voelen bij de soort, willen hier zorg<br />

voor dragen en de handen uit de mouwen steken.<br />

Financiering<br />

Dit adoptieproject maakt deel uit van een groter geheel, namelijk het Doelstelling 2-programma van de<br />

Europese Commissie. Het Doelstelling 2-programma houdt in dat aan achterstandsregio’s middelen<br />

worden toegekend via het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Grote delen van<br />

<strong>Limburg</strong> zijn als Doelstelling 2-regio aangeduid. De provincie <strong>Limburg</strong> voorzag bovendien in haar<br />

begroting een extra budget om ook in niet Doelstelling 2-gebieden aan de slag te kunnen gaan, zodat<br />

het project gebiedsdekkend werd.<br />

Eén van de doelstellingen van het GALS-project is de promotie van de typisch <strong>Limburg</strong>se identiteit via<br />

de adoptiesoort.<br />

Een recente studie, die “Birdlife International” uitvoerde voor de EU, toont aan dat een aantrekkelijke<br />

natuur en leefomgeving voor nieuwe werkgelegenheid kan zorgen. Via de promotie van de eigen<br />

streekidentiteit (branding) kan er een markt voor streekproducten gecreëerd worden, die bij de lokale<br />

horeca verkocht worden. Europeanen zijn bovendien bereid heel wat geld neer te tellen om een<br />

zeldzame of interessante soort te zien (vb. vogelkijken). Mits een goede planning kunnen de<br />

inkomsten dienen voor het beheer van de natuurgebieden en de uitwerking van een duurzaam<br />

toerisme. Hierbij kunnen sociaal kwetsbare groepen ingezet worden. Voldoende open ruimte heeft ook<br />

een positieve invloed op de volksgezondheid (vb. meer beweging = minder problemen met<br />

zwaarlijvigheid/minder problemen met stress).<br />

Deze relatie “natuur als troef voor meer werkgelegenheid” is de insteek die gebruikt werd om deze<br />

steun van Europa te bekomen (provincie <strong>Limburg</strong>, Internationale samenwerking, 2006). Zestig procent<br />

van de financiering komt van de provincie <strong>Limburg</strong> en veertig procent van Europa.<br />

24


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

2 Wulp<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

25


2 Wulp<br />

Dit hoofdstuk is gebaseerd op Gabriëls et al. (1994), Colazzo & Bauwens (2003), Vermeersch et al.<br />

(2004), Hustings et al. (2006).<br />

2.1 Motivatie voor de soortkeuze<br />

De geelgors behaalde de hoogste score (30) in de gemeentelijke soortentabel (bijlage 1). De<br />

gemeente vond deze soort de meest geschikte adoptiesoort. Binnen de gemeente worden reeds<br />

acties ondernomen rond houtkantenbeheer. Bovendien wilde zij de geelgors graag als mascotte<br />

koppelen aan het jaarlijkse muziekfestival in de gemeente. De geelgors was volgens het<br />

begeleidingscomité echter het meest geschikt voor Bocholt. Daarom werd gezocht naar een andere<br />

geschikte adoptiesoort voor <strong>Neerpelt</strong>. Andere soorten die hoog scoren in de tabel zijn het<br />

gentiaanblauwtje en de <strong>wulp</strong>. Het gentiaanblauwtje werd niet erg geschikt bevonden omdat het een<br />

soort is die vrijwel enkel in reservaten voorkomt zodat de gemeente er zelf weinig kan voor doen. De<br />

<strong>wulp</strong> werd uiteindelijk gekozen omdat deze soort sterk achteruitgaat in deze streek. De <strong>wulp</strong> is als<br />

weidevogel een landbouwgerelateerde soort. In de gemeente zijn nog heel wat landbouwers actief.<br />

Samen met de landbouwers wil de gemeente actie ondernemen om deze soort te behouden. Ook de<br />

link met het bezoekerscentrum ‘De Wulp’ maakte deze soort tot geschikte adoptiesoort.<br />

2.2 Beschrijving van de soort<br />

Kenmerken<br />

De <strong>wulp</strong> (Numenius arquata) is een onmiskenbare, grote, bruine vogel met een lange, omlaag<br />

gebogen snavel (het bekende ezelsbruggetje zegt dan ook: “de <strong>wulp</strong> wijst met zijn snavel naar zijn<br />

gulp”). Het is de grootste Europese steltloper (50 – 60 cm lang). Het vrouwtje is groter dan het<br />

mannetje en heeft een langere snavel.<br />

Wulpen eten allerhande insecten en wormen, maar de vogels die aan de kust leven eten vooral<br />

kreeftachtigen, krabben en wadpieren. Wulpen die in weilanden broeden, verkiezen een hoge<br />

begroeiing, vaak dicht tegen beplanting. Ze maken grote nesten met goed zichtbare eieren.<br />

Gewoonlijk worden vier eieren gelegd die licht- of olijfgroen zijn (soms bruin) met donkerbruine<br />

vlekken die in achtentwintig dagen uitgebroed worden. Soms laat het vrouwtje de broedzorg aan het<br />

mannetje over. Na het uitkomen van de eieren vertrekt ze naar het zuiden of bemoeit ze zich niet<br />

meer met haar jongen. De jongen krijgen van hun ouders geen hulp bij het zoeken van voedsel. De<br />

enige hulp bestaat uit bewaking en warm houden van de kuikens. De ouders kunnen het nest op twee<br />

manieren bewaken. Kraaien, kiekendieven en ander vijanden worden aangevallen. Zijn de vijanden te<br />

groot, dan gebruikt de <strong>wulp</strong> een andere tactiek. Op een duidelijke zichtbare plek doet de ouder<strong>wulp</strong><br />

alsof hij gewond is. De aanvaller ziet een gemakkelijke prooi en gaat er achteraan. Wanneer de<br />

aanvaller dichtbij is springt de <strong>wulp</strong> wat verderop en lokt de vijand zo weg van het nest.<br />

27


Voordat er eieren gelegd kunnen worden moet het mannetje eerst een territorium hebben en<br />

verdedigen. Zo gauw hem dat lukt laat hij dat duidelijk merken. De <strong>wulp</strong> vliegt dan laag over de grond,<br />

stijgt vervolgens verticaal op en blijft even hangen. Vervolgens zweeft hij terug naar beneden terwijl hij<br />

zijn luid 'jodelende' roep ten beste geeft.<br />

Figuur 2.1 Foto van een <strong>wulp</strong> (foto: Glenn Vermeersch).<br />

Wulpen zijn trek- stand- en wintervogel. Dit betekent dat een deel van de <strong>wulp</strong>en die bij ons broeden<br />

ook in ons land overwinteren (standvogel), een ander deel trekt naar de westkust van Frankrijk of naar<br />

Zuid-Engeland (trekvogel). Wulpen vanuit Noord-Europa (vooral Finland en Noord-Rusland) trekken<br />

via ons land naar dezelfde overwinteringsgebieden. Een deel overwintert in Nederland (wintervogel).<br />

Tijdens aanhoudende vorst trekken <strong>wulp</strong>en in het binnenland naar de kust. Langdurige vorst kunnen<br />

<strong>wulp</strong>en doorstaan, alleen strenge vorst doet ze meestal besluiten weg te trekken en vorstvrije<br />

gebieden op te zoeken.<br />

Leefgebied<br />

De oorspronkelijke broedbiotoop van de <strong>wulp</strong> bestaat voornamelijk uit natte heide- en veengebieden,<br />

maar in de meeste Europese landen vond in de tweede helft van de twintigste eeuw een verschuiving<br />

plaats naar cultuurgraslanden. Dit fenomeen werd ook in Vlaanderen en Nederland vastgesteld. De<br />

graslandgebieden die als leefgebied worden bezet zijn in vele gevallen wel voormalige heidegebieden<br />

of hadden althans een veel schraler karakter dan nu het geval is.<br />

28


Het gros van de <strong>wulp</strong>en broedt momenteel echter in graslanden. Slechts in enkele grote<br />

heidegebieden (reservaten en militaire domeinen) waar natte zones aanwezig zijn, broeden nog<br />

redelijke aantallen <strong>wulp</strong>.<br />

Het is mogelijk mede dankzij die overschakeling dat de <strong>wulp</strong> één van de weinige weidevogels is die<br />

niet of nauwelijks achteruitgaat in de Kempen. Een van de nadelen van de overschakeling is dat de<br />

<strong>wulp</strong> afhankelijk wordt van de ontwikkelingen in de landbouw. Zo is de omzetting van weidegebieden<br />

naar grote maïsakkers negatief. Akkers worden soms wel bezet - <strong>wulp</strong>en kan men geregeld zien<br />

voedsel zoeken op akkers - maar het broedsucces is er zeer gering.<br />

Belangrijke aspecten in de biotoop zijn de volgende.<br />

− Op macroschaal: een open en uitgestrekt landschap<br />

− Op microschaal: microreliëf, vochtige zones en ongestoorde zones die broedgelegenheid bieden<br />

Volgens het ornithologisch basisregister van SOVON (2002) kan in optimale biotopen een<br />

territoriumgrootte worden gehanteerd van vijf tot vijfentwintig hectare maar in suboptimale<br />

omstandigheden kan dit oplopen tot honderd of duizend hectare. In Nederlands <strong>Limburg</strong> zijn<br />

dichtheden van één paar / honderd hectare gemeld. In ieder geval moet er rekening worden gehouden<br />

met het feit dat de meeste open (landbouw)gebieden een lappendeken zijn van geschikte<br />

leefgebieden en weinig of niet geschikte zones. Dat geldt ook voor de open landbouwgebieden in de<br />

gemeente <strong>Neerpelt</strong>. Dit verklaart waarom een optimale broeddichtheid van circa vier broedparen per<br />

honderd hectare (als een territoriumgrootte van vijfentwintig hectare als uitgangspunt wordt genomen)<br />

nergens binnen de gemeente kan worden gehanteerd om het huidig aantal broedvogels te verklaren.<br />

Deze rekenoefening alleen al leert dat de situatie binnen de leefgebieden in <strong>Neerpelt</strong> eerder<br />

suboptimaal is.<br />

Kansen en bedreigingen<br />

Bescherming van weidevogels is verre van eenvoudig. Uit Nederlandse literatuur blijkt dat<br />

weidevogels meerdere eisen stellen die niet op één perceel met elkaar kunnen worden verzoend.<br />

− Bemesting geeft (tot op zeker niveau) een verhoogd aanbod aan regenwormen en dat is positief<br />

voor de oudervogels<br />

− De kwaliteit van grasland als voedselgebied voor weidevogelkuikens wordt vooral bepaald door de<br />

toestand van de vegetatie. Ongemaaide, kruidenrijke graslanden herbergen de meeste<br />

bovengrondse ongewervelden, die essentieel zijn als voedsel voor de kuikens<br />

− De kwaliteit van grasland als broedgebied voor weidevogels wordt vooral bepaald door de<br />

veiligheid: late maaidata, late inscharing van het vee en lage veedichtheden<br />

Er is met andere woorden een mozaïekstructuur nodig van verschillend beheerde percelen. Er dient te<br />

worden opgemerkt dat het onderzoek in Nederland in de eerste plaats betrekking heeft op een andere<br />

weidevogelsoort, namelijk de grutto, maar er mag worden aangenomen dat de hierboven opgesomde<br />

eisen in belangrijke mate ook van toepassing zijn voor de <strong>wulp</strong>.<br />

De praktijk leert dat in de betere, open valleigebieden in Vlaanderen, die momenteel als zowat de<br />

meest geschikte leefgebieden dienen te worden beschouwd, mag gerekend worden op één broedpaar<br />

per honderd hectare. Dit hebben we ondermeer vastgesteld in de Getevallei en de Vallei van de<br />

Zwarte beek.<br />

29


Als algemene regel geldt dat het voor vogels in feite nauwelijks van belang is dat er<br />

natuurverbindingen zijn tussen verschillende leefgebieden. Het is wel van belang dat er een<br />

uitwisseling kan plaatsvinden tussen populaties en dat populaties dus niet te ver van elkaar gelegen<br />

zijn. Bepalend is hier dus de afstand tussen verschillende leefgebieden. Voor grotere soorten zoals de<br />

<strong>wulp</strong> kan gesteld worden dat afstanden tussen populaties in de grootteorde van drie tot tien km<br />

overbrugbaar zijn. Leefgebieden die binnen deze afstanden van elkaar liggen kunnen samen deel<br />

uitmaken van één metapopulatie. Heel de Kempen kan in feite op basis van het huidig<br />

verspreidingspatroon als het leefgebied van één metapopulatie beschouwd worden.<br />

Wulpen staan bekend om hun verstoringsgevoeligheid. De dieren neigen reeds op te vliegen als ze<br />

benaderd worden tot op enkele honderden meters.<br />

Ze bezetten in februari-maart hun broedgebieden en verlaten die eind juni-begin juli. De rest van het<br />

jaar brengen ze in kustgebieden door.<br />

Negatieve invloeden die nogal eens optreden in de huidige broedgebieden worden hieronder opgelijst.<br />

− Ruimte-inname van open (agrarische) gebieden (woonprojecten, aanleg wegen, bebossing,…)<br />

− Verstoring door recreatie<br />

− Intensivering van landbouw<br />

hoge veebezetting in graasweiden<br />

vervroegde maaibeurten in hooilanden<br />

omzetting graslanden naar akkers<br />

− Predatie door vos, kraaien, meeuwen, huiskatten,enz.<br />

Hustings et al. (2006) waarschuwen dat door de hoge leeftijd die <strong>wulp</strong>en kunnen bereiken, het<br />

mogelijk is dat de populatie na voortdurend slecht broedsucces - veroorzaakt door slechte<br />

kuikenoverleving - binnen niet al te lange tijd als een kaartenhuis in elkaar kan vallen.<br />

Recent verscheen er een interessant rapport over beschermingsmaatregelen voor akkervogels: Van<br />

de stakkers van de akkers naar de helden van de velden. Beschermingsmaatregelen voor akkervogels<br />

(Dochy & Hens, 2005). Dit rapport is te vinden op de cd-rom in bijlage of te downloaden op<br />

www.inbo.be.<br />

Tot slot vermelden we nog volgende interessante statistieken uit Nederlands <strong>Limburg</strong>. Van de 163<br />

legsels van <strong>wulp</strong> die in het kader van vrijwillig weidevogelbeheer zijn gevonden tussen 1996 en 2000,<br />

bevond zich slechts negentien procent op akkers en de rest in graslanden. Het uitkomstsucces van<br />

beschermde nesten bedroeg in die periode vijfenzeventig procent, maar dat zegt niets over de<br />

kuikenoverleving die in intensief gebruikte landbouwgebieden waarschijnlijk laag is.<br />

30


Voorkomen<br />

De <strong>wulp</strong> is een wijd verspreide vogelsoort die voorkomt in het gematigde klimaatgebied. Finland en<br />

het Verenigd Koninkrijk herbergen de grootste aantallen, maar ook Nederland is een belangrijk land<br />

voor de <strong>wulp</strong>. Ondanks de geringe grootte van het land staat het toch op de vierde plaats op de<br />

ranglijst der belangrijkste <strong>wulp</strong>enlanden.<br />

In Vlaanderen is de <strong>wulp</strong> een eerder schaarse broedvogel. De aanwezigheid van de soort beperkt zich<br />

voornamelijk tot de Kempen, die ongeveer negentig procent van de Vlaamse populaties herbergt.<br />

Enkele broedkoppels bevinden zich in de Demervallei en recent ook in de Maasvallei. De grootste<br />

dichtheden zijn te vinden rond het militair domein Helchteren-Meeuwen.<br />

Figuur 2.2 Verspreiding van de <strong>wulp</strong> in Vlaanderen. Hoe groter de stip hoe hoger het aantal<br />

broedparen dat in het betreffende gebied geïnventariseerd werd (Vermeersch et al.,<br />

2004).<br />

31


Status<br />

De <strong>wulp</strong> wordt vermeld op de Europese Rode Lijst als achteruitgaand.<br />

Beschermingslijst Status<br />

Rode Lijst Vlaanderen -<br />

Rode Lijst Europa Achteruitgaand<br />

Vogelrichtlijn -<br />

Habitatrichtlijn -<br />

Andere -<br />

Tabel 2.1 Beschermingsstatus van de <strong>wulp</strong>.<br />

32


34<br />

GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

3 Toestand in de<br />

gemeente<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT


3 Toestand in de gemeente<br />

Dit hoofdstuk is gebaseerd op Gabriëls et al. (1985), Berten (1990).<br />

3.1 Situering van de gemeente<br />

Het uiterste noordwestelijk deel van <strong>Neerpelt</strong> behoort tot het Kempisch Plateau. Typisch voor deze<br />

streek zijn de overwegend droge zandgronden met een diepe tot zeer diepe grondwatertafel. Op<br />

plaatsen waar zich een ondoordringbare ijzeroerlaag bevindt en in de valleien kan de watertafel echter<br />

veel minder diep zijn. Voornamelijk deze plaatsen zoals vennen en natte heide of natte hooi- of<br />

weilanden zijn interessant leefgebied voor de <strong>wulp</strong>. Het Hageven is een voorbeeld van een erg nat<br />

gebied uit het Kempisch Plateau.<br />

Het overige deel van <strong>Neerpelt</strong> behoort tot de Noorderkempen, aansluitend op de vlakte van Bocholt.<br />

Ook deze streek wordt gekenmerkt door zandige bodems. De watertafel bevindt zich echter minder<br />

diep in vergelijking met het Kempisch Plateau. Naast naaldbossen komen er ook veel weilanden voor.<br />

In mindere mate wordt ook aan akkerbouw gedaan, voornamelijk maïsteelt.<br />

Figuur 3.1 toont de gebieden die afgebakend zijn als vogel- en habitatrichtlijngebied of die deel<br />

uitmaken van Grote Eenheden Natuur (GEN) of Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO).<br />

Deze laatste vormen samen het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Op deze figuur zijn ook alle<br />

groene bestemmingen van het Gewestplan ingekleurd.<br />

Merken we hier op dat de juridisch-beleidsmatige afbakeningen voor deze soort enigszins anders<br />

opgevat dienen te worden dan doorgaans het geval is voor de meeste andere adoptiesoorten. We<br />

kunnen stellen dat voor de <strong>wulp</strong> het feit dat de actiegebieden in VEN-gebied, habitat- of<br />

vogelrichtlijngebied gelegen zijn, minder speelt. Meer zelfs, het beantwoordt aan de verwachtingen dat<br />

de leefgebieden voor <strong>wulp</strong> buiten deze beschermingszones liggen aangezien deze zones voor andere<br />

soorten afgebakend werden (geen weidevogels). De uitdaging voor de gemeente ligt dan ook in het<br />

ondernemen van acties voor de <strong>wulp</strong> buiten deze speciale beschermingszones. Op die manier zal ook<br />

aandacht gaan naar natuurwaarden die buiten het netwerk van Europese speciale<br />

beschermingszones en VEN-gebieden liggen.<br />

36


Figuur 3.1 Juridisch-beleidsmatig afgebakende gebieden in <strong>Neerpelt</strong>.<br />

3.2 De <strong>wulp</strong><br />

Figuur 3.2 geeft de beschikbare inventarisatiegegevens van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> en omgeving weer.<br />

Het betreft hier zowel puntlocaties van broedparen als kilometerhokken waarin broedparen<br />

waargenomen werden van 1974 tot 2006.<br />

De gegevens van vóór 2000 (bron: LIKONA-databank) zijn wellicht onvolledig, maar geven wel een<br />

goed beeld van het voorkomen van de <strong>wulp</strong> in een bepaalde periode (jaren zeventig). Daaruit blijkt dat<br />

het benedenstrooms gedeelte van de Dommelvallei (met o.m. het natuurreservaat Hageven) en<br />

aansluitend het grensgebied van de gemeenten <strong>Neerpelt</strong> en Hamont-Achel (De Buitenheide) in de<br />

jaren zeventig een aaneengesloten leefgebied vormde voor de <strong>wulp</strong>. Gabriëls (1985) vermeldt voor de<br />

Buitenheide te Achel negentien koppels <strong>wulp</strong> in 1982!<br />

37


Figuur 3.2 Overzicht van de beschikbare inventarisatiegegevens van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> en<br />

omgeving (bron: gegevens vogelwerkgroep LIKONA, Vermeersch et al. 2004).<br />

Recent werd de <strong>wulp</strong> als broedvogel op het grondgebied van de gemeente <strong>Neerpelt</strong> enkel in het<br />

landbouwcomplex ter hoogte van de Roosen en het Romeins kerkhof vastgesteld. Hier bevinden zich<br />

vier broedparen die vastgesteld zijn tijdens de inventarisaties die hebben plaatsgevonden in het kader<br />

van de Atlas van de Vlaamse broedvogels (periode 2000-2002).<br />

Het voorkomen van vier broedparen in die omgeving werd bevestigd in 2006 (persoonlijke<br />

communicatie Gaby Bollen, Bezoekerscentrum De Wulp).<br />

Er is ook sprake van waarnemingen tijdens het broedseizoen in het gebied ‘De Hork’, maar dit ligt<br />

grotendeels op grondgebied van Hamont-Achel.<br />

38


De waarnemingen uit 2001-2002 afkomstig uit de databank van het INBO lijken minder bruikbaar<br />

omdat ze duidelijk onvolledig zijn (kilometerhokken waarbinnen het voorkomen van de soort al langer<br />

bekend is, zitten niet in de databank). Ook het feit dat in de databank niet geregistreerd is in welke<br />

periode de soort voorkwam in een hok, bemoeilijkt de interpretatie van deze gegevens.<br />

Alhoewel de beschikbare databanken lacunes vertonen, kan toch een zeer opvallende verschuiving<br />

van het leefgebied van de <strong>wulp</strong> binnen de gemeente worden vastgesteld. Het heidegebied van het<br />

Hageven en het aansluitende landbouwgebied van de Buitenheide hebben in de loop der jaren hun rol<br />

als leefgebied verloren, terwijl het landbouwgebied tussen Herent en Huibrechts-Lille als leefgebied<br />

ontstond. In het gebied Buitenheide vond een sterke intensivering van de landbouw plaats, met<br />

omzetting van reliëfrijke natte graslanden naar maïsakkers.<br />

De inventarisatiegegevens voor de gemeente <strong>Neerpelt</strong> bevestigen ook de evolutie die algemeen wordt<br />

vastgesteld in Noordwest-Europa, namelijk dat de <strong>wulp</strong> zijn leefgebieden in de loop van de tweede<br />

helft van de twintigste eeuw heeft verlegd van heidegebieden naar cultuurgraslanden.<br />

Een terreinbezoek van Jorg Lambrechts (Aeolus) op 19 maart 2007 leverde drie territoria <strong>wulp</strong> op in<br />

het landbouwgebied tussen <strong>Neerpelt</strong> en Sint-Huibrechts-Lille: een in ‘Bettebos-Kievit’, een in<br />

‘Hennemeeuwis’ en een in ‘Wijer’. In het vroege voorjaar had er nog geen intensieve bewerking van<br />

de landbouwgronden plaatsgevonden en lagen een aantal maïs-stoppelvelden er vrij nat en geschikt<br />

bij.<br />

Lokaal vogelkenner en boswachter Johan Van Hertem heeft te kennen gegeven te vermoeden dat het<br />

hier om territoriaal gedrag gaat en het niet zeker is dat het hier gaat om (geslaagde) broedgevallen.<br />

Gegeven de suboptimale toestand van het leefgebied (met relatief veel akkers) wordt het mogelijk<br />

geacht dat er zich jaarlijks drie tot vier koppels <strong>wulp</strong> vestigen in maart - op het moment dat het gebied<br />

er nog vrij geschikt bijligt - maar dat de intensieve grondbewerking in de periode april-mei de meeste<br />

broedpogingen doet mislukken.<br />

In 2006 zijn er echter jonge <strong>wulp</strong>en waargenomen in Hennemeeuwis (2) en de Rozen (1), dus het is<br />

mogelijk dat sommige jaren broedsels wel lukken (Verslag overleg werkgroep de <strong>wulp</strong> <strong>Neerpelt</strong> –<br />

30/11/06).<br />

Er blijven voorlopig dus nog wel vragen over de leefbaarheid van de kleine populatie <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>.<br />

Opgemerkt dient te worden dat het geen vereiste is dat de <strong>wulp</strong> jaarlijks jongen groot brengt om toch<br />

stand te kunnen houden. Immers, <strong>wulp</strong>en kunnen een hoge leeftijd bereiken en één of enkele jaren<br />

zonder nakomelingen hoeven niet het einde van een populatie te betekenen.<br />

Enkel een intensievere en gerichte opvolging van de soort in de voorjaarsperiode zou meer<br />

duidelijkheid kunnen brengen over het broedsucces en de leefbaarheid van de <strong>wulp</strong>en in <strong>Neerpelt</strong>.<br />

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de activiteiten die in de gemeente reeds<br />

ondernomen werden rond natuur, relevant voor de <strong>wulp</strong>. Deze activiteiten werden onderverdeeld in<br />

terreinacties, communicatie en monitoring.<br />

39


Actie/studie Reeds voltooide/gekende actie Uitvoerder<br />

Terreinactie Beheersplan Hageven Natuurpunt<br />

Aanleg poelen Gemeente/provincie<br />

Aanplant/onderhoud houtkanten <strong>Provincie</strong>/PVL<br />

LIFE-project Dommel Natuurpunt<br />

Administratieve actie Subsidie aanplant houtkanten Gemeente<br />

Subsidie Natuurpunt: BC de Wulp - Hageven Gemeente<br />

Communicatie Bezoekerscentrum de Wulp Natuurpunt<br />

Artikels internetgazet<br />

Geleide wandelingen Hageven Natuurpunt<br />

Monitoring Broedvogeltellingen Natuurpunt<br />

Tabel 3.1 Overzicht van reeds ondernomen acties rond natuur, relevant voor de <strong>wulp</strong> in de<br />

gemeente <strong>Neerpelt</strong>.<br />

40


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

4 Concrete doelstellingen<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

41


4 Concrete doelstellingen<br />

4.1 Acties<br />

Behoud van het huidige aantal broedparen<br />

De minimale doelstelling is uiteraard om het huidig aantal broedparen van de <strong>wulp</strong> (namelijk vier) te<br />

behouden. Om dit doel te bereiken volstaat het wellicht niet om de situatie binnen het huidige<br />

leefgebied in het landbouwgebied in de omgeving van de Prinsenloop ‘te bevriezen’. Aangezien het<br />

slechts een kleine populatie betreft, is het risico reëel dat er een terugval van de populatie optreedt.<br />

Stijging van het broedsucces van de <strong>wulp</strong><br />

Vermoedelijk brengen de huidige broedparen <strong>wulp</strong> in de gemeente relatief weinig jongen groot. Via<br />

gerichte maatregelen kunnen we proberen het broedsucces te laten toenemen. Nestbescherming en<br />

afspraken met landbouwers zijn hiervoor essentieel.<br />

Toename van het aantal broedparen<br />

Deze doelstelling lijkt redelijk en haalbaar gezien de oppervlakte potentieel leefgebied binnen de<br />

gemeente. Hierbij kan gesteld worden dat een doelstelling van negen broedparen zeer ambitieus is.<br />

Alhoewel theoretisch het aantal broedparen nog hoger zou kunnen zijn, zou een toename van vier<br />

naar negen broedparen toch al behoorlijk spectaculair zijn.<br />

4.2 Communicatie/sensibilisatie/educatie<br />

De <strong>wulp</strong> heeft een mascottefunctie in de gemeente.<br />

− Naar landbouwers toe: de <strong>wulp</strong> als mascotte voor landbouwers die inspanningen doen voor natuur<br />

en biodiversiteit in <strong>Neerpelt</strong><br />

− Naar natuurbeschermers toe: de <strong>wulp</strong> als verteller over ‘het leven als hedendaagse landbouwer’<br />

− De <strong>wulp</strong> vervult een brugfunctie tussen landbouw en natuur in de gemeente<br />

− Naar inwoners van <strong>Neerpelt</strong> toe: de <strong>wulp</strong> als mascotte voor het typisch <strong>Neerpelt</strong>se landschap<br />

− Naar scholen toe: educatie rond natuur en landbouw<br />

− Naar WBE toe: maatregelen voor de <strong>wulp</strong> kunnen ook andere, jaagbare soorten ten goede komen<br />

4.3 Monitoring<br />

− De <strong>wulp</strong> wordt jaarlijks gemonitord volgens een gestandaardiseerde telmethode, en dit zowel op<br />

plaatsen waar de soort nu reeds voorkomt, als in potentieel geschikte gebieden en gebieden waar<br />

specifieke maatregelen voor de soort worden voorzien<br />

− Alle acties (wandelingen, activiteiten met scholen, beheersactiviteiten, e.a.), publicaties en<br />

gebeurtenissen in verband met de geadopteerde soort worden bijgehouden in een logboek op de<br />

milieudienst<br />

43


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

5 Acties<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

45


5 Acties<br />

5.1 Terreinacties<br />

Algemene maatregelen voor de <strong>wulp</strong><br />

Algemeen kan gesteld worden dat een brede waaier aan mogelijke maatregelen beschikbaar is voor<br />

de <strong>wulp</strong>.<br />

Belangrijke elementen bij het uitwerken van concrete maatregelen zijn de volgende.<br />

− Gegeven de habitatvereisten dienen maatregelen zich toe te spitsen op landbouwgebieden en<br />

heidegebieden die gelegen zijn binnen voldoende grote en aaneengesloten entiteiten (cf.<br />

afgebakende zones)<br />

− Het is aangewezen dat binnen uitgestrekte, open gebieden geen verdere woonuitbreiding wordt<br />

voorzien én geen bebossingsprojecten plaatsvinden<br />

− De oppervlakte geschikt leefgebied kan worden verhoogd door binnen uitgestrekte, open<br />

landbouwgebieden de omzetting van akker naar grasland te realiseren<br />

− De kwaliteit van leefgebieden kan worden vergroot door maatregelen te nemen die een groter<br />

broedsucces garanderen<br />

Het aanpassen van de maaitijdstippen in hooilanden of de begrazingsperiode en de<br />

veebezetting in beweide graslanden aan de broedperiode van de <strong>wulp</strong> opdat de kans op<br />

verstoring van de nesten zoveel mogelijk wordt verkleind<br />

Het markeren van nesten opdat ze tijdens de werkzaamheden op de landbouwpercelen<br />

kunnen worden uitgespaard<br />

Extra broedgelegenheid bieden via perceelsrandenbeheer of beheer van ‘overhoekjes’<br />

1<br />

voor de <strong>wulp</strong>. Beide impliceren dat stroken of (kleine) percelen extensief beheerd<br />

worden en ongestoord blijven in de broedperiode. Binnen <strong>Neerpelt</strong> zijn voorbeelden<br />

gekend van landbouwgebieden waar (vroeger) (relict)percelen met bulten van<br />

pijpenstrootje voorkwamen en waar <strong>wulp</strong>en hun eieren legden<br />

− De kwaliteit van de leefgebieden kan worden verhoogd door vernattingsmaatregelen te nemen.<br />

De <strong>wulp</strong> is een soort die relatief vochtige graslanden en heiden verkiest. Maatregelen om in<br />

valleigebieden het ruimingsbeheer van waterlopen en sloten te extensiveren, zijn zeer gunstig<br />

voor de soort<br />

− De kwaliteit van de leefgebieden kan worden verhoogd door maatregelen te nemen die de rust<br />

binnen de (potentieel geschikte) leefgebieden vergroten. Georganiseerde activiteiten (festivals,<br />

ruiterdagen, wandelingen,…) binnen het leefgebied van de <strong>wulp</strong>, of in de directe nabijheid ervan,<br />

dienen best buiten het broedseizoen plaats te vinden<br />

1<br />

‘overhoekjes’ zijn stukken van percelen die voor landbouwers weinig interessant zijn, bijvoorbeeld<br />

doordat ze moeilijk bereikbaar zijn met machines of te nat zijn.<br />

47


− De kwaliteit van het leefgebied kan worden verhoogd door in uitgestrekte gebieden maatregelen<br />

te nemen om de openheid nog te versterken. Hierbij kan gedacht worden aan het verwijderen van<br />

hoge bomenrijen (populier) die open gebieden kunnen compartimenteren en het potentieel<br />

leefgebied van de <strong>wulp</strong> versnipperen. Dergelijke elementen in het landschap geven ook<br />

broedgelegenheid aan kraaiachtigen waarvan gekend is dat ze een negatief effect kunnen hebben<br />

op het broedsucces van weidevogels waaronder de <strong>wulp</strong>. Uiteraard dient er bij het nemen van<br />

dergelijke maatregelen over gewaakt te worden dat tegelijkertijd geen nadelige effecten worden<br />

veroorzaakt voor andere ecologische waarden. In bepaalde landbouwzones zijn kleine<br />

landschapselementen (zoals bomenrijen, hagen en houtkanten) immers sterk gewenst, onder<br />

andere omdat ze het leefgebied vormen voor soorten als geelgors, steenuil en groentje die ook<br />

van nature voorkomen in de gemeente <strong>Neerpelt</strong>. Het goed onderhouden van deze houtkanten<br />

(geregeld teugzetten) is dan ook een aandachtspunt in deze zones<br />

Maatregelen volgens scenario’s<br />

De maatregelen voor de <strong>wulp</strong> zullen voorgesteld worden aan de hand van vier scenario’s.<br />

− Het begrip scenario wordt hieronder opgevat als een pakket van maatregelen dat van toepassing<br />

is op een welomlijnd gebied<br />

− Er wordt voor elk scenario aangegeven of het een laag of een hoog ambitieniveau heeft. Tevens<br />

wordt aangegeven wat het scenario geacht wordt te zullen realiseren (stand-still, kleine toename,<br />

forse toename)<br />

− De actiegebieden voor de maatregelen komen overeen met de zones die bij de<br />

potentieverkenning werden afgebakend en meer specifiek met de zones die worden voorgesteld<br />

ter afbakening van weidevogelgebied (zie figuren 5.1 en 5.2). Voor meer details over deze<br />

potentieanalyse zie rapport Aeolus in bijlage op cd-rom<br />

− Er zal per scenario worden opgelijst welke typen van maatregelen in het scenario zijn inbegrepen<br />

48


De figuren 5.1 en 5.2 geven de zones weer die vanuit de potentieanalyse worden voorgesteld als<br />

mogelijk leefgebied voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>. Concrete maatregelen worden in de eerste plaats het<br />

best genomen binnen de geselecteerde kadasterpercelen (zie verder).<br />

Figuur 5.1 Zones waarbinnen maatregelen voor de <strong>wulp</strong> worden voorgesteld: zone 1 en 3.<br />

49


Figuur 5.2 Zones waarbinnen maatregelen voor de <strong>wulp</strong> worden voorgesteld: zone 2.<br />

Overzicht van de verschillende scenario’s voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong><br />

Scenario 1 ‘behoud broedpopulatie Herent - Sint-Huibrechts-Lille’<br />

Ecologisch ambitieniveau: laag<br />

Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: stand-still<br />

Actiegebied: landbouwgebied tussen Herent en Sint-Huibrechts-Lille (Zone 2)<br />

Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen binnen het huidige leefgebied. De<br />

maatregelen zijn uitsluitend gebaseerd op de vrijwillige (tegen vergoeding) medewerking van<br />

landbouwers volgens standaardbeheersovereenkomsten zoals ze in Vlaanderen worden toegepast.<br />

Hiervoor zal het wel noodzakelijk zijn om het betreffend gebied als ‘weidevogelgebied’ te erkennen<br />

opdat het sluiten van beheersovereenkomsten in het gebied mogelijk wordt.<br />

50


Type maatregelen<br />

− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />

− Erkenning van het betreffend gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />

− Sluiten van beheersovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende zones op basis van<br />

vrijwilligheid<br />

Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />

<br />

werkzaamheden op het land<br />

Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />

Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />

Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />

Braakleggen van (delen van) percelen<br />

Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is tijdens de<br />

broedperiode<br />

Scenario 2 ‘Populatietoename leefgebied Herent - Sint-Huibrechts-Lille’ door het nemen van<br />

specifieke maatregelen op specifieke plaatsen<br />

Ecologisch ambitieniveau: hoog.<br />

Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: stijging tot naar schatting maximaal zes tot acht broedparen.<br />

Actiegebied: landbouwgebied tussen Herent en Sint-Huibrechts-Lille (Zone 2).<br />

Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen op maat waarbij het nemen van<br />

specifieke maatregelen in specifieke zones voorop wordt gezet. Om deze maatregelen te kunnen<br />

nemen, kan het noodzakelijk blijken om bepaalde percelen aan te kopen en hierop een specifiek<br />

beheer te voeren. Tevens dienen maatregelen te worden genomen om de waterhuishouding te<br />

optimaliseren met het oog op het voorkomen van <strong>wulp</strong>. Naast de zones waar specifieke acties worden<br />

vastgelegd, zal ook gewerkt worden via het sluiten van beheersovereenkomsten met landbouwers.<br />

Type maatregelen<br />

− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />

− Aankoop en specifiek beheer van gronden<br />

− Pachtovereenkomsten aanpassen<br />

− Vernatting van bepaalde deelzones<br />

− Revisie van recreatieve ontsluiting van het gebied met het oog op het beperken van de<br />

verstoringsgraad<br />

− Erkenning van het betreffend gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />

− Sluiten van beheersovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende zones op basis van<br />

vrijwilligheid<br />

Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />

<br />

werkzaamheden op het land<br />

Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />

Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />

Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />

Braakleggen van (delen van) percelen<br />

51


Scenario 3 ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />

Dommelvallei’ via beheersovereenkomsten<br />

Ecologisch ambitieniveau: middelmatig.<br />

Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: toename (in de veronderstelling dat tegelijkertijd in deelgebied Herent – St.-<br />

Huibrechts-Lille de populatie kan worden behouden).<br />

Actiegebied: landbouwgebied in het benedenstrooms gedeelte van de Vallei van de Dommel en<br />

aanpalende landbouwgronden nabij het natuurreservaat Hageven (Zone 1).<br />

Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen binnen het voormalige leefgebied<br />

dat zich uitstrekte van het Hageven tot de Buitenheide in het noordelijk gedeelte van <strong>Neerpelt</strong> en in de<br />

richting van de gemeente Hamont-Achel. De maatregelen zijn uitsluitend gebaseerd op de vrijwillige<br />

(weliswaar vergoede) medewerking van landbouwers volgens standaardbeheersovereenkomsten<br />

(VLM), ondersteuningsovereenkomsten (provincie) of een gemeentelijk subsidiebeleid. Voor de<br />

beheersovereenkomsten van VLM zal het wel noodzakelijk zijn om het betreffend gebied als<br />

‘weidevogelgebied’ te erkennen aangezien dit nog niet het geval is.<br />

Type maatregelen<br />

− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />

− Erkenning van het betreffend gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />

− Sluiten van beheers- of ondersteuningsovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende<br />

zone op basis van vrijwilligheid<br />

Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />

<br />

werkzaamheden op het land<br />

Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />

Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />

Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />

Braakleggen van (delen van) percelen<br />

Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is tijdens de<br />

broedperiode<br />

Belangrijke bemerking<br />

Het scenario met vergoedingen via beheersovereenkomsten van VLM is enkel mogelijk indien het<br />

betreffend gebied als weidevogelgebied wordt erkend en dit om het mogelijk te maken dat er<br />

beheersovereenkomsten kunnen worden gesloten. Dit erkend weidevogelgebied zou echter volledig<br />

gelegen zijn binnen de grenzen van het Vogelrichtlijngebied ‘Hamonterheide, Hageven, Buitenheide,<br />

Stamprooierbroek en Mariahof’ (code BE2221314). De aangemelde soorten voor dit<br />

vogelrichtlijngebied zijn echter geen soorten die uitgesproken open weidegebieden vereisen. Het<br />

betreft in hoofdzaak soorten die afhankelijk zijn van moerasgebieden. Men kan zich dan ook de vraag<br />

stellen of het opportuun is om binnen de contouren van een dergelijk vogelrichtlijngebied een keuze te<br />

maken voor (vogel)soorten die enigszins andere ecotopen behoeven. Op die manier wordt immers de<br />

oppervlakte van potentieel leefgebied voor de aan Europa aangemelde soorten verkleind. Vanuit een<br />

louter beleidsmatig oogpunt kunnen dan ook vragen worden gesteld bij dit scenario.<br />

Daarom is het belangrijk alternatieve subsidiemogelijkheden te voorzien.<br />

52


Ondersteuningsovereenkomsten vanuit de provincie voorzien een financiële tegemoetkoming aan<br />

landbouwers die bepaalde zeldzame soorten op hun percelen hebben broeden. De <strong>wulp</strong> is daar één<br />

van. Meer informatie over deze ondersteuningsovereenkomsten zijn te vinden in bijlage op cd-rom.<br />

Een gemeentelijk subsidiebeleid voor landbouwers die maatregelen willen nemen voor de <strong>wulp</strong> is een<br />

tweede alternatief. Voor dit subsidiebeleid kan de gemeente financiële ondersteuning aanvragen via<br />

de samenwerkingsovereenkomst, cluster natuurlijke entiteiten (zie hoofdstuk 5.2).<br />

Scenario 4 ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />

Dommelvallei’ door het nemen van specifieke maatregelen op specifieke plaatsen<br />

Ecologisch ambitieniveau: hoog<br />

Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: forse toename (in de veronderstelling dat tegelijkertijd in deelgebied Herent –<br />

St.-Huibrechts-Lille de populatie kan worden behouden).<br />

Actiegebied: landbouwgebied in het benedenstrooms gedeelte van de Vallei van de Dommel en<br />

aanpalende landbouwgronden nabij het natuurreservaat Hageven (Zone 1).<br />

Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen op maat waarbij het nemen van<br />

specifieke maatregelen in specifieke zones voorop wordt gezet. Om deze maatregelen te kunnen<br />

nemen, kan het noodzakelijk blijken om bepaalde percelen aan te kopen en een specifiek beheer te<br />

geven. Tevens dienen maatregelen te worden genomen om de waterhuishouding te optimaliseren met<br />

het oog op het voorkomen van <strong>wulp</strong>. Naast de zones waar specifieke acties worden vastgelegd, zal<br />

ook gewerkt worden via het sluiten van beheers- of ondersteuningsovereenkomsten met landbouwers.<br />

Type maatregelen<br />

− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />

− Aankoop en specifiek beheer van gronden<br />

− Pachtovereenkomsten aanpassen<br />

− Vernatting van bepaalde deelzones<br />

− Revisie van recreatieve ontsluiting van het gebied met het oog op het beperken van de<br />

verstoringsgraad<br />

− Erkenning van het betreffende gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />

− Sluiten van beheers- of ondersteuningsovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende<br />

zones op basis van vrijwilligheid<br />

Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />

<br />

werkzaamheden op het land<br />

Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />

Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />

Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />

Braakleggen van (delen van) percelen<br />

53


Van toepassing zijnde acties per scenario<br />

Scenario 1<br />

Herent-Sint-<br />

Huibrechtslille<br />

Scenario 2<br />

Herent-Sint-<br />

Huibrechtslille<br />

Scenario 3<br />

Omgeving van de<br />

benedenloop van<br />

de Vallei van de<br />

Dommel<br />

Waken over behoud open ruimte X X X X<br />

Sluiten beheers- of X X X X<br />

ondersteuningsovereenkomsten op<br />

basis van vrijwilligheid<br />

Erkenning van weidevogelgebied X X X X<br />

Aankoop en specifiek beheer van<br />

gronden<br />

X X<br />

Pachtovereenkomsten aanpassen X X<br />

Vernattingsmaatregelen X X<br />

Recreatieve ontsluiting reviseren X X<br />

Tabel 5.1 Overzicht van de acties per scenario voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>.<br />

5.1.1 Scenario 1 ‘Behoud broedpopulatie Herent - Sint-Huibrechts-Lille’<br />

Erkenning als weidevogelgebied<br />

Scenario 4<br />

Omgeving van<br />

de benedenloop<br />

van de Vallei<br />

van de Dommel<br />

Dit scenario steunt volledig op het werken via beheers- of ondersteuningsovereenkomsten en het<br />

subsidiëren van landbouwers om het landbeheer af te stemmen op broedende weidevogels om zo<br />

meer specifiek een duurzamere situatie voor de <strong>wulp</strong> te realiseren.<br />

Voor wat de subsidies betreft, bestaan er drie mogelijkheden<br />

− De gemeente kan zelf instaan voor de financiering van de subsidies, door de uitbouw van een<br />

gemeentelijk subsidiestelsel voor landbouwers dat specifiek is afgestemd op de <strong>wulp</strong><br />

− De provincie <strong>Limburg</strong> beschikt over een instrumentarium om ondersteuningsovereenkomsten te<br />

sluiten wanneer zij dit zinvol acht om bestaande natuurwaarden in het landbouwgebied te<br />

behouden of te versterken (zie bijlage op cd-rom voor meer informatie hieromtrent)<br />

− De Vlaamse overheid (specifiek de Vlaamse LandMaatschappij, VLM) geeft subsidies voor<br />

beheersovereenkomsten in erkende weidevogelgebieden. Momenteel zijn er in <strong>Neerpelt</strong> GEEN<br />

gebieden erkend als weidevogelgebied (zie hoger)<br />

Willen we door middel van beheersovereenkomsten die gefinancierd worden door de Vlaamse<br />

overheid acties ondernemen om de situatie voor <strong>wulp</strong> te verbeteren, dan is het dus noodzakelijk dat er<br />

zones worden afgebakend als weidevogelgebied. Op kaart 6.2 in bijlage wordt een voorstel gedaan<br />

om een deel van zone 2 af te bakenen als ‘weidevogelgebied’. Merk op dat niet de volledige zone 2,<br />

zoals weergegeven op figuur 5.2, naar voor geschoven is als weidevogelgebied. Enkel het meest<br />

open gedeelte van deze zone is voorgesteld om erkend te worden als weidevogelgebied. De meest<br />

zuidelijke landbouwgebieden zijn immers rijk aan kleine landschapselementen met een belangrijke<br />

corridorfunctie en ecologische waarde in het agrarisch landschap en dienen behouden te worden.<br />

Andere soorten zoals onder andere geelgors hebben deze elementen nodig.<br />

54


In afwachting van de erkenning als weidevogelgebied of als alternatief hiervoor wanneer de erkenning<br />

niet mogelijk blijkt, kan de gemeente in samenwerking met de provincie soortgelijke<br />

beheersovereenkomsten met de landbouwers afsluiten en financieren. In geval van erkenning als<br />

weidevogelgebied, kunnen die gemeentelijke en provinciale subsidies parallel blijven bestaan, o.a.<br />

voor (potentieel) waardevolle percelen die buiten de perimeter van het erkende weidevogelgebied<br />

vallen.<br />

Verschillende vormen van beheersovereenkomsten<br />

Volgende ingrepen/maatregelen zijn positief voor <strong>wulp</strong> en komen in aanmerking voor<br />

beheersovereenkomsten<br />

− Plaatsen van nestbeschermers of nestmarkeerders<br />

− Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer<br />

− Omzetten van akkerpercelen naar permanent grasland<br />

− Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />

− Braakleggen van akkers<br />

− Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is in de broedperiode<br />

We bespreken de verschillende mogelijke maatregelen hieronder meer in detail. De bespreking is<br />

gedeeltelijk gebaseerd op de beheersmaatregelen die door de VLM gesubsidieerd worden onder het<br />

beheerspakket weidevogelbeheer, maar gaat nog een stap verder. Met name de beheersmaatregelen<br />

‘braakleggen van akkers en verbouwen van teelten die geen grondbewerking vereisen tijdens de<br />

broedperiode van <strong>wulp</strong>’ worden toegevoegd. <strong>Provincie</strong> en gemeente kunnen zich hierdoor laten<br />

inspireren voor de uitbouw van een provinciaal/gemeentelijk subsidiestelsel op de maat van de <strong>wulp</strong>.<br />

1. Plaatsen van nestbeschermers of nestmarkeerders<br />

Een eerste methode is het markeren van nesten waarna deze uitgespaard worden tijdens<br />

werkzaamheden op het land.<br />

Praktisch gaat dit als volgt in zijn werk (mondelinge mededeling P. Smets, VWG Oost-Brabant). Men<br />

observeert de <strong>wulp</strong>en vanop een zekere afstand met twee personen met verrekijker en telescoop. Op<br />

het moment dat de <strong>wulp</strong>en verstoord worden (door een roofvogel, door mensen,…) houdt men ze<br />

nauwgezet in de gaten. Het wijfje zal weer landen en zo onopvallend mogelijk naar het nest lopen.<br />

Aan het gedrag (vb. zich schudden,…) merkt men wanneer ze zich op de eieren zet. Een waarnemer<br />

houdt deze plek nauwgezet in de gaten met de telescoop. De andere waarnemer wandelt naar deze<br />

plek en krijgt (bijvoorbeeld via de gsm) aanwijzingen waar hij precies moet zijn. Vervolgens markeert<br />

men het nest door er een stok vlakbij te plaatsen. Deze plek wordt dan uitgespaard indien het perceel<br />

bewerkt wordt.<br />

55


2. Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer<br />

De intensivering in de landbouw (drainage,…) heeft er toe geleid dat maaidata vervroegd zijn en dat<br />

runderen in het voorjaar sneller op het land kunnen. Voor weidevogels is dit geen goede evolutie<br />

aangezien hierdoor een verstoring van de nesten dreigt (vertrappeling). Daarom is het later starten<br />

met hooi- of begrazingsbeheer positief voor weidevogels.<br />

De VLM houdt hierbij de periode 1 april-15 juni aan als periode waarbinnen geen grondbewerking mag<br />

plaatsvinden. De maximum toegestane veedichtheid in deze periode bedraagt twee Groot Vee<br />

Eenheden per ha (twee GVE/ha).<br />

De weidebeheersmaatregelen ‘beweiden’ en ‘maaien’ zoals ze door de VLM worden gehanteerd, zijn<br />

volledig opgenomen in bijlage op cd-rom.<br />

We merken op dat maaien of intensieve begrazing (hoge veedichtheid) in de periode 1 april - eind<br />

mei/midden juni inderdaad fataal is omdat dan de nesten met eieren of jongen sneuvelen. We achten<br />

het mogelijk dat ook reeds in maart de dieren gevoelig zijn voor ingrijpende grondbewerking vermits<br />

ze dan hun nestplaats uitkiezen. Dit zou een element kunnen zijn van verder overleg rond de verfijning<br />

van de beheersmaatregelen zoals gehanteerd door VLM.<br />

3. Omzetten van akkerpercelen naar permanent grasland<br />

Voor weidevogels is vooral het aandeel van weiden in het landbouwlandschap van belang. Probleem<br />

is dat er in de Kempen een evolutie wordt vastgesteld waarbij steeds meer graslanden in akkers<br />

worden omgezet. Dit geldt ook voor de gemeente <strong>Neerpelt</strong> en in het bijzonder voor het<br />

landbouwgebied rond de Prinsenloop in Herent en Sint-Huibrechts-Lille.<br />

De maatregel om akkerland (terug) om te zetten naar grasland is dus zeer relevant.<br />

Concreet zijn er twee mogelijkheden: (a) ofwel wordt na omzetting van het akkerperceel naar een<br />

graslandperceel gekozen voor begrazing, (b) ofwel wordt na omzetting van het akkerperceel naar een<br />

graslandperceel gekozen voor hooilandbeheer. Uiteraard zit hierin vervat dat ook hier in de periode<br />

tussen 1 april en 15 juni geen grondbewerking plaatsvindt en dat er, in geval van beweiding, maximaal<br />

gewerkt wordt met twee GVE/ha.<br />

De weidebeheersmaatregelen ‘omzetten van akkerland in meerjarig grasland en beweiden’ en<br />

‘omzetten van akkerland in meerjarig grasland en maaien’ zoals ze door de VLM worden gehanteerd,<br />

zijn volledig opgenomen op de cd-rom in bijlage.<br />

56


4. Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />

De VLM voorziet ook in subsidies voor een zogenaamd randenbeheer van akkers en graslanden.<br />

Deze beheersmaatregelen worden niet expliciet gekaderd binnen het weidevogelbeheer. Toch kan<br />

randenbeheer een zinvolle bijdrage leveren om de broedgelegenheid en het broedsucces voor<br />

weidevogels gevoelig te verhogen. Algemeen gesteld impliceert randenbeheer dat er een<br />

perceelsrand ecologisch wordt beheerd wat ondermeer inhoudt dat er geen meststoffen en herbiciden<br />

in deze strook worden gebruikt en dat er geen cultuurtechnische maatregelen die de vegetatie<br />

wijzigen, mogen uitgevoerd worden.<br />

Voor een volledige beschrijving van het randenbeheer, zoals ze door de Vlaamse overheid wordt<br />

gesubsidieerd, verwijzen we naar de website www.ehorizon.be/IGLBO/Pakketten.<br />

5. Braakleggen van akkers<br />

Het laten braak liggen van akkers (of delen ervan) is geen maatregel die door de VLM wordt<br />

gesubsidieerd. Ze kan echter wel zinvol zijn om de broedkansen en het broedsucces van de <strong>wulp</strong> te<br />

verhogen. De bedoelde aanpak is hieronder weergegeven.<br />

Als een akker in de zomer of het najaar braak komt te liggen, is die het volgende jaar geschikt als<br />

broedplaats voor de <strong>wulp</strong>, maar ook voor andere weidevogels zoals kievit en scholekster, en voor<br />

akkerkruiden en tal van ongewervelden. Belangrijk is evenwel dat het perceel niet gemaaid of<br />

geploegd wordt. Het tweede jaar is het perceel ook nog geschikt, maar nadien is het - afhankelijk van<br />

de standplaats - wellicht al te dicht en hoog begroeid. Hier is eventueel een samenwerking met lokale<br />

WBE’s mogelijk. Braakleggen van percelen is immers ook voor jaagbare soorten een nuttige<br />

maatregel.<br />

6. Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is in de broedperiode<br />

Het promoten van teelten die geen bewerking vereisen in de kritische periode 1 april-15 juni is ook<br />

een mogelijkheid om verhoogde kansen te creëren voor de <strong>wulp</strong>. Het kan hierbij gaan om<br />

wintergranen en late maïs. Er kan een vergoeding uitgekeerd worden aan de landbouwers om deze<br />

teelten te verbouwen en tijdens de genoemde periode geen werkzaamheden op de akkers uit te<br />

voeren. Wintergraan heeft tegenover maïs het voordeel dat dit ook voor andere soorten (akkervogels)<br />

zoals geelgors en patrijs gunstig is.<br />

Dit is geen maatregel die door de VLM wordt gesubsidieerd. Ze kan echter wel zinvol zijn om<br />

verhoogde kansen op broeden en een verhoogd broedsucces te creëren voor de <strong>wulp</strong>.<br />

Waar<br />

Het open, meest noordelijke gedeelte van zone 2 (= perimeter voorstel weidevogelgebied),<br />

weergegeven op kaart 6.2 in bijlage. De totale oppervlakte bedraagt zo’n 260 ha.<br />

Om de populatie in het weidevogelgebied ‘stabiel’ te houden op drie tot vier broedparen, schatten we<br />

dat minstens voor vijf tot tien percelen specifieke beheersovereenkomsten moeten worden gesloten.<br />

57


Troeven<br />

Alle voorgestelde methodes hebben met zekerheid een positieve bijdrage voor de <strong>wulp</strong>. Met als<br />

uitzondering de maatregel van nestmarkeerders en nestbeschermers dragen alle andere maatregelen<br />

bij tot het verbeteren van de kwaliteit van het leefgebied voor de <strong>wulp</strong>.<br />

Minpunten<br />

Ten aanzien van het werken met nestmarkeerders en nestbeschermers zou het op deze wijze<br />

accentueren van nestplaatsen predators zoals kraaien lokken die zo de nesten makkelijker opsporen.<br />

Sommige ervaringsdeskundigen hechten echter minder geloof aan deze hypothese. Indien zulks zou<br />

worden vastgesteld, kan men het jaar daarna overgaan tot het uitsparen van een of twee are rond de<br />

broedplaats in plaats van enkel het nest. De vergoeding voor de landbouwer dient dan wel hoger te<br />

zijn. Nadeel van deze maatregel is dat er geen structurele verbetering ontstaat van de kwaliteit van het<br />

leefgebied van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> en in het landbouwlandschap in de omgeving van de Prinsenloop<br />

in het bijzonder.<br />

Voor maatregelen als het braakleggen van akkers en het overgaan op bepaalde teelten die geen<br />

grondbewerking vereisen in de broedperiode, bestaan er geen specifieke subsidies die door de VLM<br />

worden uitgekeerd. Voor het toepassen van deze maatregelen lijkt een specifieke tussenkomst<br />

vanwege de gemeente / provincie noodzakelijk.<br />

Kostenraming<br />

Zie bijlage: tarieven VLM.<br />

Voor maatregelen als het braakleggen van akkers en het overgaan op bepaalde teelten die geen<br />

grondbewerking vereisen in de broedperiode, zou de gemeente/provincie specifieke tarieven kunnen<br />

onderhandelen met de landbouwer.<br />

5.1.2 Scenario 2 ‘Populatietoename leefgebied Herent - Sint-Huibrechts-Lille’<br />

De mogelijkheid dat landbouwers op vrijwillige basis beheersovereenkomsten sluiten wordt in dit<br />

scenario overgenomen. Daarnaast worden er zones ingericht die volledig worden beheerd met het<br />

oog op de <strong>wulp</strong> en die ervoor zorgen dat bepaalde percelen steeds een betrouwbaar refugium<br />

(vluchtplaats) zullen zijn voor de doelsoort.<br />

Aankoop percelen<br />

Wat<br />

De voorgestelde percelen voldoen aan volgende eisen.<br />

− Relatief vochtig gelegen volgens de bodemkaart<br />

EN/OF<br />

− Gelegen in de nabijheid van bestaande territoria van <strong>wulp</strong><br />

Een optimale inrichting behelst ondiep afgraven zodat er een komvormige laagte ontstaat (dus<br />

centraal meer afgraven dan aan de randen). Het terrein zal ‘s winters vernatten en er zal een vegetatie<br />

met veel russen ontstaan die men jaarlijks voor de helft maait in de periode juli-oktober (gefaseerd<br />

maaien).<br />

58


Waar<br />

De voorgestelde percelen zijn aangeduid op kaart 6.3 in bijlage.<br />

Troeven<br />

Sterke verbetering van de kwaliteit van het leefgebied van de <strong>wulp</strong>.<br />

Minpunten<br />

Hoge kostprijs.<br />

Aanpassen pachtovereenkomsten<br />

Wat<br />

Voor alle percelen die in eigendom zijn van de gemeente en verpacht worden aan landbouwers, wordt<br />

een clausule opgenomen dat ze ‘<strong>wulp</strong>vriendelijk’ dienen beheerd te worden. Dit impliceert dat het<br />

beheer er enkel volgens de voorwaarden van een van de pakketten van het weidevogelbeheer dient<br />

te gebeuren. De voornaamste richtlijn hierbij is geen grondbewerkingen uitvoeren in de periode van 1<br />

april tot 15 juni.<br />

Waar<br />

Binnen de zone die in het voorgaande scenario als weidevogelgebied naar voor is geschoven. Enkele<br />

gemeentepercelen worden hieronder in meer detail besproken (zie ook kaart 6.3 in bijlage).<br />

− Er liggen twee percelen grasland van de gemeente ten oosten van het gehucht Herent die<br />

geschikt zijn voor <strong>wulp</strong>.<br />

− De ‘evenementenweide’ van de gemeente in Hennemeeuwis, verdient een apart woordje uitleg.<br />

Dit grasland heeft een bloemrijke vegetatie door de combinatie van frequent maaibeheer en<br />

weinig (geen?) bemesting. Op 4 mei 2007 werden bij kort terreinbezoek tal van interessante<br />

ongewervelden waargenomen: koninginnepage, icarusblauwtje, kleine vuurvlinder en veldkrekel.<br />

Vooral laatstgenoemde is op Vlaams niveau zeer sterk afgenomen. Een optimaal beheer is<br />

tweemaal maaien per jaar: de eerste keer niet voor 15 juni en de tweede keer in september. Een<br />

dergelijk beheer zal ook geschikt zijn voor de <strong>wulp</strong>.<br />

Vernatuurlijken Prinsenloop<br />

Wat<br />

De bedding van de Prinsenloop wordt ter hoogte van het weidevogelgebied verhoogd zodat het<br />

grondwaterpeil enigszins stijgt en aanpalende percelen in het voorjaar - tijdens de broedperiode van<br />

<strong>wulp</strong> - er wat vochtiger bijliggen. Ruiming van de beek wordt zoveel mogelijk achterwege gelaten.<br />

Waar<br />

Over de volledige Prinsenloop zoals weergeven op kaart 6.3 in bijlage.<br />

Troeven<br />

Sterke verbetering van de kwaliteit van het leefgebied van de <strong>wulp</strong>.<br />

59


Minpunten<br />

Dergelijke maatregel stuit nogal eens op weerstand van de landbouwers die vrezen voor een te sterke<br />

vernatting van de gronden.<br />

Bemerking<br />

In Noord-<strong>Limburg</strong> ondervinden landbouwers de laatste jaren echter steeds meer inkomstenverlies<br />

door droogtestress van de geteelde gewassen. Voor het jaar 2006 werd daarom reeds een beroep<br />

gedaan op het rampenfonds. De overheid heeft reeds te kennen gegeven dat het de rol van financiële<br />

bemiddeling niet zal kunnen blijven opnemen. Het is dan ook aangewezen dat in het landbouwgebied<br />

de nodige acties worden ondernomen om droogtesituaties te vermijden door het waterbergend<br />

vermogen van valleitjes en aanpalende gronden te verhogen. Maatregelen voor de <strong>wulp</strong> gaan hierbij<br />

hand in hand met het bestendigen van de landbouw.<br />

Recreatieve verstoring verminderen<br />

Wat<br />

− Geen vliegactiviteiten met ULM-vliegtuigjes in de periode 1 maart-eind mei (gebied<br />

Hennemeeuwis, zie kaart 6.3 in bijlage)<br />

− Geen (grote) festiviteiten op de gemeentelijke festiviteitenweide in de periode 1 maart-eind mei<br />

(gebied Hennemeeuwis)<br />

− Herziening van de bestaande structuur aan wandelpaden met het oog op het beperken van de<br />

verstoring voor territoriumhoudende <strong>wulp</strong>en<br />

− Informatie rond het belang van het aanlijnen van honden in gebieden waar <strong>wulp</strong>en en andere<br />

grondbroeders vertoeven<br />

Waar<br />

In het volledige weidevogelgebied zoals bedoeld op kaart 6.3 in bijlage.<br />

Minpunten<br />

Het is maatschappelijk moeilijk om recreatieve mogelijkheden die aan het publiek zijn geboden,<br />

nadien bij te stellen.<br />

Erkenning weidevogelgebied en sluiten beheersovereenkomsten<br />

Idem als weergegeven onder scenario 1.<br />

5.1.3 Scenario 3: ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />

Dommelvallei’ via beheersovereenkomsten<br />

Erkenning als weidevogelgebied<br />

Idem als weergegeven onder scenario 1.<br />

Dit scenario steunt dus volledig op het werken via beheersovereenkomsten en het subsidiëren van<br />

landbouwers om het landbeheer af te stemmen op broedende weidevogels om meer specifiek een<br />

meer duurzame situatie voor de <strong>wulp</strong> te realiseren.<br />

60


Voor wat de subsidies betreft, bestaan er drie mogelijkheden<br />

− De gemeente kan zelf instaan voor de financiering van de subsidies, door de uitbouw van een<br />

gemeentelijk subsidiestelsel voor landbouwers dat specifiek is afgestemd op de <strong>wulp</strong><br />

− De provincie <strong>Limburg</strong> beschikt over een instrument om ondersteuningsovereenkomsten te sluiten<br />

wanneer zij dit zinvol acht om bestaande natuurwaarden in het landbouwgebied te behouden of te<br />

versterken (meer informatie hierover op de cd-rom in bijlage)<br />

− De Vlaamse overheid (specifiek de Vlaamse LandMaatschappij, VLM) geeft subsidies voor<br />

beheersovereenkomsten in erkende weidevogelgebieden. Momenteel zijn er in <strong>Neerpelt</strong> GEEN<br />

gebieden erkend als weidevogelgebied<br />

Willen we door middel van beheersovereenkomsten die gefinancierd worden door de Vlaamse<br />

overheid acties ondernemen om de situatie voor <strong>wulp</strong> te verbeteren, dan is het dus noodzakelijk dat er<br />

zones worden afgebakend als weidevogelgebied. Op kaart 6.4 in bijlage wordt een voorstel gedaan<br />

om een deel van zone 1 af te bakenen als ‘weidevogelgebied’. Merk op dat niet de volledige zone 1,<br />

weergegeven in figuur 5.1 naar voor geschoven is als weidevogelgebied. Enkel voor het deel ten<br />

oosten van de Dommel en een aantal percelen (in eigendom van de provincie) ter hoogte van<br />

‘Tussen’ en ‘Verkeerde Lieveheer’ wordt voorgesteld om een aanvraag tot erkenning als<br />

weidevogelgebied in te dienen. Het gaat hier in hoofdzaak om de zones in landschappelijk waardevol<br />

agrarisch gebied (de natuurgebieden liggen hoofdzakelijk ten westen van de Dommel).<br />

In afwachting van de erkenning als weidevogelgebied of als alternatief wanneer de erkenning niet<br />

doorgaat, kan de gemeente in samenwerking met de provincie soortgelijke beheersovereenkomsten<br />

met de landbouwers afsluiten en financieren. In geval van erkenning van het gebied als<br />

weidevogelgebied, kunnen die gemeentelijke en provinciale subsidies parallel blijven bestaan, o.a.<br />

voor (potentieel) waardevolle percelen die buiten de perimeter van het erkende weidevogelgebied<br />

vallen.<br />

Verschillende vormen van beheersovereenkomsten<br />

Volgende ingrepen/maatregelen zijn positief voor <strong>wulp</strong> en komen in aanmerking voor<br />

beheersovereenkomsten.<br />

− Plaatsen van nestbeschermers of nestmarkeerders<br />

− Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer<br />

− Omzetten van akkerpercelen naar permanent grasland<br />

− Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />

− Braakleggen van akkers<br />

− Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is in de broedperiode<br />

Waar<br />

In het gebied ten oosten van de Dommel en op een aantal percelen (in eigendom van de provincie) ter<br />

hoogte van ‘Tussen’ en ‘Verkeerde Lieveheer’ (= perimeter voorstel weidevogelgebied), zoals<br />

weergegeven op kaart 6.4 in bijlage. De totale oppervlakte van dit gebied bedraagt circa 347 ha.<br />

We stellen voor dat minstens voor vijf tot tien percelen specifieke beheersovereenkomsten worden<br />

gesloten.<br />

61


Troeven<br />

Zie eerder gemaakte beschouwingen bij scenario 1.<br />

Minpunten<br />

Zie eerder gemaakte beschouwingen bij scenario 1.<br />

Kostenraming<br />

Zie bijlage op cd-rom: tarieven VLM.<br />

Voor maatregelen als het braakleggen van akkers en het overgaan op bepaalde teelten dewelke geen<br />

grondbewerking vereist is in de broedperiode, zou de gemeente/provincie specifieke tarieven kunnen<br />

onderhandelen met de landbouwer.<br />

5.1.4 Scenario 4 ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />

Dommelvallei’ door het nemen van specifieke maatregelen op specifieke plaatsen<br />

Aankoop percelen<br />

Wat<br />

Aankoop van percelen landbouwgrond en inrichten als natuur- en weidevogelgebied. Het betreft hier<br />

voornamelijk zeer natte maïsakkers, daarnaast ook enkele raaigrasakkers, natte graslanden en een<br />

droger grasland.<br />

Waar<br />

Zie kaart 6.5 in bijlage.<br />

Taakverdeling<br />

− Natuurpunt: aankoop, inrichting en beheer van gronden<br />

− Gemeente <strong>Neerpelt</strong>: subsidiëring restbedrag aankopen door Natuurpunt vzw<br />

Aanpassen pachtovereenkomsten<br />

Wat<br />

Pachtovereenkomst aanpassen van een perceel in eigendom van de provincie opdat omvorming van<br />

een maïsakker naar grasland kan worden gerealiseerd en geen grondbewerking in de periode 1 april<br />

tot 15 juni plaatsvindt.<br />

Waar<br />

Zie kaart 6.5 in bijlage.<br />

Taakverdeling<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Limburg</strong>: in de pachtovereenkomst opnemen dat er enkel gebruik als grasland mogelijk is.<br />

Overeenkomst met veeboer maken.<br />

62


Waterhuishouding vallei vernatuurlijken<br />

Wat<br />

− Stopzetten ruimingen Dommel om verdroging van omliggend gebied tegen te gaan<br />

− Verhogen peil van gracht ‘Verkeerde Lieveheer’<br />

− Stoppen met ruimingen van gracht zodat deze ondieper wordt en het peil verhoogt<br />

Waar<br />

In de volledige Dommel ten noorden van de N71. Voor de gracht ‘Verkeerde Lieveheer’ verwijzen we<br />

naar kaart 6.5 in bijlage.<br />

Troeven<br />

− Draagt bij tot het herstellen van de kwaliteit van het voormalige leefgebied van de <strong>wulp</strong><br />

− Besparing kosten van ruimingen van Dommel<br />

− Positieve effecten op het vogelrichtlijngebied en het natuurreservaat Hageven<br />

− Eventuele positieve effecten voor landbouw: tegengaan van verdroging en droogtestress in de<br />

zomer (zie hoger)<br />

Erkenning weidevogelgebied en sluiten beheersovereenkomsten<br />

Idem als weergegeven onder scenario 1.<br />

63


5.2 Administratieve acties<br />

5.2.1 Opname van acties voor de <strong>wulp</strong> in het milieujaarprogramma<br />

Een overkoepelende administratieve actie bestaat eruit de in dit actieplan voorgestelde acties ten<br />

gunste van de <strong>wulp</strong> in het milieujaarprogramma 2008 van de gemeente <strong>Neerpelt</strong> op te nemen.<br />

5.2.2 Afbakening weidevogelgebied in <strong>Neerpelt</strong><br />

De VLM voorziet vergoedingen aan landbouwers die maatregelen nemen voor de bescherming van<br />

weidevogels. Deze vergoedingen kunnen echter enkel aangevraagd worden binnen afgebakende<br />

weidevogelgebieden. In <strong>Neerpelt</strong> is tot op heden geen weidevogelgebied afgebakend. De vraag kan<br />

echter wel gesteld worden om de verscheidene zones voor de <strong>wulp</strong> als weidevogelgebied te<br />

erkennen. Hiervoor dient overlegd te worden met ANB en VLM. Voor meer details rond de<br />

voorgestelde zones voor weidevogelgebieden, zie paragraaf 5.1.1.<br />

5.2.3 Subsidies voor landbouwers die maatregelen nemen voor <strong>wulp</strong><br />

Aansluitend op of als vervanging van de weidevogelbeheersovereenkomsten van VLM kan de<br />

gemeente een subsidiereglement uitwerken voor landbouwers die maatregelen nemen voor de <strong>wulp</strong>.<br />

In paragraaf 5.1.1 staan verdere richtlijnen voor het opstellen van dergelijk subsidiereglement.<br />

64


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

6 Communicatie<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

65


6 Communicatie<br />

6.1 Provinciale communicatie<br />

Een aantal acties richt zich tot alle <strong>Limburg</strong>se gemeenten. Deze acties - uitgewerkt door de provincie<br />

en de regionale landschappen - worden aan de gemeente aangeboden.<br />

6.1.1 Sensibilisatie en betrokkenheid van de gemeenten<br />

Brief<br />

Aan het College van burgemeester en schepenen en de gemeenteraad wordt een brief met één pin en<br />

een folder van Countdown 2010 gestuurd.<br />

Doel<br />

− De geadopteerde soort en het project blijven “leven” bij het beleid.<br />

− Het Schepencollege en de gemeenteraad zien het verband tussen dit project en het Europese<br />

Countdown 2010-initiatief. Beide streven naar het behoud van de biodiversiteit.<br />

− Het Schepencollege en de gemeenteraad wordt aangespoord om als gemeente lid te worden van<br />

Countdown 2010.<br />

Doelgroep<br />

− College van burgemeester en schepenen.<br />

Concrete uitwerking<br />

− De brief wordt door de Deputatie van de provincie <strong>Limburg</strong> verstuurd naar de verschillende<br />

colleges van burgemeester en schepenen. Elke brief bevat één pin maar geeft het college de<br />

mogelijkheid om bij te bestellen.<br />

− Deze actie wordt gekoppeld aan het eindevenement.<br />

6.1.2 Productontwikkeling<br />

Kwartetspel <strong>Limburg</strong>se soorten<br />

De bedoeling van het spel is om jongere en oudere generaties op een ludieke wijze terug met elkaar<br />

in contact te brengen. De <strong>Limburg</strong>se soorten zijn hiervoor als ‘levend erfgoed’ uitermate geschikt. Heel<br />

wat van deze soorten zijn immers sterk gekoppeld aan historische landschappen: de boomleeuwerik<br />

en nachtzwaluw aan heide, de geelgors aan kleinschalige akkers en weilanden met houtkanten, de<br />

grauwe gors en de veldleeuwerik aan graanakkers rijk aan akkeronkruiden, de zwarte specht aan<br />

oude bossen, enz. Oudere mensen kennen deze stilaan verdwijnende landschappen vaak nog erg<br />

goed, zij zijn er immers in opgegroeid. Jongere generaties hebben die voeling met dit landschap<br />

echter veel minder. Toch is het belangrijk dat jongeren dit stukje geschiedenis uit hun eigen streek<br />

meekrijgen.<br />

67


Op deze manier stimuleren we de trots en het respect van mensen voor onze typische natuur en<br />

landschappen, alsook de typisch <strong>Limburg</strong>se soorten die hieraan gekoppeld zijn. Respect voor deze<br />

zaken betekent ook dat de kans dat deze mensen zorg gaan dragen voor dit landschap en de soort<br />

vergroot. Via anekdotes, legendes, enz. zullen deze items op een speelse manier aan bod komen in<br />

het kwartetspel.<br />

Op deze manier wordt de verbondenheid tussen mensen en natuur enerzijds en verbondenheid<br />

tussen mensen onderling anderzijds gestimuleerd. De aanvraag voor de realisatie van het kwartetspel<br />

werd ingediend door het RLLK bij de Koning Boudewijnstichting.<br />

6.1.3 Educatie<br />

Doel<br />

− Kinderen en jongeren informeren over en warm maken voor het project. Het belang van de<br />

<strong>Limburg</strong>se soorten en het behoud van biodiversiteit onder hun aandacht brengen.<br />

− Jongeren op termijn inzetten bij het beheer van de soort.<br />

Doelgroep<br />

Kinderen en jongeren<br />

MOS (Milieuzorg Op School)<br />

In het kader van MOS kunnen scholen de adoptiesoort van hun gemeente mee opnemen in hun MOSthema<br />

“natuur op school” (basisonderwijs), “groenvoorziening” (secundair onderwijs) of voor enkele<br />

soorten het thema “water”. MOS-scholen werken steeds op drie niveaus: op klasniveau, op<br />

schoolniveau, en via een bezoek aan een natuureducatief centrum of een natuurgebied. Voor<br />

informatie en ondersteuning op deze drie niveaus kunnen de scholen terecht bij de provinciale MOSbegeleiders.<br />

Leermiddelen (voor zowel basis- als secundaire scholen) kunnen steeds ontleend<br />

worden in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum in Bokrijk.<br />

Daarnaast werkt de provinciale MOS-werkgroep ook samen met de <strong>Limburg</strong>se hogescholen (passend<br />

binnen een MOS-werking).<br />

− Per groep van adoptiesoorten (vogels, vlinders, zoogdieren …) maakten laatstejaarsstudenten<br />

van de XIOS-hogeschool (opleiding voor kleuteronderwijzer en onderwijzer) een educatieve<br />

handleiding met een verticale leerlijn (van kleuterniveau tot 6de leerjaar). Hierbij horen heel veel<br />

lesideeën (vanuit wereldoriëntatie maar ook andere leergebieden) maar ook enkele concreet<br />

uitgewerkte lesjes of excursies.<br />

− Het Provinciaal Natuurcentrum begeleidt bovendien een eindwerk aan de KHLim, rond het behoud<br />

van de biodiversiteit. Ook hierin is een verticale leerlijn (van 1ste tot 6de leerjaar) verwerkt met<br />

werkbladen en veel lesideeën voor elke graad.<br />

68


Leerkrachten, ongeacht van welke basisschool in <strong>Limburg</strong> of welk leerjaar, kunnen dus beschikken<br />

over deze publicaties. Ze kunnen een belangrijke aanzet betekenen om aan de slag te kunnen met de<br />

gemeentelijke adoptiesoort. Deze publicaties kunnen uitgeleend worden in het documentatiecentrum<br />

van het Provinciaal Natuurcentrum in Het Groene Huis in Bokrijk.<br />

Concreet voorbeeld<br />

De bedoeling is dat de school deze activiteiten spreidt over het hele schooljaar. Tijdens een<br />

brainstorm wordteen planning opgemaakt waarbij op bepaalde momenten gespreid over (bijna) alle<br />

maanden van het schooljaar, alle graden bezig zijn met de adoptiesoort.<br />

Hierna wordt een voorbeeld van hoe een MOS-school kan werken rond de adoptiesoort in haar<br />

gemeente gegeven.<br />

− Samen met de MOS-werkgroep maken de directie en de leerkrachten een planning op voor de<br />

rest van het schooljaar (oktober)<br />

− Naar aanleiding van een krantenartikel organiseert de leerkracht een klasgesprek over de<br />

achteruitgang van de biodiversiteit, leerlingen zoeken info over de soort(en) op in de plaatselijke<br />

bibliotheek en op het internet (november)<br />

− Organiseer een inleefmoment voor gans de school: bv. een paar leerlingen die ’s morgens als<br />

vlinder verkleed over de speelplaats ‘fladderen’, als salamander over de grond kruipen, als vogel<br />

door de lucht zweven, enz.(november-december)<br />

− In de MOS-werkgroep en/of het leerlingenparlement worden mogelijke beschermingsacties<br />

besproken, een deskundige van een natuurvereniging wordt uitgenodigd en na enkele<br />

vergaderingen komt men tot een actieplan (oktober-februari)<br />

− Tijdens de lessen Nederlands, muzische vorming (tekenen, knutselen, muziek, …) wordt de<br />

creativiteit van de leerlingen aangesproken. Er worden bv. posters gemaakt die in de school<br />

worden opgehangen (mei-juni)<br />

− Op de ouderraad wordt besproken hoe leerlingen en hun ouders gestimuleerd kunnen worden om<br />

in de eigen tuin maatregelen te nemen voor de adoptiesoort of aanverwante soorten (algemeen<br />

vlinders, vogels, amfibieën, …). Tijdens een welbepaald weekend wordt een telmoment<br />

georganiseerd in alle tuinen van de gemeente (april)<br />

− De milieuwerkgroep organiseert een persconferentie om de geplande actie op school toe te<br />

lichten (juni)<br />

− Leerlingen bezoeken een natuureducatief centrum of helpen tijdens een project mee aan<br />

beheerswerken (oktober-mei)<br />

− Educatieve publicaties, een cd-rom en posters over de dier- of plantengroep waartoe de<br />

adoptiesoort behoort, worden ontleend in het documentatiecentrum van het Provinciaal<br />

Natuurcentrum om te gebruiken tijdens de lessen (juni)<br />

− Op het einde van het schooljaar wordt tijdens het schoolfeest gewerkt rond de adoptiesoort met<br />

de presentatie van de knutselwerkjes, zelf gemaakte liedjes, gedichten, …<br />

− Op school wordt een gedeelte van de parking heringericht en omgevormd tot een bloemenweide,<br />

een beestenpoel, etc. eventueel met zitbank en buitenklasje (volgend schooljaar)<br />

− De MOS-werkgroep organiseert een evaluatiemoment en publiceert de resultaten in het<br />

schoolkrantje (begin volgend schooljaar)<br />

− Ouders en buren worden betrokken bij onderhoud en toezicht van de aangelegde tuin of poel<br />

69


6.1.4 Soortevenementen<br />

Met een aantal doelgroepen kunnen “soortevenementen” zoals een vlinderweek, een<br />

amfibieënweekend, een vogeldag, etc. georganiseerd worden. Deze evenementen kunnen aan<br />

andere initiatieven zoals bijvoorbeeld “dag van de aarde” of “dag van de biodiversiteit” gekoppeld<br />

worden.<br />

De provincie neemt hier samen met de regionale landschappen het voortouw en informeert de<br />

betreffende gemeenten.<br />

6.1.5 Informatieverstrekking<br />

Pers<br />

In bijlage 4 vind je een basistekst die gebruikt kan worden bij het uitwerken van persteksten.<br />

Er verschijnen ook artikels in tijdschriften o.a.<br />

− meer wetenschappelijke artikels: bv. Natuur.Focus<br />

− gepopulariseerde bijdragen: bv. in Libelle<br />

− Europese communicatie: bv. Tijdschrift EU, Countdown 2010<br />

− <strong>Limburg</strong>se communicatie: bv. Natuur & Milieu<br />

Website<br />

− www.limburg.be/limburgsesoorten<br />

− www.likonaforum.be<br />

− www.rlkm.be<br />

− www.rllk.be<br />

− www.rlh.be<br />

Op de websites vind je algemene informatie over het project, de soorten, aankondigingen van<br />

activiteiten …<br />

70


6.2 Regionale communicatie<br />

Studievoormiddag<br />

In het voorjaar van 2007 organiseert het RLLK een studievoormiddag voor schepenen en ambtenaren<br />

in het kader van het soortenproject.<br />

Doel<br />

− Gemeenten wegwijs maken in de mogelijkheden voor het uitvoeren van de acties uit het actieplan<br />

en gemeenten met elkaar in contact brengen en stimuleren om ervaringen rond projecten uit te<br />

wisselen<br />

− Beleid met praktijk verbinden<br />

− Politiek en ambtelijk draagvlak verbreden<br />

Concrete uitwerking<br />

De concrete uitwerking gebeurt door het team van het RLLK tijdens het voorjaar van 2007.<br />

Educatieve poster<br />

Het RLLK zal voor elke adoptiesoort uit het werkingsgebied een educatieve poster laten maken en<br />

iedere gemeente 50 ex. van de poster van de betreffende adoptiesoort aanbieden. Bijkomende<br />

exemplaren kunnen door de gemeente aangekocht worden aan productieprijs. De gemeenten wordt<br />

gevraagd zich te engageren om deze posters te bezorgen aan bijvoorbeeld scholen, bibliotheken,<br />

culturele centra, enz.<br />

Doel<br />

− Een groot publiek laten kennismaken met de gemeentelijke adoptiesoort en hen informeren wat ze<br />

zelf kunnen doen voor deze soort<br />

Concrete uitwerking<br />

De concrete uitwerking gebeurt door het team van het RLLK tijdens het voorjaar van 2007.<br />

Soortenslinger<br />

Het RLLK maakte in de loop van 2006 een ‘soortenslinger’. Deze bestaat uit een waslijn waaraan<br />

bedrukte babypakjes zijn bevestigd. Elk pakje is bedrukt met een foto en wat informatie over een van<br />

de geadopteerde soorten. Deze soortenslinger kan opgehangen worden bij allerhande activiteiten<br />

waar het GALS-project aan gekoppeld kan worden: openingen van wandelgebieden, voorstelling van<br />

projecten, maar ook andere evenementen in de gemeente (jaarmarkt bijvoorbeeld).<br />

Gemeenten fo andere organisaties kunnen de soortenslinger ontlenen voor activiteiten. Voor verdere<br />

informatie en afspraken, contacteer de promotor van het GALS-project bij het RLLK.<br />

71


Doel<br />

Mensen laten kennismaken met de adoptiesoort uit hun eigen gemeente. Bovendien plaatst de<br />

soortenslinger de adoptie in de gemeente in een groter kader (GALS), geeft het een goed beeld van<br />

de totaliteit van het project. De indrukwekkende slinger toont op een ludieke wijze dat alle 44<br />

<strong>Limburg</strong>se gemeenten meedoen aan dit project.<br />

Concrete uitwerking<br />

De concrete uitwerking gebeurt door het team van het RLLK tijdens het voorjaar van 2007.<br />

Soortencursussen<br />

In de loop van 2006 en 2007 zal het RLLK voor elke adoptiesoort uit het werkingsgebied een<br />

soortencursus organiseren. Deze cursus zal bestaan uit een excursie in een gebied in de gemeente<br />

waar de soort voorkomt. Zaken als kenmerken van de soort, het leefgebied, nuttige acties en wijze<br />

van monitoring kunnen aan bod komen.<br />

Doel<br />

− Mensen laten kennismaken met de adoptiesoort uit hun gemeente<br />

− Mensen warm maken om mee te doen aan de monitoring van de soort in de gemeente en hen de<br />

nodige informatie mee te geven hoe dit dient te gebeuren<br />

Concrete uitwerking<br />

− Het RLLK selecteert gunstige periodes, contacteert lesgevers en selecteert locaties voor de<br />

excursies<br />

− Het RLLK verzorgt ook de bekendmaking van de cursussen via allerhande kanalen<br />

Infoborden<br />

Maken van infoborden en tentoonstellingspanelen over de soorten, gekoppeld aan lopende initiatieven<br />

en projecten van het RLLK of waarin het RLLK betrokken is (de Wijers, Zwarte beek, bossen van de<br />

Lage Kempen, project Landschapssterren, enz.).<br />

Doel<br />

− Mensen informeren over de <strong>Limburg</strong>se soort, de levenswijze, het beheer,…<br />

− Bedrijven/particulieren die beheer doen, erkennen en herkennen als voorbeeld wat voor hen een<br />

extra stimulans is de soort verder te beschermen.<br />

Concrete uitwerking<br />

Het ontwerp en de uitwerking gebeurt door het team van het RLLK in overleg met iedere gemeente en<br />

eventuele andere partners, waarbij bekeken wordt of de aanmaak van dergelijke borden relevant is in<br />

die gemeente.<br />

72


Bibliotheekhoekje<br />

Aan de bibliotheken in iedere gemeente wordt de mogelijkheid gegeven een soortenhoekje te<br />

voorzien, een hoekje met boeken over de soortgroep (bijvoorbeeld vogels) of de adoptiesoort. Deze<br />

informatie is zowel voor volwassenen als voor kinderen. RLLK reikt titels van boeken aan.<br />

Doel<br />

− Inwoners informeren over de geadopteerde soort en over de soortgroep in het algemeen<br />

− Aanreiken van informatie die geïnteresseerde burgers kan aanzetten acties op eigen terrein te<br />

ondernemen<br />

Concrete uitwerking<br />

RLLK overlegt met de milieuambtenaar en de bibliothecaris, geeft titels van boeken door, en zorgt<br />

voor een poster.<br />

Timing<br />

Na de levering van de posters<br />

Communicatiekanalen<br />

− Website RLLK www.rllk.be: algemene info over het project, paspoortjes soorten, e-cards van de<br />

adoptiesoorten, rubriek ‘soort van de maand’, enz.<br />

− RLLK-nieuwsbrief: digitale nieuwsbrief met korte nieuwtjes of aankondigingen. De nieuwsbrief<br />

verschijnt om de vier maanden<br />

− Landschapskrant RLLK: in iedere uitgave komt een artikel over de <strong>Limburg</strong>se soorten, per thema<br />

gegroepeerd. De landschapskrant verschijnt 2 maal per jaar.<br />

− Wandelkaarten: indien de soort voorkomt in een wandelgebied, uitgewerkt door het RLLK, wordt<br />

een woordje uitleg over het project en de soort bij de wandelkaart gevoegd<br />

Concrete uitwerking<br />

− De uitwerking gebeurt door de medewerkers van het RLLK<br />

− Dit gedeelte wordt inhoudelijk ondersteund door de promotor<br />

73


6.3 Gemeentelijke communicatie<br />

6.3.1 De <strong>wulp</strong> als mascotte voor landbouwers die willen meewerken aan het behoud van<br />

natuur, landschap en biodiversiteit<br />

De <strong>wulp</strong> is – nog meer dan vroeger – een echte landbouwsoort geworden. In <strong>Neerpelt</strong> komen de<br />

meeste broedkoppels zelfs in akkergebied voor. Landbouwers kunnen daarom een belangrijke<br />

bijdrage leveren aan de bescherming van deze soort (zie hoofdstuk 5).<br />

De <strong>wulp</strong> is dan ook de ideale mascotte voor landbouwers die aandacht willen besteden aan<br />

landschap, natuur en biodiversiteit. Op deze manier kunnen dergelijke landbouwers op een leuke<br />

manier tonen dat natuur en milieu hen nauw aan het hart ligt en zij er ook inspanningen voor leveren.<br />

Deze communicatie kan gaan rond concrete acties die zij zelf ondernemen voor de <strong>wulp</strong> op het terrein<br />

zelf. Belangrijk is dat deze communicatie gebeurt vanuit de landbouwers zelf.<br />

Doelgroep<br />

Landbouwers in <strong>Neerpelt</strong>, bevolking, gemeente<br />

Concrete uitwerking<br />

De gemeente biedt mogelijkheden aan de landbouwers aan om te communiceren over hun<br />

inspanningen. Deze ondersteuning kan zowel financieel zijn als logistiek (bijvoorbeeld ruimte in het<br />

gemeentelijk infoblad).<br />

Financieel<br />

Hier dienen afspraken rond gemaakt te worden wanneer de zaken concreet uitgewerkt worden.<br />

6.3.2 De <strong>wulp</strong> als mascotte voor een verantwoord recreatief gebruik van wandelwegen en trage<br />

wegen in neerpelt<br />

De gemeente <strong>Neerpelt</strong> werkt reeds een aantal jaren rond een trage wegenbeleid. Zoals hoger reeds<br />

aagegeven is de <strong>wulp</strong> een relatief verstoringgevoelige soort. Hij vliegt vaak reeds op wanneer<br />

wandelaars nog meer dan honderd meter verwijderd zijn. Voldoende rust is nochtans erg belangrijk<br />

voor het grootbrengen van de jongen.<br />

Bij het uitwerken of herbekijken van recreatieve ontsluiting of gebruik van trage wegen in de<br />

afgebakende zones dient hiermee rekening gehouden te worden. De <strong>wulp</strong> kan als mascotte dienen<br />

om de mensen in te lichten waarom sommige paden niet (meer) of enkel gedurende bepaalde<br />

periodes toegankelijk zijn. Informatie verstrekken is erg belangrijk.<br />

Doelgroep<br />

Recreanten en buurtbewoners in <strong>Neerpelt</strong><br />

Concrete uitwerking<br />

De gemeente kaart dit thema aan telkens een overleg wordt georganiseerd rond recreatieve<br />

ontsluiting, trage wegen enz.<br />

74


Financieel<br />

Hier dienen afspraken rond gemaakt te worden wanneer de zaken concreet uitgewerkt worden.<br />

6.3.3 Website, artikels in gemeentelijk infoblad<br />

Persmomenten hebben als doel het grote publiek te informeren over gerealiseerde acties en om deze<br />

acties in een ruimer kader te plaatsen (bijvoorbeeld link met het Countdown 2010-programma). De<br />

gemeente kan dit via verschillende mediakanalen realiseren.<br />

Doelgroep<br />

Inwoners en bezoekers van de gemeente<br />

Concrete uitwerking<br />

Website<br />

Hier kan een algemeen tekstje op komen rond het project en de gerealiseerde acties voor de <strong>wulp</strong>.<br />

Belangrijk hierbij is dat de algemene aandachtspunten van het project goed belicht worden. Deze zijn<br />

te vinden in bijlage 4. De teksten kunnen geïllustreerd worden met foto’s en/of tekeningen van de<br />

<strong>wulp</strong>. Een aantal zullen beschikbaar zijn vanuit de provincie <strong>Limburg</strong> en/of vanuit het RLLK.<br />

Bijkomend kan op de website de ‘fiche met tips voor de <strong>wulp</strong>’ gezet worden, dit als suggestie naar wat<br />

mensen zelf kunnen doen voor deze soort. Geïnteresseerden kunnen dit document dan downloaden<br />

van de website.<br />

Verdere richtlijnen voor de website<br />

− te vermelden logo’s: logo <strong>Limburg</strong>se soorten, logo IUCN countdown 2010, eventueel verenigd in<br />

de banner<br />

− kader de actie(s) steeds in het grote verhaal: waarom doen we dit? Is deze actie met andere<br />

acties verbonden, komt er een vervolg, is er al iets aan vooraf gegaan, enz.<br />

− links naar andere websites<br />

www.rllk.be; www.rlkm.be; www.rlh.be<br />

www.limburg.be/limburgsesoorten; www.limburg.be/LIKONA<br />

www.countdown2010.net<br />

www.vlindermee.be<br />

Artikels in gemeenteblaadje<br />

In deze artikels kan hetzelfde aan bod komen als op de website.<br />

Persmomenten<br />

Voor de persmomenten gelden dezelfde aanbevelingen als voor de website en de artikels in het<br />

gemeenteblaadje.<br />

75


6.3.4 Tentoonstelling over de <strong>wulp</strong> en andere weidevogels of andere typische soorten in<br />

landbouwgebied<br />

De <strong>wulp</strong> is een mooie symboolsoort voor natuur en biodiversiteit in landbouwgebied. Rond dit thema<br />

kan dan ook een tentoonstelling opgebouwd worden, waarbij de <strong>wulp</strong> als mascotte op de voorgrond<br />

treedt. Ook andere landbouwsoorten of weidevogels kunnen in deze tentoonstelling aan bod komen.<br />

Wanneer gekozen zou worden voor een reizende (verplaatsbare) tentoonstelling, heeft dit als<br />

voordeel dat de tentoonstelling gedurende bepaalde perioden op verschillende locaties kan gezet<br />

worden. Bibliotheken, het BC de Wulp, culturele centra etc. zijn hiervoor erg geschikte plaatsen.<br />

Doelgroep<br />

Schoolkinderen. De leeftijdsgroep moet bepaald worden voor gestart wordt met de uitwerking van de<br />

tentoonstelling.<br />

Concrete uitwerking<br />

Bij de uitwerking van een tentoonstelling worden best leerkrachten van de doelgroepleeftijd betrokken.<br />

Zij hebben ervaring met de leerdoelen en eindtermen van deze leeftijden en kunnen inschatten wat<br />

hun leerlingen aankunnen en wat te moeilijk of te gemakkelijk is. Een nauwe samenwerking met het<br />

bezoekerscentrum De Wulp ligt erg voor de hand.<br />

6.3.5 Educatief pakket voor scholen rond de <strong>wulp</strong><br />

Gekoppeld aan de tentoonstelling over de <strong>wulp</strong> kan een educatief pakket voor scholen ontwikkeld<br />

worden rond deze soort. Als basis kunnen eventueel bestaande educatieve pakketten gebruikt<br />

worden. Een lijst van bruikbare pakketten per adoptiesoort werd opgemaakt door de MOS-begeleiders<br />

van de provincie <strong>Limburg</strong>. Deze lijst kan bij hen geraadpleegd worden.<br />

Contact<br />

MOS-begeleiders PNC Bokrijk.<br />

Voor het opmaken van een educatief pakket kunnen eventueel studenten (PHL, KHK, XIOS, KHLim)<br />

ingeschakeld worden. Het uitwerken van dergelijk pakket kan kaderen in een eindstage van hun<br />

opleiding. De inhoudelijke aspecten van het pakket dienen besproken te worden met Natuurpunt.<br />

Educatief natuurbeheer is een project van Natuurpunt waarbij scholen op een aangename manier<br />

kunnen kennismaken met natuurbeheer. Een gedeelte van het programma bestaat uit een toelichting<br />

met dia’s, maar de kinderen kunnen ook zelf de handen uit de mouwen steken en zelf meehelpen aan<br />

het terreinbeheer. Tijdens een excursie kunnen ze dan zien welke resultaten het beheerswerk oplevert<br />

en waarom het zo belangrijk is. Scholen kunnen Natuurpunt contacteren om dergelijke activiteit aan te<br />

vragen. Het maaien en afvoeren van maaisel in graslanden die voor de <strong>wulp</strong> beheerd worden is een<br />

voorbeeld van dergelijke activiteit.<br />

Contact<br />

Educatief Natuurbeheer<br />

76


6.3.6 Bezoek aan een voorbeeldproject rond weidevogelbeheer met lokale landbouwers,<br />

gemeente en andere geïnteresseerden<br />

‘Een terreinbezoek zegt vaak meer dan uren theorie.’ Wanneer landbouwers met eigen ogen kunnen<br />

zien wat de voorgestelde maatregelen in de praktijk inhouden en wanneer zij kunnen praten met<br />

‘collega’s’ die hier reeds ervaring mee hebben, is de stap om zelf met deze acties te starten vaak<br />

minder groot. Het organiseren van een (bus)uitstap naar een of meerdere voorbeeldprojecten kan dan<br />

ook een erg waardevolle bijdrage leveren aan het creëren van een draagvlak bij landbouwers om mee<br />

te stappen in de voorgestelde maatregelen.<br />

In Nederland zijn reeds verschillende projecten rond weidevogelbeheer lopende en is er een<br />

jarenlange ervaring opgebouwd.<br />

Doelgroep<br />

Landbouwers, gemeente en andere geïnteresseerden<br />

Concrete uitwerking<br />

De gemeente zoekt eventueel in samenwerking met andere partners een goede locatie voor een<br />

bezoek aan een voorbeeldproject rond weidevogelbeheer. Vervolgens wordt het vervoer geregeld en<br />

worden uitnodigingen gestuurd naar de landbouwers en eventueel andere geïnteresseerden in de<br />

gemeente.<br />

Financieel<br />

De gemeente voorziet een budget voor deze activiteit. Er wordt nagegaan of er mogelijkheden zijn<br />

voor subsidiëring vanuit de samenwerkingsovereenkomst.<br />

6.3.7 Oprichten van een werkgroep ‘vrienden-van-de-<strong>wulp</strong>’<br />

Om efficiënt en gericht maatregelen te kunnen nemen voor de <strong>wulp</strong>, is het nodig dat heel wat zaken<br />

op de voet opgevolgd worden. Zo is het bijvoorbeeld nodig om de nesten te lokaliseren wanneer<br />

nestbeschermingsmaatregelen in hooi- of akkerland genomen worden. Dit is een relatief intensief werk<br />

en vraagt behoorlijk wat tijd. Daarom is het belangrijk dat een groep vrijwilligers zich engageert om<br />

deze zaken op te volgen. Deze vrijwilligers kunnen landbouwers die actie willen ondernemen ten<br />

voordele van de <strong>wulp</strong> helpen.<br />

Belangrijk hierbij is dat dit in erg nauwe samenwerking gebeurt met de landbouwers en dat een aantal<br />

basisprincipes in acht genomen worden.<br />

− Zorg dat je steeds toestemming hebt om het land van landbouwers te betreden<br />

− Deel je bevindingen steeds mee aan de landbouwer<br />

− Ga samen met de landbouwer terug om de (nestbeschermings-)maatregelen uit te voeren<br />

De gemeente coördineert deze werkgroep en zorgt dat op regelmatige tijdstippen overlegd wordt of<br />

alleszins dat de verschillende leden op de hoogte blijven van wat er gebeurt rond de <strong>wulp</strong>. Ook de<br />

monitoring (zie hoofdstuk 7) kan door deze groep uitgevoerd worden. Het ronselen van leden voor<br />

deze werkgroep kan gekoppeld worden aan een cursus rond de <strong>wulp</strong> (zie hoofdstuk 6.2).<br />

77


Doelgroep<br />

Alle geïnteresseerden in <strong>Neerpelt</strong><br />

Concrete uitwerking<br />

De gemeente ondersteunt de werkgroep, voornamelijk logistiek (lokalen, materiaal, enz.).<br />

Financieel<br />

De gemeente voorziet een budget voor de ondersteuning van de werkgroep<br />

6.3.8 Fiche rond maatregelen voor de <strong>wulp</strong><br />

De mogelijke maatregelen die landbouwers kunnen nemen ten voordele van de <strong>wulp</strong> kunnen<br />

samengevat worden in een handige fiche. Deze fiche geeft een overzicht van de voorwaarden<br />

waaraan een perceel moet voldoen om als geschikt broedbiotoop voor de <strong>wulp</strong> dienst te doen.<br />

Vervolgens geeft deze fiche ook een overzicht waar en wanneer welke maatregelen genomen kunnen<br />

worden, afhankelijk van het landgebruik op het betreffende perceel. Ook kan aandacht besteed<br />

worden aan algemene ‘randmaatregelen’ die ook voor <strong>wulp</strong> positieve effecten kunnen hebben, zoals<br />

perceelsrandenbeheer. Tenslotte geeft de fiche ook een overzicht van de mogelijkheden rond<br />

compenserende maatregelen/vergoedingen.<br />

Doelgroep<br />

Landbouwers en particulieren in gebieden met potenties voor <strong>wulp</strong>en.<br />

Concrete uitwerking<br />

Op basis van de concrete acties voorgesteld voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> (zie hoofdstuk 5) wordt deze<br />

fiche opgemaakt. Dit gebeurt in samenwerking met het RLLK, geïnteresseerde landbouwers en de<br />

werkgroep rond de <strong>wulp</strong>.<br />

Financieel<br />

Hiervoor dient geen extra budget voorzien te worden.<br />

6.3.9 Cursus hedendaagse landbouw voor natuurbeschermers en vice versa<br />

In streken met een sterk ontwikkeld landbouwgebruik en belangrijke natuurwaarden heersen vaak<br />

spanningen tussen landbouwers en natuurbeschermingsorganisaties. Heel vaak vinden die<br />

spanningen hun oorsprong in het niet kennen of begrijpen van elkaars omstandigheden.<br />

Natuurbeschermers zijn niet altijd thuis in de regelgeving en de omstandigheden waarin moderne<br />

bedrijfsvoering gebeurt. Een cursus hedendaagse landbouw voor natuurbeschermers zou bijvoorbeeld<br />

dit wederzijdse begrip kunnen vergroten. Maar ook omgekeerd zijn er vaak misverstanden.<br />

Landbouwers zien natuurbeschermers vaak als ‘verspillers’ van goede gronden. Heel het stuk verruigt<br />

en onkruiden tieren welig… Een omgekeerde cursus natuurbeheer voor landbouwers zou op termijn<br />

evenzeer nuttig kunnen zijn, te meer omdat landbouwers vandaag de dag meer en meer worden<br />

ingeschakeld in natuur- en landschapsbeheer.<br />

78


Niet alleen begrijpt de natuurbeschermer de landbouwer dan beter, ook de landbouwer voelt zich<br />

meer gerespecteerd en vice versa. Communicatie kan alleszins vlotter verlopen aangezien beide<br />

groepen meer van elkaar weten, elkaar leren respecteren en één en dezelfde ‘taal’ spreken.<br />

Doelgroep<br />

Landbouwers, natuurbeschermers, de gemeente en andere geïnteresseerden<br />

Concrete uitwerking<br />

De gemeente gaat na in welke mate er interesse is in een dergelijke cursus. Vervolgens kan gestart<br />

worden met de organisatie ervan. De gemeente kan nagaan of er mogelijkheden zijn om deze cursus<br />

in samenwerking met RLLK of Tandem te organiseren. Deze organisaties zijn vertrouwd met<br />

cursussen in deze sector. Meer informatie op www.rllk en www.tandemweb.be.<br />

6.3.10 Koppelen van de adoptie van de <strong>wulp</strong> aan allerhande culturele of andere evenementen<br />

De <strong>wulp</strong> heeft een aantal erg leuke kenmerken die connecties oproepen met jaarlijks georganiseerde<br />

evenementen of activiteiten. Door de <strong>wulp</strong> hieraan te koppelen, wordt de soort op een leuke manier<br />

bekend gemaakt bij de bevolking van <strong>Neerpelt</strong>.<br />

Voorbeelden van activiteiten.<br />

− ‘Wulpenpraalwagen’ in de Carnavalsstoet<br />

− Creatieve opdrachten voor groepen die werken rond beeldende kunst (boetseren, beeldhouwen,<br />

tekenen, schilderen, …) of muziekgroepen (componeren van een ‘<strong>wulp</strong>enprelude’, …), enz.<br />

− Ontwerpen en maken van een kunstwerkje voor een locatie in de gemeente: bijvoorbeeld een<br />

rond punt, een marktpleintje, enz.<br />

− Wanneer een nieuwe wijk wordt aangelegd, kan een van de straten tot ‘<strong>wulp</strong>enstraat’ gedoopt<br />

worden<br />

− Jodelwedstrijd in het kader van het jaarlijkse muziekfestival<br />

De <strong>wulp</strong> kan zeker ook in de communicatie rond het lopende Dommel-LIFE project op de voorgrond<br />

treden. In het kader van dit Europees project zullen heel wat natuurherstelmaatregelen uitgevoerd<br />

worden in en rond het Hageven, een van de vroegere bolwerken van broedkoppels van de <strong>wulp</strong>. De<br />

maatregelen (o.a. venherstel) zullen vermoedelijk positieve effecten hebben op de broedaantallen van<br />

de <strong>wulp</strong> in deze regio. Het is dan ook nuttig de koppeling met de adoptie van deze soort in de<br />

gemeente te maken.<br />

6.3.11 Communicatie buiten provincie<br />

Bezorgen van de fiche voor landbouwers aan regionale landschappen in de andere provincies<br />

Ook in andere streken in Vlaanderen is weidevogelbescherming een actueel thema. De ervaringen die<br />

in <strong>Neerpelt</strong> worden opgedaan of de producten die er ontwikkeld worden (bijvoorbeeld de fiche) kunnen<br />

gedeeld worden met andere regionale landschappen. Voor bedrijfsplanners van VLM kan de fiche<br />

eveneens een nuttige informatiebron zijn.<br />

79


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

7 Monitoring en<br />

beheersevaluatie<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

81


7 Monitoring en beheersevaluatie<br />

Dit hoofdstuk is gebaseerd op Gabriëls (1985), Hustings et al. (1985), van Dijk (1996), Lambrechts et<br />

al. (2003), Dochy (2004).<br />

In 2010 willen we weten welke inspanningen er in de gemeente <strong>Neerpelt</strong> voor de <strong>wulp</strong> geleverd<br />

werden. We willen ook weten of die inspanningen een invloed hebben gehad. Hoe is het gesteld met<br />

het leefgebied van de <strong>wulp</strong>? Zijn er populaties bijgekomen of gaat de soort er op achteruit? Hoe we<br />

die vragen beantwoorden wordt in dit hoofdstuk beschreven. Het mag echter niet bij een eenmalige<br />

evaluatie blijven. Monitoren van soorten is de eerste stap naar een gedegen natuurbeleid<br />

7.1 Inventariseren van de inspanningen<br />

− Het registreren van gemeentelijke acties is een gemeentelijke taak. We vragen de gemeente dan<br />

ook een logboek en een persmap bij te houden.<br />

− In het logboek wordt een korte beschrijving van de actie, de datum waarop de actie plaatsvond en<br />

- indien relevant - het aantal deelnemers dat aan de actie deelnam genoteerd. Indien mogelijk<br />

wordt eveneens genoteerd welke doelgroepen aan de actie deelnamen. In het logboek worden<br />

ook een aantal eenvoudig te meten indicatoren genoteerd die informatie geven over de interesse<br />

van de inwoners (= sociale draagvlak). We geven enkele voorbeelden.<br />

Tonen de inwoners interesse voor het adoptieproject, wordt er informatie over het<br />

adoptieproject bij de gemeente gevraagd of worden er eerder bezwaren over het<br />

adoptieproject en bijhorende acties gemeld.<br />

Krijgt de gemeente rechtstreekse positieve commentaar van de burger. Indien dit zo is, is<br />

dit ook een teken van draagvlak.<br />

Indien een informatiebrochure of folder wordt aangeboden over de adoptiesoort kan ook<br />

opgevolgd worden hoeveel brochures er worden aangevraagd door de inwoners.<br />

− Krantenartikels, artikels in het gemeentelijke of provinciale tijdschrift, informatie op websites of<br />

informatie in folders worden verzameld in een persmap.<br />

De informatie in het logboek en de persmap gecombineerd met informatie over het gemeentelijke<br />

budget, het aantal ingediende projecten in het kader van de samenwerkingsovereenkomst, de<br />

bestuurlijke aandacht die het project krijgt (vb. agendering, studiedagen/vergaderingen bijgewoond/<br />

georganiseerd, etc.) zijn een goede graadmeter voor het draagvlak in de gemeente.<br />

We vragen elke gemeente een vragenlijst in te vullen (bijlage “gemeentelijke vragenlijst” op cd-rom) en<br />

die jaarlijks naar het PNC op te sturen waar ze verwerkt zal worden.<br />

83


7.2 Monitoring van de soort<br />

In 2010 willen we vast kunnen stellen of het beschikbare leefgebied voor de <strong>wulp</strong> is toegenomen en of<br />

het aantal populaties in de gemeente is gestegen.<br />

Bepaling van de status van de voortplantingsbiotoop<br />

Dit is niet eenvoudig en rechtlijnig vast te stellen. Evenmin als de maatregelen voor de <strong>wulp</strong> eenvoudig<br />

te bepalen zijn of uit te voeren zijn of dat het evident is dat ze tot een proportionele toename van de<br />

populatie leiden.<br />

Volgende elementen zijn alvast belangrijk.<br />

− Openheid van het landschap<br />

− Verhouding grasland –akker<br />

− Toestand van de graslanden, namelijk de mate van microreliëf, en de aanwezigheid vochtige<br />

zones<br />

− Maaidata graslanden<br />

− Data bewerking akkers<br />

Methode<br />

− Openheid van het landschap: lastig te kwantificeren; evidente ‘inbreuken’ zoals bosaanplanten in<br />

het open landbouwgebied kunnen geregistreerd worden bij het karteren van de territoria<br />

− Verhouding grasland –akker: gegevens op te vragen bij de VLM (jaarlijkse aangifte landbouwers)<br />

− Mate van microreliëf<br />

er zal slechts zelden microreliëf te vinden zijn in de graslanden en dit kan genoteerd<br />

worden bij territoriumkartering van de <strong>wulp</strong><br />

de aanwezigheid van permanent natte tot vochtige zones zal zeer beperkt zijn en dient<br />

genoteerd<br />

tijdelijke natte zones na periodes van veel neerslag zijn interessant en kunnen genoteerd<br />

worden, maar het is niet doenbaar hier een veldkartering voor op te zetten<br />

− Maaidata graslanden, data bewerking akkers<br />

het is onhaalbaar om dit gebiedsdekkend te registreren binnen het leefgebied van de<br />

<strong>wulp</strong><br />

uiteraard wel strikt op te volgen voor percelen waarop een beheerovereenkomst geldt<br />

Bepaling van de status van de soort<br />

De methoden om vogels in landbouwgebied te inventariseren via het in kaart brengen van territoria,<br />

zijn goed gekend. In het kader van verschillende broedvogelatlassen in zowel België als Nederland<br />

werd een goede methode uitgewerkt. Voor een gedetailleerde bespreking verwijzen we naar de<br />

hogervermelde boekwerkjes.<br />

84


We willen echter nog net iets verder gaan voor de <strong>wulp</strong> en we streven ernaar ook het broedsucces na<br />

te gaan. Dat is essentieel om een evaluatie te maken welke maatregelen werken en welke niet.<br />

Het is zeer belangrijk om bij elke telling dezelfde methode te gebruiken Als de tellingen bij elk bezoek<br />

op een andere manier uitgevoerd worden, kan je ze immers niet meer met elkaar vergelijken wat<br />

betekent dat je geen trends kan vaststellen. De vogelwerkgroep van LIKONA richt samen met<br />

natuurpunt “vogelkijkcursussen” in. Het is dus zeker de moeite waard om met deze mensen contact op<br />

te nemen (zie bijlage 3). In dit hoofdstuk vatten we enkel de belangrijkste aandachtspunten samen die<br />

bij het inventariseren van de <strong>wulp</strong> in het oog gehouden moeten worden.<br />

Methode<br />

De belangrijkste <strong>wulp</strong>engebieden in <strong>Neerpelt</strong> zijn zone 1 (Hageven en omgeving) en zone 2<br />

(landbouwgebied tussen <strong>Neerpelt</strong>-centrum, Herent en Sint-Huibrechts-Lille).<br />

Er zijn minimum drie terreinbezoeken per jaar vereist per gebied: in maart, tweede helft april en<br />

tweede helft mei.<br />

− Vanaf eind februari en vooral in maart komen de <strong>wulp</strong>en op de broedterreinen toe. Maart is de<br />

beste maand om de broedparen te situeren<br />

− Voltallige legsels (in de regel vier eieren) worden volgens Gabriëls (1985) vanaf de tweede week<br />

van april gevonden, zelden vroeger. We houden er rekening mee dat dat anno 2007 wat vroeger<br />

kan zijn. De broedduur bedraagt zevenentwintig tot negenentwintig dagen. De tweede helft van<br />

april is een goede periode om de nesten op te sporen indien men kiest voor nestbescherming<br />

− Vanaf begin mei zijn er jongen (ter illustratie: op 2 mei 2007 had een koppel <strong>wulp</strong> in de Grote<br />

Getevallei in Tienen vier recent geboren jongen). De jongen kunnen pas na ongeveer vijf weken<br />

vliegen, maar na een tweetal weken kunnen ze al goed uit de voeten. De derde en vierde week<br />

van mei zijn een goede periode om te controleren of er jongen zijn. Ook al zijn deze moeilijk te<br />

vinden in het hoge gras, het alarmeren van de oudervogels wijst er dan op dat er wel degelijk<br />

jongen zijn<br />

De fiets lijkt ons het meest interessante vervoersmiddel om te inventariseren, aangevuld met het te<br />

voet doorstruinen van gebieden.<br />

Tijdens elk bezoek worden alle waarnemingen die betrekking kunnen hebben op broeden en in het<br />

bijzonder deze die wijzen op territoriumgedrag of de aanwezigheid van een nest genoteerd.<br />

Dit zijn de volgende elementen.<br />

− Waarneming van een paar<br />

− Territorium indicerende waarnemingen. Luid jodelende <strong>wulp</strong>en in maart en begin april. Het geluid<br />

van de <strong>wulp</strong> is te beluisteren via volgende link www.vogelvisie.nl/soort/<strong>wulp</strong>.php<br />

− Nest-indicerende waarnemingen, waarnemingen die wijzen op de aanwezigheid van een nest of<br />

jongen. Typisch voor de <strong>wulp</strong> is luid alarmerend gedrag wanneer de waarnemer of predatoren in<br />

de buurt van nest komen<br />

− Waarneming van oudere vogels met jongen en de aanwezigheid van een nest of eischalen<br />

85


Duid “uitsluitende waarnemingen”, dit zijn waarnemingen van met zekerheid verschillende individuen,<br />

ook duidelijk aan op je kaart. Dat is essentieel voor de verwerking van de gegevens.<br />

Noteer al deze geldige waarnemingen - en enkel deze - op je stafkaart (dit is je veldkaart). Gebruik<br />

voor elk type waarneming een ander symbool. Kijk je kaart onmiddellijk na het beëindigen van je<br />

telronde goed na. Een fout is snel gemaakt.<br />

Na elke telronde kopieer je alle <strong>wulp</strong>enwaarnemingen naar een nieuwe kaart, je soortkaart. Die vul je<br />

na elk bezoek verder aan. Gebruik voor elk bezoek een andere kleur (of letter) en vermeld op je kaart<br />

welke kleur (of letter) met welke datum overeenkomt. Noteer tevens het aantal geldige waarnemingen<br />

per locatie.<br />

Als alles goed wordt uitgevoerd, zou je op het einde van het seizoen een kaartje zoals figuur 7.1<br />

moeten hebben.<br />

In de handleiding van Dochy (2004) kan je lezen hoe je aan de hand van een dergelijke kaart de<br />

territoria afbakent. Wie het niet ziet zitten de soortenkaarten tot territoria te verwerken, kan hiervoor<br />

ook hulp vragen bij de mensen van de LIKONA vogelwerkgroep.<br />

We stellen voor dat personen die hier interesse in hebben ook worden aangespoord om de territoria<br />

van kievit, scholekster, veldleeuwerik en andere broedvogels te noteren.<br />

De weersomstandigheden zijn niet zo belangrijk. Als het te koud of te warm weer is, zijn de vogels<br />

veel minder actief, maar verder zijn de weersomstandigheden niet zo belangrijk.<br />

Figuur 7.1 Voorbeeldje van een soortkaart. Noteer dat voor elke datum een verschillende kleur werd<br />

gebruikt en elk type waarneming een ander symbool heeft.<br />

86


7.3 Taakverdeling<br />

Bij de inventarisatie van deze soort worden verschillende organisaties en groepen betrokken. Het is<br />

dan ook bijzonder belangrijk goede afspraken te maken. In figuur 7.2 geven we een schematisch<br />

overzicht van de verschillende stappen.<br />

We onderscheiden drie fasen. De voorbereiding, de eigenlijke inventarisatie en de verwerking nadien.<br />

Figuur 7.2 Overzicht van de verschillende stappen die bij de organisatie van een inventarisatie<br />

moeten doorlopen worden.<br />

87


7.3.1 Voorbereiding<br />

Informeren/sensibiliseren<br />

Een eerste stap is alle betrokkenen in de gemeente informeren. Welke soort werd er geadopteerd?<br />

Welke initiatieven zijn er gepland (opleidingen, uitstappen, inventarisaties)? Waar en wanneer vinden<br />

die activiteiten plaats? Hoe kunnen geïnteresseerden zelf hun steentje bijdragen? Al deze informatie<br />

moet op de een of andere manier aan mogelijke vrijwilligers doorgegeven worden.<br />

Zowel de gemeente, het regionale landschap als de provincie gebruiken hiervoor hun<br />

informatiekanalen. Meer details zijn te vinden in hoofdstuk 6. Vooral de gemeente heeft hier een<br />

belangrijke taak naar haar inwoners toe. Om de monitoring efficiënt te laten verlopen is het immers<br />

belangrijk in elke gemeente een trekker aan te duiden, de adoptie peter/meter. De gemeente,<br />

eventueel geholpen door het regionaal landschap en LIKONA, duidt deze persoon aan en geeft<br />

zijn/haar coördinaten door aan de LIKONA coördinator (zie adresgegevens in bijlage 3).<br />

Opleiden<br />

Soorten en leefgebieden inventariseren is niet altijd even eenvoudig. Daarom wordt er opleiding<br />

voorzien voor de gemeentelijke peter/meter en de vrijwilligers.<br />

Heel wat organisaties bieden dergelijke cursussen aan (zie hoofdstuk 6). Specifiek voor de <strong>wulp</strong><br />

vermelden we de cursussen en uitstappen die door het regionaal landschap rond de geadopteerde<br />

soorten georganiseerd worden (zie hoofdstuk 6) en de uitstappen van de vogelwerkgroep van<br />

LIKONA.<br />

De gemeente ondersteunt deze opleiding. Zij voorziet bijvoorbeeld vergaderruimte, organiseert de<br />

nodige postverzendingen, plaatst de aankondiging op de website en in het gemeentelijke infoblad of<br />

stelt haar kopieermachine en/of printers ter beschikking.<br />

7.3.2 De eigenlijke inventarisatie<br />

Opstart inventarisatie<br />

Bij de start van elk nieuw seizoen neemt de LIKONA verantwoordelijke contact op (eventueel via het<br />

regionaal landschap) met de gemeentelijke peter/meter en bezorgt hem/haar het nodige materiaal (zie<br />

7.2). Kaarten en invulformulieren vind je op de bijgeleverde cd-rom. De gemeente kan haar<br />

infrastructuur ter beschikking stellen om deze af te printen. Indien kaarten aangepast moeten worden<br />

via een GIS-systeem (vb. inkleuren nieuwe telgebieden, leggen trajecten, etc.) dan kan hiervoor een<br />

beroep gedaan worden op de LIKONA-coördinator.<br />

De gemeentelijke peter/meter wordt eveneens geïnformeerd waar en wanneer er geteld moet worden.<br />

De peter/meter neemt vervolgens contact op met de vrijwilligers en verdeelt het werk.<br />

88


Inventarisatie<br />

De peter/meter houdt contact met de vrijwilligers en controleert of de vooropgestelde doelstellingen<br />

gehaald worden. Hij/zij speelt eventuele vragen door aan deskundigen zoals de specialisten van de<br />

vogelwerkgroep van LIKONA (contactgegevens in bijlage 3). Met vragen over stafkaarten en/of<br />

invulformulieren of het uitlenen van materiaal kan je bij het PNC terecht (contactgegevens in bijlage 3).<br />

Iedere teller zorgt dat de volledig ingevulde formulieren en de stafkaarten bij de gemeentelijke<br />

peter/meter belanden. Als er een jaarlijkse terugkomdag georganiseerd wordt is dit het uitgelezen<br />

moment om al deze gegevens te verzamelen. De gemeentelijke peter/meter stuurt alle verwerkte<br />

gegevens door aan de LIKONA verantwoordelijke (contactgegevens in bijlage 3).<br />

Het is eveneens belangrijk de vrijwilligers regelmatig te informeren over de voortgang van het project.<br />

Dit kan o.a. op de gemeentelijke website, op de website van het regionaal landschap of op<br />

infoavonden georganiseerd door de gemeente of het regionaal landschap. Dit kan een jaarlijkse<br />

‘terugkomdag’ voor de vrijwilligers worden waar de gemeente logistiek ondersteunt (zie ook hoofdstuk<br />

6).<br />

Verzamelen data<br />

De gegevens worden door de vrijwilligers verzameld. Elke vrijwilliger zorgt ervoor dat de bijgeleverde<br />

kaarten en invulformulieren volledig ingevuld worden.<br />

Op het einde van het seizoen zorgt de gemeentelijke peter/meter ervoor dat alle formulieren aan de<br />

gemeente en aan de LIKONA-coördinator bezorgd worden. De LIKONA-coördinator neemt tijdig<br />

contact op met de peter/meter en/of de gemeente. Heel wat data gaan immers verloren omdat de<br />

gegevens niet tijdig of niet in de correcte vorm worden doorgegeven.<br />

7.3.3 Naverwerking<br />

Dataopslag en dataverwerking<br />

Dit is specialistenwerk. Op het PNC worden de nodige databanken ontwikkeld waarin de gegevens<br />

opgeslagen kunnen worden. De data worden in deze databanken ingevoerd. Na een aantal jaren kan<br />

op basis van deze gegevens de trend van de geadopteerde soort worden bepaald. Deze trends geven<br />

dan aan in hoeverre de gestelde doelen bereikt werden en hoe effectief het gevoerde beheer was.<br />

Terugkoppeling resultaten<br />

Eens verwerkt moeten de resultaten teruggekoppeld worden naar de gemeenten en vrijwilligers. De<br />

LIKONA-coördinator bekijkt samen met het regionaal landschap hoe dit best georganiseerd kan<br />

worden (vb. lokale presentaties, presentaties op de LIKONA - studiedag, presentaties op Vlaamse<br />

studiedagen, presentatie op jaarlijkse terugkomdag). De gemeente kan hier logistieke steun geven en<br />

meehelpen bij het uitwerken van deze presentaties.<br />

89


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

8 Verdere acties<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

91


8 Verdere acties<br />

8.1 Grensoverschrijdende samenwerking rond weidevogelbescherming<br />

In Nederland is weidevogelbescherming een zeer actueel thema. Nederland herbergt van o.a. de<br />

grutto een erg belangrijk aandeel van de wereldwijde broedpopulatie. Ook <strong>wulp</strong> is een weidevogel die<br />

heel wat aandacht krijgt. Ze hebben rond dit thema dan ook reeds heel wat ervaring opgedaan. Een<br />

grensoverschrijdende samenwerking kan dan ook erg nuttige informatie opleveren.<br />

Onder andere IKL (Instandhouding Kleine Landschapselementen in <strong>Limburg</strong>) in Nederland is actief<br />

rond weidevogelbeheer in Nederlands <strong>Limburg</strong>. Zij organiseren bijvoorbeeld cursussen rond<br />

nestbescherming e.d. Meer informatie hierover op www.ikl-limburg.nl.<br />

93


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

LITERATUURLIJST<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

95


Literatuurlijst<br />

Berten, R., 1990. Natuur & Flora in <strong>Limburg</strong>. Lisec. Bokrijk-Genk, 235 pp.<br />

Colazzo, S. & D. Bauwens, 2003. Aanwijzen van prioritaire soorten voor het natuurbeleid in de<br />

provincie <strong>Limburg</strong>. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud 2003.5, Brussel, 195 pp.<br />

De Bruyn L., A. Anselin, D. Bauwens, S. Colazzo, D. Maes, G. Vermeersch & E. Kuijken, 2003. The<br />

Status of Biodiversity in Flanders, 10 years after Rio. Bulletin of the Royal Belgian Institute of Natural<br />

Sciences, Biology 73: 37-47.<br />

Dochy, O., 2004. Inventarisatiemethode akkervogels. Experiment akkervogelbescherming West-<br />

Vlaanderen 2004 – 2006. Advies van het Instituut voor Natuurbehoud IN.A.2004.47. Brussel, 19 pp.<br />

Dochy O. & M. Hens, 2005. Van de stakkers van de akkers naar de helden van de velden:<br />

beschermingsmaatregelen voor akkervogels. Rapporten van het instituut voor natuurbehoud,<br />

2005(01). Instituut voor Natuurbehoud: Brussel, Belgium. 10+27 pp.<br />

Gabriëls J., 1985. Atlas van de broedvogels in <strong>Limburg</strong>. Belgische Natuur- en Vogelreservaten<br />

(BNVR): Brussel : Belgium. 724 pp.<br />

Gabriëls J., J. Stevens & P. Van Sanden, 1994. Broedvogelatlas van <strong>Limburg</strong>. Veranderingen in<br />

aantallen en verspreiding na 1985. Lisec en Likona, <strong>Provincie</strong> <strong>Limburg</strong> Culturele aangelegenheden.<br />

Hasselt, 366 pp.<br />

Hustings, M.F.H., R.G.M. Kwak, P.F.M. Opdam & M.J.S.M Reijnen, 1985. Vogelinventarisatie.<br />

Achtergronden, richtlijnen en verslaglegging. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels<br />

Zeist. Pudoc Wageningen, 495 pp.<br />

Hustings F., J. van der Coelen, J. van Noorden, R. Schols & P. Voskamp, 2006. Avifauna van<br />

<strong>Limburg</strong>. Natuurhistorisch Genootschap <strong>Limburg</strong>, Maastricht, 720 pp.<br />

Kalkhoven J.T.R., R.C. Van Apeldoorn & R.P.B. Foppen, 1995. Fauna en natuurdoeltypen.<br />

Minimumoppervlakte voor kernpopulaties van doelsoorten zoogdieren en vogels. IBN-DLO rapport<br />

193<br />

Lemmens, T., 2007. Draagvlak voor soortbescherming bij de <strong>Limburg</strong>se gemeenten. Invloed van het<br />

project “Gemeenten adopteren <strong>Limburg</strong>se soorten”. Thesis van de Wageningen Universiteit, Forest<br />

and Nature Conservation Policy Group, Wageningen, 104 pp.<br />

Leysen, K. & J. Gabriels, 2006. Cursus broedvogelinventarisatie. Cursus vogelwerkgroep LIKONA ism<br />

Natuurpunt Educatie, 17 pp.<br />

Peeters, M., A. Franklin & J.L. Van Goethem, 2003. Biodiversity in Belgium. Koninklijk Belgisch<br />

Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussels: 416 pp.<br />

Peeters, M., J.L. Van Goethem, A. Franklin, M. Schlesser & H. De Koeijer, 2004. Biodiversiteit in<br />

België. Een overzicht. Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussels 20 pp.<br />

97


SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Verspreiding, aantallen en<br />

verandering. Nederlandse Fauna 5. Naturalis, KNNV & EIS-Nederland. 584 pp.<br />

Van Der Krieken B., 2004. Wulp. In: Vermeersch G., A. Anselin, K. Devos, M. Herremans, J. Stevens,<br />

J. Gabriëls & B. Van der Krieken, 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000 – 2002.<br />

Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, p. 60-7<br />

van Dijk, A.J., 1996. Broedvogels inventariseren in proefvlakken (handleiding Broedvogel Monitoring<br />

Project). SOVON, Beek-Ubbergen, 62 pp.<br />

Vermeersch, G. A. Anselin, K. Devos, M. Herremans, J. Stevens, J. Gabriëls & B. Van Der Krieken,<br />

2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor<br />

Natuurbehoud 23, Brussel, 496 pp.<br />

Internetreferenties<br />

Europese verdragen: overzicht: http://europa.eu/scadplus/leg/en/s15006.htm<br />

Verdrag van Bonn: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l28051.htm<br />

Verdrag van Bern: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l28050.htm<br />

Vogelrichtlijn: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:31979L0409:NL:HTML<br />

Habitatrichtlijn: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:31992L0043:NL:HTML<br />

Natura2000: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l28076.htm<br />

6 de milieu actieprogramma van de Europese Gemeenschap:<br />

http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l28176.htm<br />

www.weidevogelbescherming-weerselo.nl/Predatie.htm<br />

www.ikl-limburg.nl<br />

www.interreg.euregio.nl<br />

98


GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />

BIJLAGEN<br />

Actieplan <strong>wulp</strong><br />

NEERPELT<br />

99


100


Bijlagen<br />

Bijlage 1: gemeentelijke soortentabel van de gemeente <strong>Neerpelt</strong><br />

In de eerste rij worden de “<strong>Limburg</strong>se Soorten” die in de gemeente voorkomen vermeld. In de linker<br />

kolom worden de criteria opgesomd en in de kolom daarnaast de maximum score die de soort voor<br />

dat criterium kan behalen. Onderaan staan de totale scores per soort. De <strong>wulp</strong> haalde samen met het<br />

gentiaanblauwtje de op een na hoogste score (25) na de geelgors (30).<br />

<strong>Neerpelt</strong><br />

Aantal <strong>Limburg</strong>se soorten: 56<br />

Rol van de gemeente<br />

Beschermingsmaatregelen voor de<br />

soort kunnen in het gemeentelijk<br />

beleid gekaderd worden.<br />

Risicofactoren<br />

De soort is erg gevoelig voor<br />

menselijke verstoring.<br />

De kans dat de soort op korte termijn<br />

verdwijnt is groot (kleine populatie,<br />

geïsoleerde populatie, lage dispersiecapaciteit<br />

soort, oncontroleerbare<br />

externe factoren..).<br />

Klasse Score<br />

Er werden al initiatieven<br />

genomen<br />

boomleeuwerik<br />

<strong>wulp</strong><br />

geelgors<br />

roerdomp<br />

veldleeuwerik<br />

gentiaanblauwtje<br />

ronde zonnedauw<br />

kruipbrem<br />

klokjesgentiaan<br />

10 0 0 10 0 0 10 10 0 0 0<br />

Er zijn initiatieven gepland 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

-5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

-5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Voordelen van de soort<br />

# gemeenten waarin de soort 1 20 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

voorkomt.<br />

2 - 5 10 0 0 0 10 0 0 0 0 0 0<br />

6-10 5 5 0 0 0 0 5 0 0 0 0<br />

# prioritaire soorten in de gemeente<br />

(score > 0).<br />

Indicator soort, ttz. maatregelen<br />

getroffen voor deze soort komen ook<br />

andere (prioritaire <strong>Limburg</strong>se)<br />

soorten ten goede.<br />

Aaibare soort waarmee de gemeente<br />

zich kan identificeren (vermarktbaar).<br />

1 - 10 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

Door de gemeente<br />

geprefereerde soort<br />

Voor de gemeente<br />

aanvaardbare soort<br />

5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5<br />

10 0 10 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

5 0 0 5 5 5 5 0 0 0 0<br />

Draagvlak<br />

Bij het tbeheer van de soort kunnen >2 doelgroepen 10 10 10 10 0 10 0 0 0 0 0<br />

meerdere<br />

worden.<br />

doelgroepen betrokken<br />

2 doelgroepen 5 0 0 0 0 0 0 5 5 5 5<br />

SCORE 20 25 30 20 20 25 20 10 10 10<br />

waterscheerling<br />

101


De volgende <strong>Limburg</strong>se soorten worden eveneens in <strong>Neerpelt</strong> gevonden: gekraagde roodstaart,<br />

houtsnip, ijsvogel, nachtzwaluw, roodborsttapuit, wespendief, wielewaal, zwarte specht, bont dikkopje,<br />

groentje, heideblauwtje, heivlinder, kleine ijsvogelvlinder, beekoeverlibel, bruine korenbout, gevlekte<br />

glanslibel, gewone bronlibel, glassnijder, kempense heidelibel, koraaljuffer, metaalglanslibel, noordse<br />

witsnuitlibel, smaragdlibel, tangpantserjuffer, tengere pantserjuffer, venwitsnuitlibel,<br />

blauwvleugelsprinkhaan, moerassprinkhaan, negertje, snortikker, veldkrekel, wekkertje, amazonemier,<br />

duinbaardmier, bosmier, mosslankmier, sabelmier, woekermier, dicht havikskruid, drijvende<br />

waterweegbree, gevlekte orchis, klein blaasjeskruid, klein warkruid, kruipbrem, ronde zonnedauw,<br />

waterscheerling.<br />

102


Bijlage 2: overzicht van de soorten die in de verschillende <strong>Limburg</strong>se gemeenten geadopteerd<br />

werden<br />

Gemeente Soort Engelse naam Wetenschappelijke naam<br />

Alken ijsvogel common kingfisher Alcedo atthis<br />

As jeneverbes common juniper Juniperus communis<br />

Beringen watersnip common snipe Gallinago gallinago<br />

Bilzen dwergblauwtje small blue Cupido minimus<br />

Bocholt geelgors yellowhammer Emberiza citrinella<br />

Borgloon gulden sleutelbloem cowslip Primula veris<br />

Bree grauwe klauwier red-backed shrike Lanius collurio<br />

Diepenbeek boomkikker common tree frog Hyla arborea<br />

Dilsen-Stokkem zadelsprinkhaan bushcricket Ephippiger ephippiger<br />

Genk<br />

rugstreeppad<br />

natterjack toad<br />

Bufo calamita<br />

Epidalea calamita<br />

Gingelom knautiabij solitary mining bee Andrena hattorfiana<br />

Halen gewone eikvaren common polypody Polypodium vulgare<br />

Ham variabele waterjuffer variable damselfly Coenagrion pulchellum<br />

Hamont-Achel heivlinder grayling Hipparchia semele<br />

Hasselt gierzwaluw common swift Apus apus<br />

Hechtel-Eksel nachtzwaluw nightjar Caprimulgus europaeus<br />

Heers ingekorven vleermuis geoffroy's bat Myotis emarginatus<br />

Herk-de-Stad grote modderkruiper weatherfish Misgurnus fossilis<br />

Herstappe kattendoorn spiny restharrow Ononis spinosa<br />

Heusden-Zolder kleine ijsvogelvlinder white admiral Limenitis camilla<br />

Hoeselt das badger Meles meles<br />

Houthalen-Helchteren wekkertje common green grashopper Omocestus viridulus<br />

Kinrooi grote weerschijnvlinder purple emperor Apatura iris<br />

Kortessem eikelmuis garden dormouse Eliomys quercinus<br />

Lanaken klaverblauwtje mazarine blue Polyommatus semiargus<br />

Leopoldsburg zwarte specht black woodpecker Dryocopus martius<br />

Lommel boomleeuwerik woodlark Lulula arborea<br />

Lummen huiszwaluw house martin Delichon urbica<br />

Maaseik bosbeekjuffer beautiful demoiselle Calopteryx virgo<br />

Maasmechelen roodborsttapuit stonechat Saxicola torquata<br />

Meeuwen-Gruitrode boskrekel wood cricket Nemobius sylvestris<br />

<strong>Neerpelt</strong> <strong>wulp</strong> curlew Numenius arquata<br />

Nieuwerkerken kerkuil barn owl Tyto alba<br />

Opglabbeek vinpootsalamander palmate newt Lissotriton helveticus<br />

Overpelt groentje green hairstreak Callophrys rubi<br />

Peer knoflookpad common spadefoot toad Pelobates fuscus<br />

Riemst grauwe gors corn bunting Emberiza calandra<br />

Sint-Truiden veldleeuwerik eurasian skylark Alauda arvensis<br />

Tessenderlo gekraagde roodstaart common redstart Phoenicurus phoenicurus<br />

Tongeren steenuil little owl Athene noctua<br />

Voeren hazelmuis common dormouse Muscardinus avellanarius<br />

Wellen kamsalamander warty newt, crested newt Triturus cristatus<br />

Zonhoven roerdomp great bittern Botaurus stellaris<br />

Zutendaal veldparelmoervlinder glanville fritillary Melitaea cinxia<br />

103


104


Bijlage 3: lijst met contactpersonen<br />

Regionaal Landschap Lage Kempen<br />

Grote Baan 176, 3530 Houthalen-Helchteren<br />

tel.: 011 78 52 59<br />

e-mail: info@rllk.be<br />

website: www.rllk.be<br />

Joep Fourneau<br />

Promotor GALS-project<br />

e-mail: joep.fourneau@rllk.be<br />

Peter Roosen<br />

Landschapsanimator<br />

e-mail: peter.roosen@rllk.be<br />

Natuurpunt <strong>Neerpelt</strong><br />

Albert Smeets<br />

Voorzitter<br />

e-mail: lucienne.kerkhofs@skynet.be<br />

Willy Pardon<br />

Voorzitter De Wulp<br />

e-mail: willy.pardon@skynet.be<br />

Gaby Bollen<br />

Coördinator Bezoekerscentrum De Wulp<br />

tel.: 011 80 26 77<br />

e-mail: de<strong>wulp</strong>@skynet.be<br />

<strong>Limburg</strong>s Landschap vzw - Domherenhuis<br />

Dekenstraat 39, 3550 Heusden-Zolder<br />

tel.: 011 53 02 50<br />

website: www.limburgs-landschap.be<br />

Agentschap voor Natuur en Bos<br />

Johan Van Hertem<br />

Boswachter<br />

tel.: 0499 94 90 14<br />

e-mail: johan.vanhertem@lne.vlaanderen.be<br />

Pat Schuurmans<br />

Natuurwachter<br />

tel.: 0479 79 93 65<br />

e-mail: patrick.schuurmans@lne.vlaanderen.be<br />

Provinciaal Natuurcentrum<br />

Het Groene Huis<br />

Domein Bokrijk, 3600 Genk<br />

tel.: 011 26 54 50<br />

e-mail: pnc@limburg.be<br />

Peter Baert<br />

Projectcoördinator GALS-project<br />

tel.: 011 26 54 88<br />

e-mail: pbaert@limburg.be<br />

Luc Crevecoeur<br />

LIKONA-coördinator<br />

tel.: 011 26 54 62<br />

e-mail: lcrevecoeur@limburg.be<br />

Johan Lambrix<br />

MOS-coördinator<br />

tel.: 011 26 54 59<br />

e-mail: jlambrix@limburg.be<br />

Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren<br />

Vorststraat 2, 3500 Hasselt<br />

tel.: 011 31 38 98<br />

e-mail: info@rlh.be<br />

website: www.rlh.be<br />

Regionaal Landschap Kempen en Maasland<br />

Winterslagstraat 87, 3600 Genk<br />

tel.: 089 32 28 10<br />

e-mail: info@rlkm.be<br />

website: www.rlkm.be<br />

<strong>Limburg</strong>s Steunpunt voor Rurale<br />

Ontwikkeling<br />

Benny Vangansewinkel<br />

Coördinator<br />

Weyerstraat 1, 3990 Peer<br />

tel.: 011/60.50.75<br />

e-mail: info@ruraalsteunpunt.be<br />

105


<strong>Provincie</strong> <strong>Limburg</strong><br />

Larissa Luyten<br />

Advies samenwerkingsovereenkomst<br />

Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt<br />

tel.: 011 23 83 18<br />

e-mail: lluyten@limburg.be<br />

WBE Prinsenloop<br />

Eddy Bierkens<br />

Contactpersoon acties rond de <strong>wulp</strong><br />

e-mail: everard.bierkens@skynet.be<br />

WBE Warmbeek<br />

Peter Hulsbosch<br />

Contactpersoon acties rond de <strong>wulp</strong><br />

e-mail: peter.hulsbosch@skynet.be<br />

106


Bijlage 4: basistekst communicatie<br />

<strong>Limburg</strong>se soorten … een voorbeeldproject voor natuur in Europa!<br />

<strong>Limburg</strong> is het meest bekend om haar “groene” imago. Niet onterecht. Meer dan veertig procent van<br />

de Vlaamse natuur komt immers nog in <strong>Limburg</strong> voor. Wat velen niet weten is dat heel wat zeldzame<br />

en bedreigde plant- en diersoorten dit groene <strong>Limburg</strong> als hun thuishaven kozen … hopende om van<br />

hieruit te kunnen groeien.<br />

De <strong>Limburg</strong>se situatie is heel erg vergelijkbaar met wat er op wereldvlak gebeurt: steeds meer plant-<br />

en diersoorten hebben een steeds kleinere oppervlakte om te leven. Nochtans levert deze<br />

biodiversiteit (geheel van planten en dieren en hun leefgebieden) al miljoenen jaren de mensen heel<br />

wat op: gezond voedsel, drinkbaar water, veilige thuishaven, bestrijding van ziektes, enz. Vandaar dat<br />

de Europese regeringsleiders het initiatief namen om de achteruitgang van de biodiversiteit te<br />

stoppen: het project kreeg de naam “Countdown 2010” en beoogt de achteruitgang van de<br />

biodiversiteit tegen te gaan tegen 2010. Iedereen wordt gevraagd om hieraan mee te werken…<br />

Hiervoor moet je in <strong>Limburg</strong> zijn natuurlijk! Al heel wat jaren wordt er pionierswerk geleverd door<br />

mensen met een hart voor natuur en nu is dat niet anders!<br />

Om deze zeldzame en bedreigde soorten nieuwe kansen te geven nam het provinciebestuur van<br />

<strong>Limburg</strong> in samenwerking met de <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen het initiatief om te starten met<br />

een uniek voorbeeldproject voor Europa: het project “<strong>Limburg</strong>se soorten”.<br />

Eén van de doelstellingen van het project <strong>Limburg</strong>se soorten is dat gemeentebesturen een zeldzame<br />

of bedreigde <strong>Limburg</strong>se soort “adopteren” om er zorg voor te dragen, … een soort van foster-parentsplan<br />

voor onze planten en dieren, zeg maar.<br />

Het project <strong>Limburg</strong>se soorten wordt gefinancierd door de provincie <strong>Limburg</strong> met steun van Europa<br />

(Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, EFRO). 5 mensen zetten de komende jaren hun beste<br />

beentje voor om dit project samen met alle partners tot een succes te brengen.<br />

En de resultaten blijven niet uit: “alle vierenveertig <strong>Limburg</strong>se gemeenten” adopteerden reeds een<br />

<strong>Limburg</strong>se soort! Soorten zoals bv. de boomkikker, de modderkruiper, de nachtzwaluw, de das, enz.<br />

mogen allen stilletjes hopen op een betere toekomst. Dit is echt een opsteker!<br />

Volgende stap is samen met de gemeentebesturen voor al deze soorten een actieplan op te stellen en<br />

samen met alle organisaties en mensen met een hart voor natuur stappen te zetten voor een<br />

aangename leefomgeving en een duurzame toekomst voor ons en de komende generaties!<br />

<strong>Limburg</strong>se soorten, een voorbeeld voor Europa!<br />

107

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!