Neerpelt - wulp - Provincie Limburg
Neerpelt - wulp - Provincie Limburg
Neerpelt - wulp - Provincie Limburg
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ACTIEPLAN WULP<br />
Gemeente <strong>Neerpelt</strong>
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
SAMENVATTING<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
5
Samenvatting<br />
<strong>Limburg</strong>se soorten … een voorbeeldproject voor natuur in Europa<br />
<strong>Limburg</strong> is bekend om haar "groene" imago. Niet onterecht. Meer dan veertig procent van de<br />
oppervlakte Vlaamse natuur ligt in <strong>Limburg</strong>. Meer dan negentig procent van de in Vlaanderen<br />
aanwezige dieren en planten, vind je ook in <strong>Limburg</strong>. Meer nog: heel wat zeldzame en bedreigde<br />
plant- en diersoorten komen uitsluitend in <strong>Limburg</strong> voor. En deze biodiversiteit is heel belangrijk.<br />
Wereldwijd levert ze de mensen heel wat op: een goede leefomgeving, gezond voedsel, drinkbaar<br />
water, een veilige thuishaven, controle en bestrijding van ziektes, enz.<br />
Deze natuurlijke rijkdom verdwijnt, niet alleen in ver afgelegen regenwouden, maar ook bij ons.<br />
Beleidsmakers realiseerden zich dan ook dat er nood was aan concrete acties om deze achteruitgang<br />
te stoppen. Dit mondde uit in het “Countdown 2010-initiatief”, een Europese oproep om de handen<br />
in elkaar te slaan om het verlies aan biodiversiteit te stoppen. Iedereen wordt gevraagd om hieraan<br />
mee te werken. Al heel wat jaren wordt er in de provincie <strong>Limburg</strong> pionierswerk geleverd door mensen<br />
met een hart voor natuur en die traditie zetten we voort.<br />
Om zeldzame en bedreigde soorten nieuwe kansen te geven sloegen het provinciebestuur van<br />
<strong>Limburg</strong> en de <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen de handen in elkaar en lanceerden ze met de<br />
financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) een uniek project:<br />
“Gemeenten adopteren <strong>Limburg</strong>se soorten”.<br />
Alle vierenveertig <strong>Limburg</strong>se gemeenten adopteerden elk een typisch <strong>Limburg</strong>se soort. Voor deze<br />
soort gaan ze de komende jaren extra zorg dragen. Het voorliggende gemeentelijk actieplan, dat het<br />
projectbureau samen met de gemeente geschreven heeft, is hiervan de start. Terreinacties zijn de spil<br />
waarrond alles draait, maar het project gaat verder. Ook communicatie, sensibilisatie en educatie<br />
krijgen hun plaats. Bij al deze activiteiten worden zoveel mogelijk mensen binnen de gemeente<br />
betrokken.<br />
Zo wordt de bescherming van de typische soort een zaak van iedereen.<br />
7
<strong>Neerpelt</strong> adopteert de <strong>wulp</strong><br />
Met de <strong>wulp</strong> heeft de gemeente <strong>Neerpelt</strong> een mascottesoort geadopteerd voor het typische<br />
historische landschap in en rond de gemeente. De <strong>wulp</strong> is immers een weidevogel, maar hij maakt zijn<br />
nest ook op vochtige heide. Voor zijn voedsel zoekt hij natte graslanden op. Ook communicatief is<br />
deze soort een geschikte mascotte. De koppeling met het Bezoekerscentrum De Wulp ligt uiteraard<br />
voor de hand. De <strong>wulp</strong> kan ook een belangrijke brugfunctie vervullen tussen natuur en landbouw. Voor<br />
de bescherming van de vogel zullen deze partijen zeker moeten samenwerken.<br />
Momenteel komen nog een viertal koppels <strong>wulp</strong> tot broeden in de gemeente. Wulpen zijn erg<br />
plaatstrouwe vogels en komen vaak jaren na elkaar op dezelfde plaats hun nesten maken. Maar<br />
nesten maken betekent nog niet dat er jongen groot komen. Allerhande ‘gevaren’ loeren om de hoek:<br />
vertrappeling door koeien bij een hoge veebezetting, verloren gaan van de nesten met eieren of<br />
jongen bij het maaien of bewerken van het perceel, verstoring door recreatie, enz.<br />
Een eerste belangrijk aandachtspunt is dan ook het beschermen en behouden van de huidige<br />
broedparen. Maatregelen zoals nestbescherming, aangepaste maaitijdstippen, aangepaste teeltkeuze<br />
of uitrasteren van broedplaatsen zijn hiervan voorbeelden. Landbouwers zijn hierbij een essentiële<br />
partner. Aangezien deze maatregelen vaak opbrengstverlies kunnen betekenen voor landbouwers is<br />
een aangepaste vergoeding hiervoor nodig. VLM voorziet vergoedingen via beheersovereenkomsten<br />
in afgebakende weidevogelgebieden. In <strong>Neerpelt</strong> zijn nog geen weidevogelgebieden afgebakend. Een<br />
voorstel voor afbakening van deze gebieden waarbinnen landbouwers vergoedingen kunnen krijgen<br />
voor maatregelen voor weidevogels zal ingediend worden.<br />
Communicatief zal de <strong>wulp</strong> een belangrijke mascottefunctie krijgen in de gemeente. Hij zal de brug<br />
vormen tussen landbouw en natuur. Via allerhande activiteiten brengt de <strong>wulp</strong> landbouwers en<br />
natuurbeschermers dichter bij elkaar. Een cursus ‘moderne landbouwbedrijfsvoering’ voor<br />
natuurbeschermers en ‘natuurbeheer’ voor landbouwers is hiervan een voorbeeld. Ook in de<br />
communicatie rond wandelgebieden, recreatie en trage wegen kan de <strong>wulp</strong> een belangrijke rol spelen.<br />
De <strong>wulp</strong> is een vrij verstoringgevoelige soort, voldoende rust is erg belangrijk. Communicatie rond<br />
toegankelijkheid van paden en wegen naar bezoekers en buurtbewoners toe is dan ook essentieel.<br />
Tenslotte is monitoring een essentieel onderdeel van dit project. We willen immers nagaan of de<br />
doelstelling ‘het stoppen van de achteruitgang van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>’ behaald wordt tegen 2010.<br />
Hiervoor is het nodig de aantallen grondig op te volgen met een gestandaardiseerde telmethode.<br />
Bovendien laat een goede opvolging ook toe de efficiëntie van de genomen maatregelen te testen en<br />
bij te sturen wanneer dit nodig blijkt.<br />
8
INHOUDSTAFEL<br />
Samenvatting............................................................................................................................................................7<br />
Gebruikte afkortingen .............................................................................................................................................11<br />
1 Algemene inleiding ..............................................................................................................................................15<br />
1.1 Kader........................................................................................................................................................15<br />
1.2 Het probleem ............................................................................................................................................15<br />
1.3 Het internationale antwoord: “Het verdrag inzake het behoud van de biodiversiteit” ................................16<br />
1.4 Europese verdragen en initiatieven ..........................................................................................................18<br />
1.5 België en Vlaanderen ...............................................................................................................................19<br />
1.6 <strong>Limburg</strong>.....................................................................................................................................................20<br />
1.7 <strong>Limburg</strong>se soorten....................................................................................................................................21<br />
1.8 Het project ................................................................................................................................................21<br />
2 Wulp ....................................................................................................................................................................27<br />
2.1 Motivatie voor de soortkeuze....................................................................................................................27<br />
2.2 Beschrijving van de soort..........................................................................................................................27<br />
3 Toestand in de gemeente....................................................................................................................................36<br />
3.1 Situering van de gemeente.......................................................................................................................36<br />
4 Concrete doelstellingen .......................................................................................................................................43<br />
4.1 Acties........................................................................................................................................................43<br />
4.2 Communicatie/sensibilisatie/educatie.......................................................................................................43<br />
4.3 Monitoring.................................................................................................................................................43<br />
5 Acties...................................................................................................................................................................47<br />
5.1 Terreinacties.............................................................................................................................................47<br />
5.2 Administratieve acties...............................................................................................................................64<br />
6 Communicatie......................................................................................................................................................67<br />
6.1 Provinciale communicatie .........................................................................................................................67<br />
6.2 Regionale communicatie ..........................................................................................................................71<br />
6.3 Gemeentelijke communicatie....................................................................................................................74<br />
7 Monitoring en beheersevaluatie...........................................................................................................................83<br />
7.1 Inventariseren van de inspanningen.........................................................................................................83<br />
7.2 Monitoring van de soort ............................................................................................................................84<br />
7.3 Taakverdeling ...........................................................................................................................................87<br />
8 Verdere acties .....................................................................................................................................................93<br />
Literatuurlijst ...........................................................................................................................................................97<br />
Bijlagen.................................................................................................................................................................101<br />
Bijlage 1: gemeentelijke soortentabel van de gemeente <strong>Neerpelt</strong>................................................................101<br />
Bijlage 2: overzicht van de soorten die in de verschillende <strong>Limburg</strong>se gemeenten geadopteerd werden ....103<br />
Bijlage 3: lijst met contactpersonen ..............................................................................................................105<br />
Bijlage 4: basistekst communicatie...............................................................................................................107<br />
9
Gebruikte afkortingen<br />
ANB Agentschap voor Natuur en Bos<br />
ARO Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed<br />
BO Beheersovereenkomst<br />
BS Belgisch Staatsblad<br />
Cel NTMB Cel Natuurtechnische Milieubouw<br />
CITES Convention on the International Trade of Endangered Species<br />
EFRO Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling<br />
EU Europese Gemeenschap<br />
GALS Gemeenten Adopteren <strong>Limburg</strong>se Soorten<br />
GLE Grote Landschappelijke Eenheid<br />
GST Gemeentelijke Soortentabel<br />
GVE Groot Vee Eenheden<br />
IKL Instandhouding Kleine Landschapselementen in <strong>Limburg</strong><br />
INBO Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek<br />
IUCN International Union for the Conservation of Nature<br />
KB Koninklijk Besluit<br />
KBS Koning Boudewijn Stichting<br />
KHK Katholieke Hogeschool van de Kempen<br />
KHLim Katholieke Hogeschool <strong>Limburg</strong><br />
KLE Kleine Landschapselementen<br />
KMO Kleine en Middelgrote Ondernemingen<br />
LIKONA <strong>Limburg</strong>se Koepel voor Natuurstudie<br />
LIM <strong>Limburg</strong>se Intercommunale voor milieubeheer<br />
LISRO <strong>Limburg</strong>s Steunpunt voor Rurale Ontwikkeling<br />
MBP Milieubeleidsplan<br />
MKZ Mond- en klauwzeer<br />
MOS Milieuzorg Op School<br />
NME Natuur- en Milieueducatie<br />
OCMW Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn<br />
PDPO Project voor Duurzame Plattelands Ontwikkeling<br />
PHL Provinciale Hogeschool <strong>Limburg</strong><br />
PNC Provinciaal Natuurcentrum<br />
PVL Proef- en vormingsinstituut voor de landbouw<br />
RLH Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren vzw<br />
RLKM Regionaal Landschap Kempen en Maasland vzw<br />
RLLK Regionaal Landschap Lage Kempen vzw<br />
VEN Vlaams Ecologisch Netwerk<br />
VLM Vlaamse Landmaatschappij<br />
WBE Wildbeheereenheid<br />
WHC UNESCO World Heritage Convention<br />
WHC UNESCO World Heritage Convention<br />
XIOS Hogeschool eXpertisecentrum voor Industrie, Onderwijs en Samenleving<br />
11
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
1 Algemene inleiding<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
13
1 Algemene inleiding<br />
1.1 Kader<br />
De provincie <strong>Limburg</strong> kan een mooi biodiversiteitrapport voorleggen. De provincie is immers de<br />
hoedster van heel wat bijzondere soorten die vaak opvallend minder in de andere Vlaamse provincies<br />
voorkomen. Echte <strong>Limburg</strong>se soorten dus die we samen met hun leefgebied willen behouden en<br />
waar mogelijk versterken.<br />
Het provinciebestuur en de regionale landschappen sloegen dan ook de handen in elkaar en<br />
lanceerden - met de financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) -<br />
eind 2005 het project “Gemeenten Adopteren <strong>Limburg</strong>se Soorten (GALS)”.<br />
Een wel heel bijzonder project waarbij we een sterk merk (de <strong>Limburg</strong>se soorten) via een eenvoudig<br />
concept (“adoptie”) in de kijker zetten. Elke gemeente in <strong>Limburg</strong> werd gevraagd een voor haar streek<br />
typische plant- of diersoort te adopteren, een soort die bijna uitsluitend in die gemeente voorkomt of<br />
die de ambassadeur is voor het typische landschap van de gemeente. Soorten die het karakter van de<br />
gemeente onderlijnen en waarvoor de gemeente een bijzondere inspanning wil doen. Een schot in de<br />
roos zoals bleek, want in juni 2006 had elk van de vierenveertig <strong>Limburg</strong>se gemeenten “haar” soort<br />
geadopteerd.<br />
Gemeenten willen zich inzetten voor hun natuur. Ze willen dat ook liefst samen met andere mensen<br />
doen. Het actieplan, dat je nu in handen hebt, is dan ook het resultaat van heel wat overleg met de<br />
gemeenten, natuurbeheerders, boeren, industriëlen, onderwijzers, jagers, jongeren, de regionale<br />
landschappen, de provincie en het Vlaamse gewest. Al deze mensen werkten samen met ons een<br />
aantal concrete acties uit die de geadopteerde soort ten goede komt. Ook die benadering is uniek.<br />
Samenwerken werkt!<br />
Natuurbehoud betekent niet enkel dat je de mensen met elkaar in contact brengt, het betekent ook dat<br />
je ze terug in contact brengt met de natuur. Dat is belangrijk want we vergeten vaak dat wij nog altijd<br />
een deel van die natuur zijn. Net als andere soorten hebben we de natuur nodig om te overleven. Wij<br />
beïnvloeden onze omgeving net zoals andere soorten, maar dat hoeft niet altijd een probleem te zijn.<br />
Eigenlijk is dit plan dus een handleiding waarmee je zelf aan de slag kan. Wat kan jij als gemeente, of<br />
als inwoner doen voor je <strong>Limburg</strong>se soort? Geen grote woorden, maar daden. Of toch nog één groot<br />
woord: “Countdown 2010”, een Europese oproep aan iedereen om de handen in elkaar te slaan om<br />
de achteruitgang van planten en dieren te helpen stoppen.<br />
1.2 Het probleem<br />
Dat soorten verdwijnen is normaal. Dat zeer veel soorten in korte tijd verdwijnen is niet normaal. Dat is<br />
nochtans wat er op dit moment gebeurt. Wetenschappers spreken zelfs van een “zesde extinctiegolf”.<br />
Wereldwijd wordt ongeveer twintig procent van de gewervelde, vijftig procent van de ongewervelde<br />
dieren en zeventig procent van de planten bedreigd.<br />
15
Het probleem stelt zich ook in Vlaanderen. Ongeveer zeven procent van de Vlaamse soorten is in<br />
minder dan vijftig jaar tijd verdwenen. Dertig procent wordt als ‘kwetsbaar’ of ‘met uitsterven bedreigd’<br />
geklasseerd (Peeters, 2003, 2004). De Bruyn et al. (2003) spreken zelfs van dertig tot vijftig procent<br />
bedreigde soorten.<br />
In <strong>Limburg</strong> gaat het weliswaar iets beter met de natuur, maar ook hier verdwijnen soorten. Denken we<br />
maar aan de vuursalamander, de ortolaan, het korhoen of de herfstschroeforchis. De achteruitgang<br />
van de veldleeuwerik of grauwe gors is alarmerend en soorten zoals de knoflookpad, de hamster en<br />
de rosse sprinkhaan zijn met uitsterven bedreigd.<br />
De belangrijkste oorzaken van deze achteruitgang zijn gekend. Vernieling van leefgebied en<br />
versnippering, als gevolg van onze bouwwoede (huizen, industrie, infrastructuur, ontginning gronden<br />
voor landbouw), vervuiling, een ongewenst maar vaak aanwezig bijproduct van onze<br />
welvaartmaatschappij, verzuring en klimaatswijziging door de uitstoot van gassen uit o.a.<br />
huisverwarming, auto’s en industrie bedreigen onze natuur. Ook overexploitatie van natuurlijke<br />
hulpbronnen en (ongewilde) introductie van invasieve soorten kunnen onze fauna en flora bedreigen.<br />
We kunnen het tij nochtans keren en daar zijn geen onmenselijke inspanningen voor nodig.<br />
1.3 Het internationale antwoord: “Het verdrag inzake het behoud van de biodiversiteit”<br />
Vanaf de jaren zeventig zagen heel wat internationale verdragen het daglicht. Die verdragen zijn de<br />
basis van ons natuurbehoud. Ze plaatsten natuurbehoud stevig op de politieke agenda. Landen die<br />
dergelijke verdragen ondertekenen, verplichten zich er immers toe de gemaakte afspraken in hun<br />
eigen nationale wetgeving te verankeren. In tabel 1.1 geven we een overzicht van de belangrijkste<br />
internationale verdragen die met het behoud van soorten en/of hun leefgebieden te maken hebben.<br />
Jaar Document Doel<br />
1971 RAMSAR verdrag Het behoud van waterrijke gebieden<br />
(www.ramsar.org/)<br />
1972 Convention Concerning the Protection of the<br />
World Cultural and Natural Heritage (WHC)<br />
1973 Convention on the international trade of<br />
endangered species of fauna en flora<br />
(CITES)<br />
Beschermen en bewaren voor de komende generaties van natuurlijke en<br />
culturele rijkdommen van wereldbelang<br />
(http://whc.unesco.org/world_he.htm)<br />
Bepalen van de voorwaarden waaronder bepaalde bedreigde planten en<br />
dieren (niet) verhandeld mogen worden<br />
(www.cites.org/)<br />
1980 The world conservation strategy Behoud van essentiële ecologische processen, genetische diversiteit en<br />
aanzet tot duurzaam gebruik<br />
1987 Het Brundtland Rapport (“Our common<br />
future”)<br />
1992 Het verdrag inzake het behoud van de<br />
biodiversiteit<br />
Behoud via duurzaam gebruik. Ontwikkeling en natuurbehoud zijn<br />
onlosmakelijk met elkaar verbonden (vb. armoede is de grootste oorzaak<br />
van verlies aan biodiversiteit)<br />
Behoud van de biodiversiteit (www.biodiv.org)<br />
Tabel 1.1 De belangrijkste verdragen die voor het behoud van de biodiversiteit belangrijk zijn.<br />
Het belangrijkste internationale verdrag voor het natuurbehoud is ongetwijfeld “Het verdrag inzake<br />
het behoud van de biodiversiteit” dat één van de uitkomsten was van de “UN Conference on<br />
Environment and Development” georganiseerd in Rio in 1992. In dit verdrag staan twee begrippen<br />
centraal: “behoud van de biodiversiteit” en “duurzaam gebruik”.<br />
16
Biodiversiteit<br />
Het woord biodiversiteit rolt niet eenvoudig van de tong. In “Het verdrag inzake het behoud van de<br />
biologische diversiteit” wordt het als volgt gedefinieerd (Art. 2):<br />
de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere,<br />
terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij<br />
deel uitmaken, dit omvat mede de diversiteit tussen soorten, binnen soorten en van<br />
ecosystemen.<br />
Variatie dus: tussen soorten (a), binnen soorten (b) en van ecosystemen (c).<br />
a. Hoe meer planten- en diersoorten je in een gebied aantreft, hoe hoger de biodiversiteit. Maar er is<br />
meer.<br />
b. Hoewel we allemaal tot dezelfde soort behoren, lijken we zelden als twee druppels water op elkaar.<br />
We zijn geen identieke kopieën, omdat we verschillend erfelijk materiaal hebben. Hoe meer van die<br />
erfelijke varianten je in een groep planten, dieren of mensen hebt, hoe hoger de biodiversiteit.<br />
c. Planten en dieren (biotische factoren), bodem, water, lucht (abiotische kenmerken) en de<br />
wisselwerking tussen al die componenten vormen samen ecosystemen. Het geheel is echter veel<br />
meer dan de som van de delen. Planten en dieren passen het milieu immers aan hun noden aan.<br />
Denk aan bevers die met hun dammen compleet nieuwe ecosystemen creëren. De omgeving<br />
beïnvloedt op haar beurt de planten en dieren. Een dikke pels in koude streken, een lange snavel<br />
of tong om stuifmeel uit bloemkelken te zuigen, we kennen allemaal wel voorbeeldjes. Hoe<br />
complexer het systeem, of hoe meer systemen je in een bepaald gebied aantreft, hoe hoger de<br />
biodiversiteit.<br />
Biodiversiteit behouden is belangrijk en niet enkel omdat planten en dieren mooi zijn. De effecten van<br />
bepaalde (milieu)risico’s worden door de natuur getemperd. Zo worden kwetsbare kusten beschermd<br />
door begroeide duinengordels, voorkomen meanders overstromingen in woongebieden en spelen<br />
planten een belangrijke rol in het voorkomen van erosie. De ecosystemen regelen processen die het<br />
leven op aarde mogelijk maken. Ze zorgen voor zuiver water, zetten zonne-energie om in biomassa (=<br />
plantenmateriaal). Ze regelen de luchtkwaliteit en het klimaat. Ze verbeteren de bodemvruchtbaarheid<br />
en regelen de recyclage van nutriënten. Planten, dieren maar ook eencelligen liggen aan de basis van<br />
talrijke industriële processen en leveren ons voedsel, brandstof, vezels en geneesmiddelen. Maar een<br />
hoge biodiversiteit heeft ook een eigen schoonheid. Een gebied met veel soorten, enkele zeer<br />
zeldzame soorten of een bijzonder ecosysteem heeft voor heel wat mensen een bijzondere<br />
aantrekkingskracht. Recreatie en toerisme spelen hier trouwens vaak op in.<br />
Je kan je natuurlijk afvragen of het verdwijnen van een bepaalde plant, een bepaald dier of een<br />
bepaalde genetische variant een groot probleem is. Die vraag kunnen we niet met een eenvoudig ja of<br />
nee beantwoorden. Het blijft namelijk koffiedik kijken hoe de dingen er binnen honderd, duizend of een<br />
miljoen jaar zullen uitzien. Wat we wel zeker weten is dat de dingen veranderen.<br />
17
Het klimaat verandert in de loop der tijden. Er verschijnen nieuwe ziektes (MKZ, vogelgriep,<br />
blauwtong) of er doen zich catastrofen voor (overstromingen, vulkaanuitbarstingen, milieurampen).<br />
Daardoor verdwijnen soorten uit een gebied en komt er plaats vrij die andere soorten kunnen<br />
innemen. Op zich is daar niets mis mee … zolang het aantal soorten en ecosystemen groot genoeg<br />
blijft. De veranderingen zijn immers niet altijd voorspelbaar. We weten dus ook niet welke soort of<br />
variant op een bepaald moment het gepaste antwoord op die onvoorziene veranderingen zal<br />
bieden! Een groot aantal varianten in de natuur verhoogt echter de kans dat we het juiste antwoord in<br />
huis hebben. Landbouwers zijn vertrouwd met dit probleem. Nieuwe ziektes of klimaatsomstandigheden<br />
vereisen resistente/aangepaste varianten.<br />
Biodiversiteit behouden is dus investeren in de (onze!) toekomst. Biodiversiteit behouden betekent<br />
vooral dat we verstandig met onze natuurlijke hulpbronnen moeten omspringen. Duurzaam dus.<br />
Duurzaam gebruik<br />
In het Verdrag inzake het behoud van de biodiversiteit (1992) wordt duurzaam gebruik als volgt<br />
gedefinieerd.<br />
Het gebruik van bestanddelen van de biologische diversiteit op een wijze en in een tempo die niet<br />
leiden tot achteruitgang van de biologische diversiteit op de lange termijn, aldus in stand houdend het<br />
vermogen daarvan om te voorzien in de behoeften en te beantwoorden aan de verwachtingen van<br />
huidige en toekomstige generaties.<br />
Net als andere soorten hebben mensen behoeften. Wij verwachten een kwaliteitsvol en waardig leven<br />
te leiden. Bovendien hebben ook de volgende generaties – onze kinderen, kleinkinderen,<br />
achterkleinkinderen - recht op een dergelijk leven. Dit kan enkel als we de draagkracht – de grens van<br />
wat de natuur aankan - respecteren. Natuur vernieuwt zich weliswaar, maar daar is tijd en plaats voor<br />
nodig.<br />
Bij het zoeken naar een duurzame oplossing, houd je rekening met zowel ecologische,<br />
economische als socio-culturele aspecten. Die drie aspecten zijn geen tegengestelden. Ze<br />
beïnvloeden elkaar en ze kunnen met elkaar in conflict komen. Een duurzame oplossing is echter<br />
zowel ecologisch, als economisch, als socio-cultureel in orde. Een beheersmaatregel is enkel<br />
duurzaam als hij betaalbaar is. Als de mondige burger besluit dat een kippenei slechts zoveel gram<br />
dioxine mag bevatten, dan zal de bedrijfsleider zich hierbij moeten neerleggen. Een mooi park in de<br />
buurt van je bedrijf kan de productiviteit van je werknemers verbeteren, maar dan moet je wel de<br />
nodige ruimte voorzien. En zo kunnen we nog heel wat voorbeelden geven.<br />
1.4 Europese verdragen en initiatieven<br />
Op volgende weblink vind je een overzicht van alle Europese verdragen en richtlijnen die met het<br />
behoud van de biodiversiteit te maken hebben: http://europa.eu/scadplus/leg/en/s15006.htm.<br />
18
De internationale verdragen werden in Europa vooral in de vogelrichtlijn (1979) en de<br />
habitatrichtlijn (1992) verankerd. Deze richtlijnen vormen tevens het kader waarbinnen de<br />
voorzieningen van het verdrag van Bern (1981) worden toegepast. De habitat- en vogelrichtlijn<br />
verschaffen bovendien het kader voor de oprichting van een Europees ecologisch netwerk, Natura<br />
2000 (1992).<br />
Het verdrag van Bonn (1982) of het “Verdrag inzake de bescherming van migrerende wilde<br />
diersoorten”, dat in 1998 aangepast werd, regelt de bescherming van migrerende dieren die minstens<br />
een deel van hun levenscyclus in Europa doorbrengen. Dit verdrag mondde uit in een aantal andere<br />
verdragen die de bescherming van specifieke soortgroepen regelt.<br />
In 2001 te Gothenburg bleek echter dat er vooral nood was aan concrete doelstellingen. Dit mondde in<br />
2002 uit in “Het 6de milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (Milieu 2010: Onze<br />
toekomst, onze keuze)”. In 2004 werd de “2010 doelstelling” herbevestigd te Malahide en werd tevens<br />
in de schoot van het IUCN het “Countdown 2010-initiatief” opgestart (www.countdown2010.net). Dit<br />
is een Europese oproep aan iedereen om de handen in elkaar te slaan om de achteruitgang van<br />
planten en dieren te helpen stoppen. Geen ronkende verklaringen meer, maar concrete doelstellingen<br />
en acties. De provincie <strong>Limburg</strong> en de <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen zijn allen partner van dit<br />
initiatief.<br />
1.5 België en Vlaanderen<br />
België ondertekende heel wat internationale en Europese verdragen. Dat verplicht België ertoe de<br />
inhoud van deze verdragen in nationale wetgeving om te zetten. België is evenwel een federale staat,<br />
waarbij een hele reeks bevoegdheden zijn toegewezen aan de gewesten. Dit is ondermeer het geval<br />
voor natuurbehoud. De gemaakte beloftes moeten dus in de Vlaamse decreten en besluiten<br />
verankerd worden.<br />
De belangrijkste Vlaamse decreten zijn het natuurdecreet en het bosdecreet. Belangrijke initiatieven<br />
zijn het creëren van natuurreservaten (natuurdecreet), het creëren van een ecologisch netwerk (cf.<br />
VEN-afbakening, natuurdecreet), het stimuleren van duurzaam gebruik (criteria duurzaam bosbeheer)<br />
en de bescherming van een aantal diersoorten (via het KB van 22 september 1980) en plantensoorten<br />
(via het KB van 16 februari 1976). Er is echter nog heel wat werk aan de winkel, aangezien veel<br />
decreten nog niet volledig naar uitvoeringsbesluiten werden vertaald. Dit betekent dat op dit moment<br />
niet duidelijk is hoe ze toegepast moeten worden.<br />
De aanpak die bij het opstellen van de Vlaamse decreten gebruikt werd, een zeer sterk gestuurde topdown<br />
benadering met een beperkt aantal belangengroepen, heeft niet altijd het gewenste resultaat<br />
opgeleverd. Onze milieu- en natuurwetgeving is zeer complex. Ze is bovendien over verschillende<br />
beleidsniveaus en beleidsdomeinen versnipperd. Een slechte zaak voor de natuur, want erg<br />
transparant kan je ze niet noemen. Het Vlaamse gewest kiest momenteel echter steeds vaker voor<br />
inspraakmodellen, waarbij een zo ruim mogelijke groep belanghebbenden (stakeholders)<br />
geraadpleegd wordt. Dat is alvast een stap in de goede richting.<br />
In tabel 1.2 geven we een overzicht van hoe België zijn afspraken in nationale wetgeving heeft<br />
gegoten.<br />
19
Verdrag België/Vlaanderen<br />
Verdrag inzake het behoud van de<br />
biodiversiteit<br />
Overeenkomst inzake de internationale<br />
handel in bedreigde uitheemse dieren en<br />
planten (CITES)<br />
RAMSAR Ondertekend door België op 5 juni 1992<br />
World heritage convention (WHC) Ondertekend door België in 1996<br />
Verdrag van Bern – ‘Verdrag inzake<br />
behoud van wilde dieren en planten en<br />
hun natuurlijk leefmilieu’<br />
Verdrag van Bonn – ‘Verdrag over de<br />
bescherming van migrerende<br />
wilde diersoorten’<br />
Habitatrichtlijn(1992)/Vogelrichtlijn<br />
(1979)/Natura2000/ Ramsar Conventie<br />
Decreet van 19 maart 1996 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake<br />
biologische diversiteit en van de bijlagen I en II, gedaan te Rio de Janeiro op 5<br />
juni 1992" (BS 24/5/96)<br />
Ondertekend door België in 1983, van toepassing in België sinds 1984.<br />
Wet van 20 april 1989 houdende goedkeuring van het verdrag inzake behoud<br />
van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu in Europa en van de<br />
Bijlagen, I, II, III en IV, opgemaakt te Bern op 19 september 1979 (BS 29/12/90,<br />
Bijlage I gewijzigd in BS 15/6/91)<br />
Wet van 27 april 1990 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake<br />
bescherming van trekkende wilde diersoorten en van de Bijlagen I en II,<br />
opgemaakt te Bonn op 23 juni 1979 (BS 29/12/90)<br />
Decreet van 19 juli 2002 houdende wijziging van het decreet van 21 oktober<br />
1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, van het bosdecreet<br />
van 13 juni 1990, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de<br />
landschapszorg, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting<br />
van de Vlaamse Landmaatschappij, van de wet van 22juli 1970 op de<br />
ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet zoals aangevuld door<br />
de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het<br />
Vlaamse gewest, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />
van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en van de wet<br />
betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij KB van 16 maart<br />
1968 (BS 31/10/02)<br />
Tabel 1.2 Overzicht van de wijze waarop de internationale verdragen in de Belgische of Vlaamse<br />
wetgeving verankerd werden.<br />
1.6 <strong>Limburg</strong><br />
De provincie <strong>Limburg</strong> voert sinds 1991 een soortgericht natuurbeleid, vooral via de werking van de<br />
<strong>Limburg</strong>se Koepel voor Natuurstudie (LIKONA), die zich bezighoudt met het bestuderen van de<br />
<strong>Limburg</strong>se flora en fauna, het publiceren van de onderzoeksresultaten en het opzetten van<br />
opleidingen voor mensen die zich voor natuur interesseren. Al die kennis wil de provincie nu in praktijk<br />
omzetten. In haar “Milieubeleidsplan provincie <strong>Limburg</strong> 2004-2008” engageert de provincie zich in<br />
project 3 “Soortgericht Natuurbeleid” om de typisch <strong>Limburg</strong>se soorten te behouden en te versterken.<br />
Het GALS-project is een van de manieren waarop de provincie haar beloftes nakomt. Het bijzondere<br />
aan <strong>Limburg</strong> is dat een aantal van de nodige overlegplatforms hier al meer dan tien jaar bestaat.<br />
De <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen hebben in dit project ook een belangrijke rol te spelen. Ze<br />
hebben de nodige flexibiliteit en slagkracht om opdrachten snel uit te voeren en zijn een belangrijke<br />
schakel naar de gemeenten.<br />
20
1.7 <strong>Limburg</strong>se soorten<br />
In 2003 gaf de provincie <strong>Limburg</strong> het INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) de opdracht te<br />
onderzoeken welke soorten typisch zijn voor de provincie <strong>Limburg</strong>. Die selectie gebeurde op basis van<br />
gegevens die o.a. door de vrijwilligers van LIKONA verzameld werden.<br />
Een ‘typisch <strong>Limburg</strong>se soort’ is een soort waarvan minstens 33% van de bezette Vlaamse IFBL- of<br />
UTM-hokken in <strong>Limburg</strong> liggen en die de status ‘met uitsterven bedreigd’, ‘bedreigd’ of ‘kwetsbaar’<br />
heeft op een Vlaamse Rode Lijst (Colazzo & Bauwens, 2003). Soorten dus die voornamelijk of zelfs<br />
uitsluitend in de provincie <strong>Limburg</strong> gevonden worden. In totaal werden 171 soorten - verdeeld over<br />
zes groepen - als typisch voor <strong>Limburg</strong> geïdentificeerd.<br />
9<br />
23<br />
54<br />
Aanbod soorten per groep<br />
9<br />
7<br />
69<br />
Amfibieën<br />
Insecten<br />
Planten<br />
Vissen<br />
Vogels<br />
Zoogdieren<br />
Figuur 1.1 Verdeling van de <strong>Limburg</strong>se soorten over de verschillende groepen.<br />
1.8 Het project<br />
Doelstelling<br />
De hoofddoelstelling van het GALS-project is het behouden en waar mogelijk versterken van de<br />
typisch <strong>Limburg</strong>se soorten. Dit project wil de nodige overlegstructuren opzetten om samen met alle<br />
betrokkenen in de gemeenten tot een goede taakverdeling te komen. De acties kunnen zo efficiënt<br />
aangepakt worden.<br />
Onze partners zijn op de eerste plaats de gemeenten. Maar ook andere organisaties die met natuur<br />
bezig zijn (bijvoorbeeld terreinbeherende organisaties, VLM, Agentschap voor Natuur en Bos, cel<br />
NTMB) vragen we een handje toe te steken. We hebben eveneens de ambitie mensen uit andere<br />
beleidsdomeinen - zoals landbouw, industrie en KMO, ruimtelijke ordening, toerisme - bij het<br />
natuurbehoud te betrekken. Planten en dieren respecteren immers geen grenzen. Het projectbureau<br />
speelt hier een belangrijke rol als facilitator en moderator.<br />
21
Via de adoptie van een soort willen we de betrokkenheid van de inwoners van de gemeente bij de<br />
bescherming van de soort, zijn/haar leefgebied en de natuur in zijn algemeenheid verhogen. Een dier<br />
of plant adopteren spreekt immers tot de verbeelding. We streven ernaar dat de inwoners van de<br />
gemeenten de soort als een deel van hun eigen streekidentiteit gaan beschouwen (cf. een<br />
“streekproduct”). Via het verhaal van deze soort geven we de Countdown 2010-doelstelling een<br />
concrete invulling. Het project laat zien dat een gemeente en de bevolking door kleine maatregelen<br />
wel degelijk een verschil kunnen maken voor de geadopteerde soort.<br />
De acties zullen tevens aantonen dat mooie natuur inkomsten kan genereren voor de inwoners van de<br />
gemeente (via o.a. recreatie, educatie) en de kwaliteit van de leefomgeving zal verhogen. Dit laatste<br />
kan onrechtstreeks ook tot verhoogde inkomsten leiden (vb. via een stijging van de grondprijzen, een<br />
betere vermarktbaarheid van streekproducten, een verbetering van de gezondheid).<br />
Dit alles moet uitmonden in een effectief soortgericht natuurbeleid dat door alle inwoners van de<br />
gemeente gedragen wordt.<br />
In 2010 evalueren we of deze doelstellingen bereikt zijn. Dit project moet tot een toename van de<br />
geadopteerde soort en een grotere betrokkenheid van de bevolking leiden.<br />
Werkingsstructuur<br />
Het project wordt uitgevoerd door een projectbureau dat bestaat uit een projectcoördinator, een<br />
administratieve kracht en vier projectpromotoren. De vier projectpromotoren werken vanuit de<br />
regionale landschappen en vormen de schakel met de gemeenten. De coördinator en de<br />
administratieve medewerkster hebben hun werkplaats op het Provinciaal Natuurcentrum van de<br />
provincie. Het dagelijks bestuur – de gedeputeerde van leefmilieu, de directeurs van de regionale<br />
landschappen en het provinciaal natuurcentrum – controleert en keurt de handelingen van het<br />
projectbureau goed.<br />
Daarnaast zijn er nog twee adviesgroepen.<br />
− Het begeleidingscomité bestaat uit personen met technisch-wetenschappelijke deskundigheid. Dit<br />
zijn mensen van LIKONA, vertegenwoordigers van terreinbeherende organisaties, het Agentschap<br />
voor Natuur en Bos, de Vlaamse Landmaatschappij, vertegenwoordigers van het INBO en<br />
academici. Zij geven technisch-wetenschappelijk advies. Zo kreeg het begeleidingcomité de vraag<br />
voorgelegd of de soorten die door een bepaalde gemeente voor adoptie voorgesteld werden,<br />
ecologisch relevant waren. Ze gaven ook suggesties omtrent de inhoud van de actieplannen.<br />
− De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeentebesturen, de toeristische sector,<br />
terreinbeherende verenigingen en natuurbeherende overheden. Ze evalueren de methoden die in<br />
het project gebruikt worden en geven suggesties voor eventuele bijsturing. Ze fungeren tevens als<br />
doorgeefluik naar de andere mensen in de gemeente die bij het soortgericht beleid betrokken zijn.<br />
22
Methode<br />
We vroegen alle <strong>Limburg</strong>se gemeenten een typisch <strong>Limburg</strong>se soort te adopteren. Een “foster-parents<br />
plan” voor onze planten en dieren zeg maar. Niet zo maar een soort maar een soort die nood heeft<br />
aan bescherming. Een soort die de gemeente kan beschermen en een soort waarmee de gemeente<br />
zich kan identificeren.<br />
Geen eenvoudige opdracht. We hebben de gemeente en inwoners dan ook zo snel mogelijk bij de<br />
keuze betrokken. Zo werd de schat aan natuurkennis bij de plaatselijke bevolking en besturen ten<br />
volle meegenomen in het project.<br />
We vonden zelfs een heuse “Gemeentelijke Soortentabel” uit, een tabel waarin per gemeente alle<br />
<strong>Limburg</strong>se soorten (Colazzo & Bauwens, 2003) opgelijst werden (zie bijlage 1). Elk van die soorten<br />
kreeg a.d.h.v. negen criteria punten. Die criteria waren heel verschillend en zorgden dan ook voor heel<br />
wat discussie. Deze criteria staan in de linkerkolom van de tabel in bijlage 1. Per soort werden al die<br />
punten opgeteld zodat per soort een score berekend kon worden. Die scores staan in de laatste rij van<br />
de tabel in bijlage 1.<br />
Op basis van deze tabel bepaalde elke gemeente welke soort(en) het meest in aanmerking kwam(en)<br />
voor adoptie. In vele gevallen waren dit de soorten met de hoogste score. Als geen enkele andere<br />
gemeente geïnteresseerd was in de gekozen soort, werd deze aan de gemeente toegewezen.<br />
Als bleek dat een zelfde soort in meerdere gemeenten op de eerste plaats stond, gaf het<br />
begeleidingscomité een advies waarin kort werd aangegeven in welke gemeente een adoptie de<br />
meeste mogelijkheden bood. Ze suggereerden ook alternatieve soorten. Dit advies werd dan aan de<br />
verschillende gemeenten voorgelegd, waarna samen met de gemeente naar een oplossing gezocht<br />
werd. De gemeente bepaalde echter finaal zelf of ze mee in het project stapte en welke soort ze<br />
adopteerde. Het engagement van de gemeente werd via een intentieverklaring, die op het college van<br />
burgemeester en schepenen werd goedgekeurd, vastgelegd. Deze procedure werd geëvalueerd<br />
(Lemmens, 2007).<br />
Voor de geadopteerde soort werd vervolgens een actieplan opgesteld. Dat hou je momenteel in je<br />
handen. Dit plan kwam via een participatieve methode tot stand. Participatie is een<br />
evenwichtsoefening tussen ondersteuning en respect voor de kennis en inbreng van lokale partners.<br />
Een belangrijke taak voor de provincie en de regionale landschappen. De lokale besturen zijn goed<br />
geplaatst om die afspraken naar concrete acties op hun grondgebied te vertalen.<br />
Het actieplan bevat een ecologisch luik waarin een aantal acties die de soort ten goede komen wordt<br />
uitgewerkt. We streven niet naar volledigheid maar geven eerder een aantal suggesties. Hierbij<br />
besteden we vooral aandacht aan de rol die de gemeente in het soortgerichte natuurbehoud kan<br />
spelen. Welke acties kan een gemeente zelf uitvoeren of hoe kan de gemeente initiatieven van<br />
bewoners ondersteunen of zelfs stimuleren (via bijvoorbeeld subsidiereglementen of het verstrekken<br />
van informatie). We besteden eveneens aandacht aan de instrumenten waar de gemeente over kan<br />
beschikken (beheersovereenkomsten, samenwerkingsovereenkomst, VLM-subsidies).<br />
23
Daarnaast is er een luik sensibilisatie en educatie. De gemeente is immers een belangrijke schakel<br />
naar de lokale bevolking en kan hier een sleutelrol spelen. De gemeenten hebben eveneens heel wat<br />
ervaring in huis inzake communicatie naar de lokale bevolking. Die ervaring willen we gebruiken.<br />
Omdat we willen weten of we onze doelstellingen bereiken, is er eveneens een luik monitoring. In dit<br />
onderdeel beschrijven we methoden om na te gaan of de soort er al dan niet op vooruit is gegaan<br />
(meer vindplaatsen, meer geschikt leefgebied). We zullen ook nagaan welke en hoeveel acties de<br />
gemeente op het getouw heeft gezet om de geadopteerde soort te helpen.<br />
Via het principe van “hart-hoofd-hand” willen we een positieve spiraal starten en steeds meer mensen<br />
betrekken bij de bescherming van hun <strong>Limburg</strong>se soort. Pas als je mensen in contact brengt met hun<br />
geadopteerde soort en het landschap waarin zij leeft, gaan ze de soort in hun hart dragen. Mensen<br />
die de soort in hun hart dragen, willen er meer over weten: waarom is die zo speciaal? Wat kunnen we<br />
ervoor doen? In ons hoofd verzamelen we kennis, weetjes en ideeën om de soort te beschermen.En<br />
dan kunnen we tot actie overgaan. Mensen die zich betrokken voelen bij de soort, willen hier zorg<br />
voor dragen en de handen uit de mouwen steken.<br />
Financiering<br />
Dit adoptieproject maakt deel uit van een groter geheel, namelijk het Doelstelling 2-programma van de<br />
Europese Commissie. Het Doelstelling 2-programma houdt in dat aan achterstandsregio’s middelen<br />
worden toegekend via het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Grote delen van<br />
<strong>Limburg</strong> zijn als Doelstelling 2-regio aangeduid. De provincie <strong>Limburg</strong> voorzag bovendien in haar<br />
begroting een extra budget om ook in niet Doelstelling 2-gebieden aan de slag te kunnen gaan, zodat<br />
het project gebiedsdekkend werd.<br />
Eén van de doelstellingen van het GALS-project is de promotie van de typisch <strong>Limburg</strong>se identiteit via<br />
de adoptiesoort.<br />
Een recente studie, die “Birdlife International” uitvoerde voor de EU, toont aan dat een aantrekkelijke<br />
natuur en leefomgeving voor nieuwe werkgelegenheid kan zorgen. Via de promotie van de eigen<br />
streekidentiteit (branding) kan er een markt voor streekproducten gecreëerd worden, die bij de lokale<br />
horeca verkocht worden. Europeanen zijn bovendien bereid heel wat geld neer te tellen om een<br />
zeldzame of interessante soort te zien (vb. vogelkijken). Mits een goede planning kunnen de<br />
inkomsten dienen voor het beheer van de natuurgebieden en de uitwerking van een duurzaam<br />
toerisme. Hierbij kunnen sociaal kwetsbare groepen ingezet worden. Voldoende open ruimte heeft ook<br />
een positieve invloed op de volksgezondheid (vb. meer beweging = minder problemen met<br />
zwaarlijvigheid/minder problemen met stress).<br />
Deze relatie “natuur als troef voor meer werkgelegenheid” is de insteek die gebruikt werd om deze<br />
steun van Europa te bekomen (provincie <strong>Limburg</strong>, Internationale samenwerking, 2006). Zestig procent<br />
van de financiering komt van de provincie <strong>Limburg</strong> en veertig procent van Europa.<br />
24
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
2 Wulp<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
25
2 Wulp<br />
Dit hoofdstuk is gebaseerd op Gabriëls et al. (1994), Colazzo & Bauwens (2003), Vermeersch et al.<br />
(2004), Hustings et al. (2006).<br />
2.1 Motivatie voor de soortkeuze<br />
De geelgors behaalde de hoogste score (30) in de gemeentelijke soortentabel (bijlage 1). De<br />
gemeente vond deze soort de meest geschikte adoptiesoort. Binnen de gemeente worden reeds<br />
acties ondernomen rond houtkantenbeheer. Bovendien wilde zij de geelgors graag als mascotte<br />
koppelen aan het jaarlijkse muziekfestival in de gemeente. De geelgors was volgens het<br />
begeleidingscomité echter het meest geschikt voor Bocholt. Daarom werd gezocht naar een andere<br />
geschikte adoptiesoort voor <strong>Neerpelt</strong>. Andere soorten die hoog scoren in de tabel zijn het<br />
gentiaanblauwtje en de <strong>wulp</strong>. Het gentiaanblauwtje werd niet erg geschikt bevonden omdat het een<br />
soort is die vrijwel enkel in reservaten voorkomt zodat de gemeente er zelf weinig kan voor doen. De<br />
<strong>wulp</strong> werd uiteindelijk gekozen omdat deze soort sterk achteruitgaat in deze streek. De <strong>wulp</strong> is als<br />
weidevogel een landbouwgerelateerde soort. In de gemeente zijn nog heel wat landbouwers actief.<br />
Samen met de landbouwers wil de gemeente actie ondernemen om deze soort te behouden. Ook de<br />
link met het bezoekerscentrum ‘De Wulp’ maakte deze soort tot geschikte adoptiesoort.<br />
2.2 Beschrijving van de soort<br />
Kenmerken<br />
De <strong>wulp</strong> (Numenius arquata) is een onmiskenbare, grote, bruine vogel met een lange, omlaag<br />
gebogen snavel (het bekende ezelsbruggetje zegt dan ook: “de <strong>wulp</strong> wijst met zijn snavel naar zijn<br />
gulp”). Het is de grootste Europese steltloper (50 – 60 cm lang). Het vrouwtje is groter dan het<br />
mannetje en heeft een langere snavel.<br />
Wulpen eten allerhande insecten en wormen, maar de vogels die aan de kust leven eten vooral<br />
kreeftachtigen, krabben en wadpieren. Wulpen die in weilanden broeden, verkiezen een hoge<br />
begroeiing, vaak dicht tegen beplanting. Ze maken grote nesten met goed zichtbare eieren.<br />
Gewoonlijk worden vier eieren gelegd die licht- of olijfgroen zijn (soms bruin) met donkerbruine<br />
vlekken die in achtentwintig dagen uitgebroed worden. Soms laat het vrouwtje de broedzorg aan het<br />
mannetje over. Na het uitkomen van de eieren vertrekt ze naar het zuiden of bemoeit ze zich niet<br />
meer met haar jongen. De jongen krijgen van hun ouders geen hulp bij het zoeken van voedsel. De<br />
enige hulp bestaat uit bewaking en warm houden van de kuikens. De ouders kunnen het nest op twee<br />
manieren bewaken. Kraaien, kiekendieven en ander vijanden worden aangevallen. Zijn de vijanden te<br />
groot, dan gebruikt de <strong>wulp</strong> een andere tactiek. Op een duidelijke zichtbare plek doet de ouder<strong>wulp</strong><br />
alsof hij gewond is. De aanvaller ziet een gemakkelijke prooi en gaat er achteraan. Wanneer de<br />
aanvaller dichtbij is springt de <strong>wulp</strong> wat verderop en lokt de vijand zo weg van het nest.<br />
27
Voordat er eieren gelegd kunnen worden moet het mannetje eerst een territorium hebben en<br />
verdedigen. Zo gauw hem dat lukt laat hij dat duidelijk merken. De <strong>wulp</strong> vliegt dan laag over de grond,<br />
stijgt vervolgens verticaal op en blijft even hangen. Vervolgens zweeft hij terug naar beneden terwijl hij<br />
zijn luid 'jodelende' roep ten beste geeft.<br />
Figuur 2.1 Foto van een <strong>wulp</strong> (foto: Glenn Vermeersch).<br />
Wulpen zijn trek- stand- en wintervogel. Dit betekent dat een deel van de <strong>wulp</strong>en die bij ons broeden<br />
ook in ons land overwinteren (standvogel), een ander deel trekt naar de westkust van Frankrijk of naar<br />
Zuid-Engeland (trekvogel). Wulpen vanuit Noord-Europa (vooral Finland en Noord-Rusland) trekken<br />
via ons land naar dezelfde overwinteringsgebieden. Een deel overwintert in Nederland (wintervogel).<br />
Tijdens aanhoudende vorst trekken <strong>wulp</strong>en in het binnenland naar de kust. Langdurige vorst kunnen<br />
<strong>wulp</strong>en doorstaan, alleen strenge vorst doet ze meestal besluiten weg te trekken en vorstvrije<br />
gebieden op te zoeken.<br />
Leefgebied<br />
De oorspronkelijke broedbiotoop van de <strong>wulp</strong> bestaat voornamelijk uit natte heide- en veengebieden,<br />
maar in de meeste Europese landen vond in de tweede helft van de twintigste eeuw een verschuiving<br />
plaats naar cultuurgraslanden. Dit fenomeen werd ook in Vlaanderen en Nederland vastgesteld. De<br />
graslandgebieden die als leefgebied worden bezet zijn in vele gevallen wel voormalige heidegebieden<br />
of hadden althans een veel schraler karakter dan nu het geval is.<br />
28
Het gros van de <strong>wulp</strong>en broedt momenteel echter in graslanden. Slechts in enkele grote<br />
heidegebieden (reservaten en militaire domeinen) waar natte zones aanwezig zijn, broeden nog<br />
redelijke aantallen <strong>wulp</strong>.<br />
Het is mogelijk mede dankzij die overschakeling dat de <strong>wulp</strong> één van de weinige weidevogels is die<br />
niet of nauwelijks achteruitgaat in de Kempen. Een van de nadelen van de overschakeling is dat de<br />
<strong>wulp</strong> afhankelijk wordt van de ontwikkelingen in de landbouw. Zo is de omzetting van weidegebieden<br />
naar grote maïsakkers negatief. Akkers worden soms wel bezet - <strong>wulp</strong>en kan men geregeld zien<br />
voedsel zoeken op akkers - maar het broedsucces is er zeer gering.<br />
Belangrijke aspecten in de biotoop zijn de volgende.<br />
− Op macroschaal: een open en uitgestrekt landschap<br />
− Op microschaal: microreliëf, vochtige zones en ongestoorde zones die broedgelegenheid bieden<br />
Volgens het ornithologisch basisregister van SOVON (2002) kan in optimale biotopen een<br />
territoriumgrootte worden gehanteerd van vijf tot vijfentwintig hectare maar in suboptimale<br />
omstandigheden kan dit oplopen tot honderd of duizend hectare. In Nederlands <strong>Limburg</strong> zijn<br />
dichtheden van één paar / honderd hectare gemeld. In ieder geval moet er rekening worden gehouden<br />
met het feit dat de meeste open (landbouw)gebieden een lappendeken zijn van geschikte<br />
leefgebieden en weinig of niet geschikte zones. Dat geldt ook voor de open landbouwgebieden in de<br />
gemeente <strong>Neerpelt</strong>. Dit verklaart waarom een optimale broeddichtheid van circa vier broedparen per<br />
honderd hectare (als een territoriumgrootte van vijfentwintig hectare als uitgangspunt wordt genomen)<br />
nergens binnen de gemeente kan worden gehanteerd om het huidig aantal broedvogels te verklaren.<br />
Deze rekenoefening alleen al leert dat de situatie binnen de leefgebieden in <strong>Neerpelt</strong> eerder<br />
suboptimaal is.<br />
Kansen en bedreigingen<br />
Bescherming van weidevogels is verre van eenvoudig. Uit Nederlandse literatuur blijkt dat<br />
weidevogels meerdere eisen stellen die niet op één perceel met elkaar kunnen worden verzoend.<br />
− Bemesting geeft (tot op zeker niveau) een verhoogd aanbod aan regenwormen en dat is positief<br />
voor de oudervogels<br />
− De kwaliteit van grasland als voedselgebied voor weidevogelkuikens wordt vooral bepaald door de<br />
toestand van de vegetatie. Ongemaaide, kruidenrijke graslanden herbergen de meeste<br />
bovengrondse ongewervelden, die essentieel zijn als voedsel voor de kuikens<br />
− De kwaliteit van grasland als broedgebied voor weidevogels wordt vooral bepaald door de<br />
veiligheid: late maaidata, late inscharing van het vee en lage veedichtheden<br />
Er is met andere woorden een mozaïekstructuur nodig van verschillend beheerde percelen. Er dient te<br />
worden opgemerkt dat het onderzoek in Nederland in de eerste plaats betrekking heeft op een andere<br />
weidevogelsoort, namelijk de grutto, maar er mag worden aangenomen dat de hierboven opgesomde<br />
eisen in belangrijke mate ook van toepassing zijn voor de <strong>wulp</strong>.<br />
De praktijk leert dat in de betere, open valleigebieden in Vlaanderen, die momenteel als zowat de<br />
meest geschikte leefgebieden dienen te worden beschouwd, mag gerekend worden op één broedpaar<br />
per honderd hectare. Dit hebben we ondermeer vastgesteld in de Getevallei en de Vallei van de<br />
Zwarte beek.<br />
29
Als algemene regel geldt dat het voor vogels in feite nauwelijks van belang is dat er<br />
natuurverbindingen zijn tussen verschillende leefgebieden. Het is wel van belang dat er een<br />
uitwisseling kan plaatsvinden tussen populaties en dat populaties dus niet te ver van elkaar gelegen<br />
zijn. Bepalend is hier dus de afstand tussen verschillende leefgebieden. Voor grotere soorten zoals de<br />
<strong>wulp</strong> kan gesteld worden dat afstanden tussen populaties in de grootteorde van drie tot tien km<br />
overbrugbaar zijn. Leefgebieden die binnen deze afstanden van elkaar liggen kunnen samen deel<br />
uitmaken van één metapopulatie. Heel de Kempen kan in feite op basis van het huidig<br />
verspreidingspatroon als het leefgebied van één metapopulatie beschouwd worden.<br />
Wulpen staan bekend om hun verstoringsgevoeligheid. De dieren neigen reeds op te vliegen als ze<br />
benaderd worden tot op enkele honderden meters.<br />
Ze bezetten in februari-maart hun broedgebieden en verlaten die eind juni-begin juli. De rest van het<br />
jaar brengen ze in kustgebieden door.<br />
Negatieve invloeden die nogal eens optreden in de huidige broedgebieden worden hieronder opgelijst.<br />
− Ruimte-inname van open (agrarische) gebieden (woonprojecten, aanleg wegen, bebossing,…)<br />
− Verstoring door recreatie<br />
− Intensivering van landbouw<br />
hoge veebezetting in graasweiden<br />
vervroegde maaibeurten in hooilanden<br />
omzetting graslanden naar akkers<br />
− Predatie door vos, kraaien, meeuwen, huiskatten,enz.<br />
Hustings et al. (2006) waarschuwen dat door de hoge leeftijd die <strong>wulp</strong>en kunnen bereiken, het<br />
mogelijk is dat de populatie na voortdurend slecht broedsucces - veroorzaakt door slechte<br />
kuikenoverleving - binnen niet al te lange tijd als een kaartenhuis in elkaar kan vallen.<br />
Recent verscheen er een interessant rapport over beschermingsmaatregelen voor akkervogels: Van<br />
de stakkers van de akkers naar de helden van de velden. Beschermingsmaatregelen voor akkervogels<br />
(Dochy & Hens, 2005). Dit rapport is te vinden op de cd-rom in bijlage of te downloaden op<br />
www.inbo.be.<br />
Tot slot vermelden we nog volgende interessante statistieken uit Nederlands <strong>Limburg</strong>. Van de 163<br />
legsels van <strong>wulp</strong> die in het kader van vrijwillig weidevogelbeheer zijn gevonden tussen 1996 en 2000,<br />
bevond zich slechts negentien procent op akkers en de rest in graslanden. Het uitkomstsucces van<br />
beschermde nesten bedroeg in die periode vijfenzeventig procent, maar dat zegt niets over de<br />
kuikenoverleving die in intensief gebruikte landbouwgebieden waarschijnlijk laag is.<br />
30
Voorkomen<br />
De <strong>wulp</strong> is een wijd verspreide vogelsoort die voorkomt in het gematigde klimaatgebied. Finland en<br />
het Verenigd Koninkrijk herbergen de grootste aantallen, maar ook Nederland is een belangrijk land<br />
voor de <strong>wulp</strong>. Ondanks de geringe grootte van het land staat het toch op de vierde plaats op de<br />
ranglijst der belangrijkste <strong>wulp</strong>enlanden.<br />
In Vlaanderen is de <strong>wulp</strong> een eerder schaarse broedvogel. De aanwezigheid van de soort beperkt zich<br />
voornamelijk tot de Kempen, die ongeveer negentig procent van de Vlaamse populaties herbergt.<br />
Enkele broedkoppels bevinden zich in de Demervallei en recent ook in de Maasvallei. De grootste<br />
dichtheden zijn te vinden rond het militair domein Helchteren-Meeuwen.<br />
Figuur 2.2 Verspreiding van de <strong>wulp</strong> in Vlaanderen. Hoe groter de stip hoe hoger het aantal<br />
broedparen dat in het betreffende gebied geïnventariseerd werd (Vermeersch et al.,<br />
2004).<br />
31
Status<br />
De <strong>wulp</strong> wordt vermeld op de Europese Rode Lijst als achteruitgaand.<br />
Beschermingslijst Status<br />
Rode Lijst Vlaanderen -<br />
Rode Lijst Europa Achteruitgaand<br />
Vogelrichtlijn -<br />
Habitatrichtlijn -<br />
Andere -<br />
Tabel 2.1 Beschermingsstatus van de <strong>wulp</strong>.<br />
32
34<br />
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
3 Toestand in de<br />
gemeente<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT
3 Toestand in de gemeente<br />
Dit hoofdstuk is gebaseerd op Gabriëls et al. (1985), Berten (1990).<br />
3.1 Situering van de gemeente<br />
Het uiterste noordwestelijk deel van <strong>Neerpelt</strong> behoort tot het Kempisch Plateau. Typisch voor deze<br />
streek zijn de overwegend droge zandgronden met een diepe tot zeer diepe grondwatertafel. Op<br />
plaatsen waar zich een ondoordringbare ijzeroerlaag bevindt en in de valleien kan de watertafel echter<br />
veel minder diep zijn. Voornamelijk deze plaatsen zoals vennen en natte heide of natte hooi- of<br />
weilanden zijn interessant leefgebied voor de <strong>wulp</strong>. Het Hageven is een voorbeeld van een erg nat<br />
gebied uit het Kempisch Plateau.<br />
Het overige deel van <strong>Neerpelt</strong> behoort tot de Noorderkempen, aansluitend op de vlakte van Bocholt.<br />
Ook deze streek wordt gekenmerkt door zandige bodems. De watertafel bevindt zich echter minder<br />
diep in vergelijking met het Kempisch Plateau. Naast naaldbossen komen er ook veel weilanden voor.<br />
In mindere mate wordt ook aan akkerbouw gedaan, voornamelijk maïsteelt.<br />
Figuur 3.1 toont de gebieden die afgebakend zijn als vogel- en habitatrichtlijngebied of die deel<br />
uitmaken van Grote Eenheden Natuur (GEN) of Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO).<br />
Deze laatste vormen samen het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Op deze figuur zijn ook alle<br />
groene bestemmingen van het Gewestplan ingekleurd.<br />
Merken we hier op dat de juridisch-beleidsmatige afbakeningen voor deze soort enigszins anders<br />
opgevat dienen te worden dan doorgaans het geval is voor de meeste andere adoptiesoorten. We<br />
kunnen stellen dat voor de <strong>wulp</strong> het feit dat de actiegebieden in VEN-gebied, habitat- of<br />
vogelrichtlijngebied gelegen zijn, minder speelt. Meer zelfs, het beantwoordt aan de verwachtingen dat<br />
de leefgebieden voor <strong>wulp</strong> buiten deze beschermingszones liggen aangezien deze zones voor andere<br />
soorten afgebakend werden (geen weidevogels). De uitdaging voor de gemeente ligt dan ook in het<br />
ondernemen van acties voor de <strong>wulp</strong> buiten deze speciale beschermingszones. Op die manier zal ook<br />
aandacht gaan naar natuurwaarden die buiten het netwerk van Europese speciale<br />
beschermingszones en VEN-gebieden liggen.<br />
36
Figuur 3.1 Juridisch-beleidsmatig afgebakende gebieden in <strong>Neerpelt</strong>.<br />
3.2 De <strong>wulp</strong><br />
Figuur 3.2 geeft de beschikbare inventarisatiegegevens van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> en omgeving weer.<br />
Het betreft hier zowel puntlocaties van broedparen als kilometerhokken waarin broedparen<br />
waargenomen werden van 1974 tot 2006.<br />
De gegevens van vóór 2000 (bron: LIKONA-databank) zijn wellicht onvolledig, maar geven wel een<br />
goed beeld van het voorkomen van de <strong>wulp</strong> in een bepaalde periode (jaren zeventig). Daaruit blijkt dat<br />
het benedenstrooms gedeelte van de Dommelvallei (met o.m. het natuurreservaat Hageven) en<br />
aansluitend het grensgebied van de gemeenten <strong>Neerpelt</strong> en Hamont-Achel (De Buitenheide) in de<br />
jaren zeventig een aaneengesloten leefgebied vormde voor de <strong>wulp</strong>. Gabriëls (1985) vermeldt voor de<br />
Buitenheide te Achel negentien koppels <strong>wulp</strong> in 1982!<br />
37
Figuur 3.2 Overzicht van de beschikbare inventarisatiegegevens van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> en<br />
omgeving (bron: gegevens vogelwerkgroep LIKONA, Vermeersch et al. 2004).<br />
Recent werd de <strong>wulp</strong> als broedvogel op het grondgebied van de gemeente <strong>Neerpelt</strong> enkel in het<br />
landbouwcomplex ter hoogte van de Roosen en het Romeins kerkhof vastgesteld. Hier bevinden zich<br />
vier broedparen die vastgesteld zijn tijdens de inventarisaties die hebben plaatsgevonden in het kader<br />
van de Atlas van de Vlaamse broedvogels (periode 2000-2002).<br />
Het voorkomen van vier broedparen in die omgeving werd bevestigd in 2006 (persoonlijke<br />
communicatie Gaby Bollen, Bezoekerscentrum De Wulp).<br />
Er is ook sprake van waarnemingen tijdens het broedseizoen in het gebied ‘De Hork’, maar dit ligt<br />
grotendeels op grondgebied van Hamont-Achel.<br />
38
De waarnemingen uit 2001-2002 afkomstig uit de databank van het INBO lijken minder bruikbaar<br />
omdat ze duidelijk onvolledig zijn (kilometerhokken waarbinnen het voorkomen van de soort al langer<br />
bekend is, zitten niet in de databank). Ook het feit dat in de databank niet geregistreerd is in welke<br />
periode de soort voorkwam in een hok, bemoeilijkt de interpretatie van deze gegevens.<br />
Alhoewel de beschikbare databanken lacunes vertonen, kan toch een zeer opvallende verschuiving<br />
van het leefgebied van de <strong>wulp</strong> binnen de gemeente worden vastgesteld. Het heidegebied van het<br />
Hageven en het aansluitende landbouwgebied van de Buitenheide hebben in de loop der jaren hun rol<br />
als leefgebied verloren, terwijl het landbouwgebied tussen Herent en Huibrechts-Lille als leefgebied<br />
ontstond. In het gebied Buitenheide vond een sterke intensivering van de landbouw plaats, met<br />
omzetting van reliëfrijke natte graslanden naar maïsakkers.<br />
De inventarisatiegegevens voor de gemeente <strong>Neerpelt</strong> bevestigen ook de evolutie die algemeen wordt<br />
vastgesteld in Noordwest-Europa, namelijk dat de <strong>wulp</strong> zijn leefgebieden in de loop van de tweede<br />
helft van de twintigste eeuw heeft verlegd van heidegebieden naar cultuurgraslanden.<br />
Een terreinbezoek van Jorg Lambrechts (Aeolus) op 19 maart 2007 leverde drie territoria <strong>wulp</strong> op in<br />
het landbouwgebied tussen <strong>Neerpelt</strong> en Sint-Huibrechts-Lille: een in ‘Bettebos-Kievit’, een in<br />
‘Hennemeeuwis’ en een in ‘Wijer’. In het vroege voorjaar had er nog geen intensieve bewerking van<br />
de landbouwgronden plaatsgevonden en lagen een aantal maïs-stoppelvelden er vrij nat en geschikt<br />
bij.<br />
Lokaal vogelkenner en boswachter Johan Van Hertem heeft te kennen gegeven te vermoeden dat het<br />
hier om territoriaal gedrag gaat en het niet zeker is dat het hier gaat om (geslaagde) broedgevallen.<br />
Gegeven de suboptimale toestand van het leefgebied (met relatief veel akkers) wordt het mogelijk<br />
geacht dat er zich jaarlijks drie tot vier koppels <strong>wulp</strong> vestigen in maart - op het moment dat het gebied<br />
er nog vrij geschikt bijligt - maar dat de intensieve grondbewerking in de periode april-mei de meeste<br />
broedpogingen doet mislukken.<br />
In 2006 zijn er echter jonge <strong>wulp</strong>en waargenomen in Hennemeeuwis (2) en de Rozen (1), dus het is<br />
mogelijk dat sommige jaren broedsels wel lukken (Verslag overleg werkgroep de <strong>wulp</strong> <strong>Neerpelt</strong> –<br />
30/11/06).<br />
Er blijven voorlopig dus nog wel vragen over de leefbaarheid van de kleine populatie <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>.<br />
Opgemerkt dient te worden dat het geen vereiste is dat de <strong>wulp</strong> jaarlijks jongen groot brengt om toch<br />
stand te kunnen houden. Immers, <strong>wulp</strong>en kunnen een hoge leeftijd bereiken en één of enkele jaren<br />
zonder nakomelingen hoeven niet het einde van een populatie te betekenen.<br />
Enkel een intensievere en gerichte opvolging van de soort in de voorjaarsperiode zou meer<br />
duidelijkheid kunnen brengen over het broedsucces en de leefbaarheid van de <strong>wulp</strong>en in <strong>Neerpelt</strong>.<br />
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de activiteiten die in de gemeente reeds<br />
ondernomen werden rond natuur, relevant voor de <strong>wulp</strong>. Deze activiteiten werden onderverdeeld in<br />
terreinacties, communicatie en monitoring.<br />
39
Actie/studie Reeds voltooide/gekende actie Uitvoerder<br />
Terreinactie Beheersplan Hageven Natuurpunt<br />
Aanleg poelen Gemeente/provincie<br />
Aanplant/onderhoud houtkanten <strong>Provincie</strong>/PVL<br />
LIFE-project Dommel Natuurpunt<br />
Administratieve actie Subsidie aanplant houtkanten Gemeente<br />
Subsidie Natuurpunt: BC de Wulp - Hageven Gemeente<br />
Communicatie Bezoekerscentrum de Wulp Natuurpunt<br />
Artikels internetgazet<br />
Geleide wandelingen Hageven Natuurpunt<br />
Monitoring Broedvogeltellingen Natuurpunt<br />
Tabel 3.1 Overzicht van reeds ondernomen acties rond natuur, relevant voor de <strong>wulp</strong> in de<br />
gemeente <strong>Neerpelt</strong>.<br />
40
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
4 Concrete doelstellingen<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
41
4 Concrete doelstellingen<br />
4.1 Acties<br />
Behoud van het huidige aantal broedparen<br />
De minimale doelstelling is uiteraard om het huidig aantal broedparen van de <strong>wulp</strong> (namelijk vier) te<br />
behouden. Om dit doel te bereiken volstaat het wellicht niet om de situatie binnen het huidige<br />
leefgebied in het landbouwgebied in de omgeving van de Prinsenloop ‘te bevriezen’. Aangezien het<br />
slechts een kleine populatie betreft, is het risico reëel dat er een terugval van de populatie optreedt.<br />
Stijging van het broedsucces van de <strong>wulp</strong><br />
Vermoedelijk brengen de huidige broedparen <strong>wulp</strong> in de gemeente relatief weinig jongen groot. Via<br />
gerichte maatregelen kunnen we proberen het broedsucces te laten toenemen. Nestbescherming en<br />
afspraken met landbouwers zijn hiervoor essentieel.<br />
Toename van het aantal broedparen<br />
Deze doelstelling lijkt redelijk en haalbaar gezien de oppervlakte potentieel leefgebied binnen de<br />
gemeente. Hierbij kan gesteld worden dat een doelstelling van negen broedparen zeer ambitieus is.<br />
Alhoewel theoretisch het aantal broedparen nog hoger zou kunnen zijn, zou een toename van vier<br />
naar negen broedparen toch al behoorlijk spectaculair zijn.<br />
4.2 Communicatie/sensibilisatie/educatie<br />
De <strong>wulp</strong> heeft een mascottefunctie in de gemeente.<br />
− Naar landbouwers toe: de <strong>wulp</strong> als mascotte voor landbouwers die inspanningen doen voor natuur<br />
en biodiversiteit in <strong>Neerpelt</strong><br />
− Naar natuurbeschermers toe: de <strong>wulp</strong> als verteller over ‘het leven als hedendaagse landbouwer’<br />
− De <strong>wulp</strong> vervult een brugfunctie tussen landbouw en natuur in de gemeente<br />
− Naar inwoners van <strong>Neerpelt</strong> toe: de <strong>wulp</strong> als mascotte voor het typisch <strong>Neerpelt</strong>se landschap<br />
− Naar scholen toe: educatie rond natuur en landbouw<br />
− Naar WBE toe: maatregelen voor de <strong>wulp</strong> kunnen ook andere, jaagbare soorten ten goede komen<br />
4.3 Monitoring<br />
− De <strong>wulp</strong> wordt jaarlijks gemonitord volgens een gestandaardiseerde telmethode, en dit zowel op<br />
plaatsen waar de soort nu reeds voorkomt, als in potentieel geschikte gebieden en gebieden waar<br />
specifieke maatregelen voor de soort worden voorzien<br />
− Alle acties (wandelingen, activiteiten met scholen, beheersactiviteiten, e.a.), publicaties en<br />
gebeurtenissen in verband met de geadopteerde soort worden bijgehouden in een logboek op de<br />
milieudienst<br />
43
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
5 Acties<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
45
5 Acties<br />
5.1 Terreinacties<br />
Algemene maatregelen voor de <strong>wulp</strong><br />
Algemeen kan gesteld worden dat een brede waaier aan mogelijke maatregelen beschikbaar is voor<br />
de <strong>wulp</strong>.<br />
Belangrijke elementen bij het uitwerken van concrete maatregelen zijn de volgende.<br />
− Gegeven de habitatvereisten dienen maatregelen zich toe te spitsen op landbouwgebieden en<br />
heidegebieden die gelegen zijn binnen voldoende grote en aaneengesloten entiteiten (cf.<br />
afgebakende zones)<br />
− Het is aangewezen dat binnen uitgestrekte, open gebieden geen verdere woonuitbreiding wordt<br />
voorzien én geen bebossingsprojecten plaatsvinden<br />
− De oppervlakte geschikt leefgebied kan worden verhoogd door binnen uitgestrekte, open<br />
landbouwgebieden de omzetting van akker naar grasland te realiseren<br />
− De kwaliteit van leefgebieden kan worden vergroot door maatregelen te nemen die een groter<br />
broedsucces garanderen<br />
Het aanpassen van de maaitijdstippen in hooilanden of de begrazingsperiode en de<br />
veebezetting in beweide graslanden aan de broedperiode van de <strong>wulp</strong> opdat de kans op<br />
verstoring van de nesten zoveel mogelijk wordt verkleind<br />
Het markeren van nesten opdat ze tijdens de werkzaamheden op de landbouwpercelen<br />
kunnen worden uitgespaard<br />
Extra broedgelegenheid bieden via perceelsrandenbeheer of beheer van ‘overhoekjes’<br />
1<br />
voor de <strong>wulp</strong>. Beide impliceren dat stroken of (kleine) percelen extensief beheerd<br />
worden en ongestoord blijven in de broedperiode. Binnen <strong>Neerpelt</strong> zijn voorbeelden<br />
gekend van landbouwgebieden waar (vroeger) (relict)percelen met bulten van<br />
pijpenstrootje voorkwamen en waar <strong>wulp</strong>en hun eieren legden<br />
− De kwaliteit van de leefgebieden kan worden verhoogd door vernattingsmaatregelen te nemen.<br />
De <strong>wulp</strong> is een soort die relatief vochtige graslanden en heiden verkiest. Maatregelen om in<br />
valleigebieden het ruimingsbeheer van waterlopen en sloten te extensiveren, zijn zeer gunstig<br />
voor de soort<br />
− De kwaliteit van de leefgebieden kan worden verhoogd door maatregelen te nemen die de rust<br />
binnen de (potentieel geschikte) leefgebieden vergroten. Georganiseerde activiteiten (festivals,<br />
ruiterdagen, wandelingen,…) binnen het leefgebied van de <strong>wulp</strong>, of in de directe nabijheid ervan,<br />
dienen best buiten het broedseizoen plaats te vinden<br />
1<br />
‘overhoekjes’ zijn stukken van percelen die voor landbouwers weinig interessant zijn, bijvoorbeeld<br />
doordat ze moeilijk bereikbaar zijn met machines of te nat zijn.<br />
47
− De kwaliteit van het leefgebied kan worden verhoogd door in uitgestrekte gebieden maatregelen<br />
te nemen om de openheid nog te versterken. Hierbij kan gedacht worden aan het verwijderen van<br />
hoge bomenrijen (populier) die open gebieden kunnen compartimenteren en het potentieel<br />
leefgebied van de <strong>wulp</strong> versnipperen. Dergelijke elementen in het landschap geven ook<br />
broedgelegenheid aan kraaiachtigen waarvan gekend is dat ze een negatief effect kunnen hebben<br />
op het broedsucces van weidevogels waaronder de <strong>wulp</strong>. Uiteraard dient er bij het nemen van<br />
dergelijke maatregelen over gewaakt te worden dat tegelijkertijd geen nadelige effecten worden<br />
veroorzaakt voor andere ecologische waarden. In bepaalde landbouwzones zijn kleine<br />
landschapselementen (zoals bomenrijen, hagen en houtkanten) immers sterk gewenst, onder<br />
andere omdat ze het leefgebied vormen voor soorten als geelgors, steenuil en groentje die ook<br />
van nature voorkomen in de gemeente <strong>Neerpelt</strong>. Het goed onderhouden van deze houtkanten<br />
(geregeld teugzetten) is dan ook een aandachtspunt in deze zones<br />
Maatregelen volgens scenario’s<br />
De maatregelen voor de <strong>wulp</strong> zullen voorgesteld worden aan de hand van vier scenario’s.<br />
− Het begrip scenario wordt hieronder opgevat als een pakket van maatregelen dat van toepassing<br />
is op een welomlijnd gebied<br />
− Er wordt voor elk scenario aangegeven of het een laag of een hoog ambitieniveau heeft. Tevens<br />
wordt aangegeven wat het scenario geacht wordt te zullen realiseren (stand-still, kleine toename,<br />
forse toename)<br />
− De actiegebieden voor de maatregelen komen overeen met de zones die bij de<br />
potentieverkenning werden afgebakend en meer specifiek met de zones die worden voorgesteld<br />
ter afbakening van weidevogelgebied (zie figuren 5.1 en 5.2). Voor meer details over deze<br />
potentieanalyse zie rapport Aeolus in bijlage op cd-rom<br />
− Er zal per scenario worden opgelijst welke typen van maatregelen in het scenario zijn inbegrepen<br />
48
De figuren 5.1 en 5.2 geven de zones weer die vanuit de potentieanalyse worden voorgesteld als<br />
mogelijk leefgebied voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>. Concrete maatregelen worden in de eerste plaats het<br />
best genomen binnen de geselecteerde kadasterpercelen (zie verder).<br />
Figuur 5.1 Zones waarbinnen maatregelen voor de <strong>wulp</strong> worden voorgesteld: zone 1 en 3.<br />
49
Figuur 5.2 Zones waarbinnen maatregelen voor de <strong>wulp</strong> worden voorgesteld: zone 2.<br />
Overzicht van de verschillende scenario’s voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong><br />
Scenario 1 ‘behoud broedpopulatie Herent - Sint-Huibrechts-Lille’<br />
Ecologisch ambitieniveau: laag<br />
Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: stand-still<br />
Actiegebied: landbouwgebied tussen Herent en Sint-Huibrechts-Lille (Zone 2)<br />
Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen binnen het huidige leefgebied. De<br />
maatregelen zijn uitsluitend gebaseerd op de vrijwillige (tegen vergoeding) medewerking van<br />
landbouwers volgens standaardbeheersovereenkomsten zoals ze in Vlaanderen worden toegepast.<br />
Hiervoor zal het wel noodzakelijk zijn om het betreffend gebied als ‘weidevogelgebied’ te erkennen<br />
opdat het sluiten van beheersovereenkomsten in het gebied mogelijk wordt.<br />
50
Type maatregelen<br />
− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />
− Erkenning van het betreffend gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />
− Sluiten van beheersovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende zones op basis van<br />
vrijwilligheid<br />
Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />
<br />
werkzaamheden op het land<br />
Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />
Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />
Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />
Braakleggen van (delen van) percelen<br />
Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is tijdens de<br />
broedperiode<br />
Scenario 2 ‘Populatietoename leefgebied Herent - Sint-Huibrechts-Lille’ door het nemen van<br />
specifieke maatregelen op specifieke plaatsen<br />
Ecologisch ambitieniveau: hoog.<br />
Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: stijging tot naar schatting maximaal zes tot acht broedparen.<br />
Actiegebied: landbouwgebied tussen Herent en Sint-Huibrechts-Lille (Zone 2).<br />
Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen op maat waarbij het nemen van<br />
specifieke maatregelen in specifieke zones voorop wordt gezet. Om deze maatregelen te kunnen<br />
nemen, kan het noodzakelijk blijken om bepaalde percelen aan te kopen en hierop een specifiek<br />
beheer te voeren. Tevens dienen maatregelen te worden genomen om de waterhuishouding te<br />
optimaliseren met het oog op het voorkomen van <strong>wulp</strong>. Naast de zones waar specifieke acties worden<br />
vastgelegd, zal ook gewerkt worden via het sluiten van beheersovereenkomsten met landbouwers.<br />
Type maatregelen<br />
− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />
− Aankoop en specifiek beheer van gronden<br />
− Pachtovereenkomsten aanpassen<br />
− Vernatting van bepaalde deelzones<br />
− Revisie van recreatieve ontsluiting van het gebied met het oog op het beperken van de<br />
verstoringsgraad<br />
− Erkenning van het betreffend gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />
− Sluiten van beheersovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende zones op basis van<br />
vrijwilligheid<br />
Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />
<br />
werkzaamheden op het land<br />
Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />
Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />
Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />
Braakleggen van (delen van) percelen<br />
51
Scenario 3 ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />
Dommelvallei’ via beheersovereenkomsten<br />
Ecologisch ambitieniveau: middelmatig.<br />
Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: toename (in de veronderstelling dat tegelijkertijd in deelgebied Herent – St.-<br />
Huibrechts-Lille de populatie kan worden behouden).<br />
Actiegebied: landbouwgebied in het benedenstrooms gedeelte van de Vallei van de Dommel en<br />
aanpalende landbouwgronden nabij het natuurreservaat Hageven (Zone 1).<br />
Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen binnen het voormalige leefgebied<br />
dat zich uitstrekte van het Hageven tot de Buitenheide in het noordelijk gedeelte van <strong>Neerpelt</strong> en in de<br />
richting van de gemeente Hamont-Achel. De maatregelen zijn uitsluitend gebaseerd op de vrijwillige<br />
(weliswaar vergoede) medewerking van landbouwers volgens standaardbeheersovereenkomsten<br />
(VLM), ondersteuningsovereenkomsten (provincie) of een gemeentelijk subsidiebeleid. Voor de<br />
beheersovereenkomsten van VLM zal het wel noodzakelijk zijn om het betreffend gebied als<br />
‘weidevogelgebied’ te erkennen aangezien dit nog niet het geval is.<br />
Type maatregelen<br />
− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />
− Erkenning van het betreffend gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />
− Sluiten van beheers- of ondersteuningsovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende<br />
zone op basis van vrijwilligheid<br />
Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />
<br />
werkzaamheden op het land<br />
Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />
Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />
Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />
Braakleggen van (delen van) percelen<br />
Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is tijdens de<br />
broedperiode<br />
Belangrijke bemerking<br />
Het scenario met vergoedingen via beheersovereenkomsten van VLM is enkel mogelijk indien het<br />
betreffend gebied als weidevogelgebied wordt erkend en dit om het mogelijk te maken dat er<br />
beheersovereenkomsten kunnen worden gesloten. Dit erkend weidevogelgebied zou echter volledig<br />
gelegen zijn binnen de grenzen van het Vogelrichtlijngebied ‘Hamonterheide, Hageven, Buitenheide,<br />
Stamprooierbroek en Mariahof’ (code BE2221314). De aangemelde soorten voor dit<br />
vogelrichtlijngebied zijn echter geen soorten die uitgesproken open weidegebieden vereisen. Het<br />
betreft in hoofdzaak soorten die afhankelijk zijn van moerasgebieden. Men kan zich dan ook de vraag<br />
stellen of het opportuun is om binnen de contouren van een dergelijk vogelrichtlijngebied een keuze te<br />
maken voor (vogel)soorten die enigszins andere ecotopen behoeven. Op die manier wordt immers de<br />
oppervlakte van potentieel leefgebied voor de aan Europa aangemelde soorten verkleind. Vanuit een<br />
louter beleidsmatig oogpunt kunnen dan ook vragen worden gesteld bij dit scenario.<br />
Daarom is het belangrijk alternatieve subsidiemogelijkheden te voorzien.<br />
52
Ondersteuningsovereenkomsten vanuit de provincie voorzien een financiële tegemoetkoming aan<br />
landbouwers die bepaalde zeldzame soorten op hun percelen hebben broeden. De <strong>wulp</strong> is daar één<br />
van. Meer informatie over deze ondersteuningsovereenkomsten zijn te vinden in bijlage op cd-rom.<br />
Een gemeentelijk subsidiebeleid voor landbouwers die maatregelen willen nemen voor de <strong>wulp</strong> is een<br />
tweede alternatief. Voor dit subsidiebeleid kan de gemeente financiële ondersteuning aanvragen via<br />
de samenwerkingsovereenkomst, cluster natuurlijke entiteiten (zie hoofdstuk 5.2).<br />
Scenario 4 ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />
Dommelvallei’ door het nemen van specifieke maatregelen op specifieke plaatsen<br />
Ecologisch ambitieniveau: hoog<br />
Realisatie voor de <strong>wulp</strong>: forse toename (in de veronderstelling dat tegelijkertijd in deelgebied Herent –<br />
St.-Huibrechts-Lille de populatie kan worden behouden).<br />
Actiegebied: landbouwgebied in het benedenstrooms gedeelte van de Vallei van de Dommel en<br />
aanpalende landbouwgronden nabij het natuurreservaat Hageven (Zone 1).<br />
Kenmerken: het scenario gaat uit van het nemen van maatregelen op maat waarbij het nemen van<br />
specifieke maatregelen in specifieke zones voorop wordt gezet. Om deze maatregelen te kunnen<br />
nemen, kan het noodzakelijk blijken om bepaalde percelen aan te kopen en een specifiek beheer te<br />
geven. Tevens dienen maatregelen te worden genomen om de waterhuishouding te optimaliseren met<br />
het oog op het voorkomen van <strong>wulp</strong>. Naast de zones waar specifieke acties worden vastgelegd, zal<br />
ook gewerkt worden via het sluiten van beheers- of ondersteuningsovereenkomsten met landbouwers.<br />
Type maatregelen<br />
− Waken over behoud open ruimte (geen bebossings- of bebouwingsprojecten)<br />
− Aankoop en specifiek beheer van gronden<br />
− Pachtovereenkomsten aanpassen<br />
− Vernatting van bepaalde deelzones<br />
− Revisie van recreatieve ontsluiting van het gebied met het oog op het beperken van de<br />
verstoringsgraad<br />
− Erkenning van het betreffende gebied (of delen ervan) als weidevogelgebied<br />
− Sluiten van beheers- of ondersteuningsovereenkomsten met landbouwers binnen de betreffende<br />
zones op basis van vrijwilligheid<br />
Nesten markeren (in samenwerking met Natuurpunt) en uitsparen tijdens<br />
<br />
werkzaamheden op het land<br />
Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer naar tijdstip later op het jaar<br />
Omzetten van akkerpercelen naar grasland<br />
Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />
Braakleggen van (delen van) percelen<br />
53
Van toepassing zijnde acties per scenario<br />
Scenario 1<br />
Herent-Sint-<br />
Huibrechtslille<br />
Scenario 2<br />
Herent-Sint-<br />
Huibrechtslille<br />
Scenario 3<br />
Omgeving van de<br />
benedenloop van<br />
de Vallei van de<br />
Dommel<br />
Waken over behoud open ruimte X X X X<br />
Sluiten beheers- of X X X X<br />
ondersteuningsovereenkomsten op<br />
basis van vrijwilligheid<br />
Erkenning van weidevogelgebied X X X X<br />
Aankoop en specifiek beheer van<br />
gronden<br />
X X<br />
Pachtovereenkomsten aanpassen X X<br />
Vernattingsmaatregelen X X<br />
Recreatieve ontsluiting reviseren X X<br />
Tabel 5.1 Overzicht van de acties per scenario voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong>.<br />
5.1.1 Scenario 1 ‘Behoud broedpopulatie Herent - Sint-Huibrechts-Lille’<br />
Erkenning als weidevogelgebied<br />
Scenario 4<br />
Omgeving van<br />
de benedenloop<br />
van de Vallei<br />
van de Dommel<br />
Dit scenario steunt volledig op het werken via beheers- of ondersteuningsovereenkomsten en het<br />
subsidiëren van landbouwers om het landbeheer af te stemmen op broedende weidevogels om zo<br />
meer specifiek een duurzamere situatie voor de <strong>wulp</strong> te realiseren.<br />
Voor wat de subsidies betreft, bestaan er drie mogelijkheden<br />
− De gemeente kan zelf instaan voor de financiering van de subsidies, door de uitbouw van een<br />
gemeentelijk subsidiestelsel voor landbouwers dat specifiek is afgestemd op de <strong>wulp</strong><br />
− De provincie <strong>Limburg</strong> beschikt over een instrumentarium om ondersteuningsovereenkomsten te<br />
sluiten wanneer zij dit zinvol acht om bestaande natuurwaarden in het landbouwgebied te<br />
behouden of te versterken (zie bijlage op cd-rom voor meer informatie hieromtrent)<br />
− De Vlaamse overheid (specifiek de Vlaamse LandMaatschappij, VLM) geeft subsidies voor<br />
beheersovereenkomsten in erkende weidevogelgebieden. Momenteel zijn er in <strong>Neerpelt</strong> GEEN<br />
gebieden erkend als weidevogelgebied (zie hoger)<br />
Willen we door middel van beheersovereenkomsten die gefinancierd worden door de Vlaamse<br />
overheid acties ondernemen om de situatie voor <strong>wulp</strong> te verbeteren, dan is het dus noodzakelijk dat er<br />
zones worden afgebakend als weidevogelgebied. Op kaart 6.2 in bijlage wordt een voorstel gedaan<br />
om een deel van zone 2 af te bakenen als ‘weidevogelgebied’. Merk op dat niet de volledige zone 2,<br />
zoals weergegeven op figuur 5.2, naar voor geschoven is als weidevogelgebied. Enkel het meest<br />
open gedeelte van deze zone is voorgesteld om erkend te worden als weidevogelgebied. De meest<br />
zuidelijke landbouwgebieden zijn immers rijk aan kleine landschapselementen met een belangrijke<br />
corridorfunctie en ecologische waarde in het agrarisch landschap en dienen behouden te worden.<br />
Andere soorten zoals onder andere geelgors hebben deze elementen nodig.<br />
54
In afwachting van de erkenning als weidevogelgebied of als alternatief hiervoor wanneer de erkenning<br />
niet mogelijk blijkt, kan de gemeente in samenwerking met de provincie soortgelijke<br />
beheersovereenkomsten met de landbouwers afsluiten en financieren. In geval van erkenning als<br />
weidevogelgebied, kunnen die gemeentelijke en provinciale subsidies parallel blijven bestaan, o.a.<br />
voor (potentieel) waardevolle percelen die buiten de perimeter van het erkende weidevogelgebied<br />
vallen.<br />
Verschillende vormen van beheersovereenkomsten<br />
Volgende ingrepen/maatregelen zijn positief voor <strong>wulp</strong> en komen in aanmerking voor<br />
beheersovereenkomsten<br />
− Plaatsen van nestbeschermers of nestmarkeerders<br />
− Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer<br />
− Omzetten van akkerpercelen naar permanent grasland<br />
− Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />
− Braakleggen van akkers<br />
− Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is in de broedperiode<br />
We bespreken de verschillende mogelijke maatregelen hieronder meer in detail. De bespreking is<br />
gedeeltelijk gebaseerd op de beheersmaatregelen die door de VLM gesubsidieerd worden onder het<br />
beheerspakket weidevogelbeheer, maar gaat nog een stap verder. Met name de beheersmaatregelen<br />
‘braakleggen van akkers en verbouwen van teelten die geen grondbewerking vereisen tijdens de<br />
broedperiode van <strong>wulp</strong>’ worden toegevoegd. <strong>Provincie</strong> en gemeente kunnen zich hierdoor laten<br />
inspireren voor de uitbouw van een provinciaal/gemeentelijk subsidiestelsel op de maat van de <strong>wulp</strong>.<br />
1. Plaatsen van nestbeschermers of nestmarkeerders<br />
Een eerste methode is het markeren van nesten waarna deze uitgespaard worden tijdens<br />
werkzaamheden op het land.<br />
Praktisch gaat dit als volgt in zijn werk (mondelinge mededeling P. Smets, VWG Oost-Brabant). Men<br />
observeert de <strong>wulp</strong>en vanop een zekere afstand met twee personen met verrekijker en telescoop. Op<br />
het moment dat de <strong>wulp</strong>en verstoord worden (door een roofvogel, door mensen,…) houdt men ze<br />
nauwgezet in de gaten. Het wijfje zal weer landen en zo onopvallend mogelijk naar het nest lopen.<br />
Aan het gedrag (vb. zich schudden,…) merkt men wanneer ze zich op de eieren zet. Een waarnemer<br />
houdt deze plek nauwgezet in de gaten met de telescoop. De andere waarnemer wandelt naar deze<br />
plek en krijgt (bijvoorbeeld via de gsm) aanwijzingen waar hij precies moet zijn. Vervolgens markeert<br />
men het nest door er een stok vlakbij te plaatsen. Deze plek wordt dan uitgespaard indien het perceel<br />
bewerkt wordt.<br />
55
2. Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer<br />
De intensivering in de landbouw (drainage,…) heeft er toe geleid dat maaidata vervroegd zijn en dat<br />
runderen in het voorjaar sneller op het land kunnen. Voor weidevogels is dit geen goede evolutie<br />
aangezien hierdoor een verstoring van de nesten dreigt (vertrappeling). Daarom is het later starten<br />
met hooi- of begrazingsbeheer positief voor weidevogels.<br />
De VLM houdt hierbij de periode 1 april-15 juni aan als periode waarbinnen geen grondbewerking mag<br />
plaatsvinden. De maximum toegestane veedichtheid in deze periode bedraagt twee Groot Vee<br />
Eenheden per ha (twee GVE/ha).<br />
De weidebeheersmaatregelen ‘beweiden’ en ‘maaien’ zoals ze door de VLM worden gehanteerd, zijn<br />
volledig opgenomen in bijlage op cd-rom.<br />
We merken op dat maaien of intensieve begrazing (hoge veedichtheid) in de periode 1 april - eind<br />
mei/midden juni inderdaad fataal is omdat dan de nesten met eieren of jongen sneuvelen. We achten<br />
het mogelijk dat ook reeds in maart de dieren gevoelig zijn voor ingrijpende grondbewerking vermits<br />
ze dan hun nestplaats uitkiezen. Dit zou een element kunnen zijn van verder overleg rond de verfijning<br />
van de beheersmaatregelen zoals gehanteerd door VLM.<br />
3. Omzetten van akkerpercelen naar permanent grasland<br />
Voor weidevogels is vooral het aandeel van weiden in het landbouwlandschap van belang. Probleem<br />
is dat er in de Kempen een evolutie wordt vastgesteld waarbij steeds meer graslanden in akkers<br />
worden omgezet. Dit geldt ook voor de gemeente <strong>Neerpelt</strong> en in het bijzonder voor het<br />
landbouwgebied rond de Prinsenloop in Herent en Sint-Huibrechts-Lille.<br />
De maatregel om akkerland (terug) om te zetten naar grasland is dus zeer relevant.<br />
Concreet zijn er twee mogelijkheden: (a) ofwel wordt na omzetting van het akkerperceel naar een<br />
graslandperceel gekozen voor begrazing, (b) ofwel wordt na omzetting van het akkerperceel naar een<br />
graslandperceel gekozen voor hooilandbeheer. Uiteraard zit hierin vervat dat ook hier in de periode<br />
tussen 1 april en 15 juni geen grondbewerking plaatsvindt en dat er, in geval van beweiding, maximaal<br />
gewerkt wordt met twee GVE/ha.<br />
De weidebeheersmaatregelen ‘omzetten van akkerland in meerjarig grasland en beweiden’ en<br />
‘omzetten van akkerland in meerjarig grasland en maaien’ zoals ze door de VLM worden gehanteerd,<br />
zijn volledig opgenomen op de cd-rom in bijlage.<br />
56
4. Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />
De VLM voorziet ook in subsidies voor een zogenaamd randenbeheer van akkers en graslanden.<br />
Deze beheersmaatregelen worden niet expliciet gekaderd binnen het weidevogelbeheer. Toch kan<br />
randenbeheer een zinvolle bijdrage leveren om de broedgelegenheid en het broedsucces voor<br />
weidevogels gevoelig te verhogen. Algemeen gesteld impliceert randenbeheer dat er een<br />
perceelsrand ecologisch wordt beheerd wat ondermeer inhoudt dat er geen meststoffen en herbiciden<br />
in deze strook worden gebruikt en dat er geen cultuurtechnische maatregelen die de vegetatie<br />
wijzigen, mogen uitgevoerd worden.<br />
Voor een volledige beschrijving van het randenbeheer, zoals ze door de Vlaamse overheid wordt<br />
gesubsidieerd, verwijzen we naar de website www.ehorizon.be/IGLBO/Pakketten.<br />
5. Braakleggen van akkers<br />
Het laten braak liggen van akkers (of delen ervan) is geen maatregel die door de VLM wordt<br />
gesubsidieerd. Ze kan echter wel zinvol zijn om de broedkansen en het broedsucces van de <strong>wulp</strong> te<br />
verhogen. De bedoelde aanpak is hieronder weergegeven.<br />
Als een akker in de zomer of het najaar braak komt te liggen, is die het volgende jaar geschikt als<br />
broedplaats voor de <strong>wulp</strong>, maar ook voor andere weidevogels zoals kievit en scholekster, en voor<br />
akkerkruiden en tal van ongewervelden. Belangrijk is evenwel dat het perceel niet gemaaid of<br />
geploegd wordt. Het tweede jaar is het perceel ook nog geschikt, maar nadien is het - afhankelijk van<br />
de standplaats - wellicht al te dicht en hoog begroeid. Hier is eventueel een samenwerking met lokale<br />
WBE’s mogelijk. Braakleggen van percelen is immers ook voor jaagbare soorten een nuttige<br />
maatregel.<br />
6. Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is in de broedperiode<br />
Het promoten van teelten die geen bewerking vereisen in de kritische periode 1 april-15 juni is ook<br />
een mogelijkheid om verhoogde kansen te creëren voor de <strong>wulp</strong>. Het kan hierbij gaan om<br />
wintergranen en late maïs. Er kan een vergoeding uitgekeerd worden aan de landbouwers om deze<br />
teelten te verbouwen en tijdens de genoemde periode geen werkzaamheden op de akkers uit te<br />
voeren. Wintergraan heeft tegenover maïs het voordeel dat dit ook voor andere soorten (akkervogels)<br />
zoals geelgors en patrijs gunstig is.<br />
Dit is geen maatregel die door de VLM wordt gesubsidieerd. Ze kan echter wel zinvol zijn om<br />
verhoogde kansen op broeden en een verhoogd broedsucces te creëren voor de <strong>wulp</strong>.<br />
Waar<br />
Het open, meest noordelijke gedeelte van zone 2 (= perimeter voorstel weidevogelgebied),<br />
weergegeven op kaart 6.2 in bijlage. De totale oppervlakte bedraagt zo’n 260 ha.<br />
Om de populatie in het weidevogelgebied ‘stabiel’ te houden op drie tot vier broedparen, schatten we<br />
dat minstens voor vijf tot tien percelen specifieke beheersovereenkomsten moeten worden gesloten.<br />
57
Troeven<br />
Alle voorgestelde methodes hebben met zekerheid een positieve bijdrage voor de <strong>wulp</strong>. Met als<br />
uitzondering de maatregel van nestmarkeerders en nestbeschermers dragen alle andere maatregelen<br />
bij tot het verbeteren van de kwaliteit van het leefgebied voor de <strong>wulp</strong>.<br />
Minpunten<br />
Ten aanzien van het werken met nestmarkeerders en nestbeschermers zou het op deze wijze<br />
accentueren van nestplaatsen predators zoals kraaien lokken die zo de nesten makkelijker opsporen.<br />
Sommige ervaringsdeskundigen hechten echter minder geloof aan deze hypothese. Indien zulks zou<br />
worden vastgesteld, kan men het jaar daarna overgaan tot het uitsparen van een of twee are rond de<br />
broedplaats in plaats van enkel het nest. De vergoeding voor de landbouwer dient dan wel hoger te<br />
zijn. Nadeel van deze maatregel is dat er geen structurele verbetering ontstaat van de kwaliteit van het<br />
leefgebied van de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> en in het landbouwlandschap in de omgeving van de Prinsenloop<br />
in het bijzonder.<br />
Voor maatregelen als het braakleggen van akkers en het overgaan op bepaalde teelten die geen<br />
grondbewerking vereisen in de broedperiode, bestaan er geen specifieke subsidies die door de VLM<br />
worden uitgekeerd. Voor het toepassen van deze maatregelen lijkt een specifieke tussenkomst<br />
vanwege de gemeente / provincie noodzakelijk.<br />
Kostenraming<br />
Zie bijlage: tarieven VLM.<br />
Voor maatregelen als het braakleggen van akkers en het overgaan op bepaalde teelten die geen<br />
grondbewerking vereisen in de broedperiode, zou de gemeente/provincie specifieke tarieven kunnen<br />
onderhandelen met de landbouwer.<br />
5.1.2 Scenario 2 ‘Populatietoename leefgebied Herent - Sint-Huibrechts-Lille’<br />
De mogelijkheid dat landbouwers op vrijwillige basis beheersovereenkomsten sluiten wordt in dit<br />
scenario overgenomen. Daarnaast worden er zones ingericht die volledig worden beheerd met het<br />
oog op de <strong>wulp</strong> en die ervoor zorgen dat bepaalde percelen steeds een betrouwbaar refugium<br />
(vluchtplaats) zullen zijn voor de doelsoort.<br />
Aankoop percelen<br />
Wat<br />
De voorgestelde percelen voldoen aan volgende eisen.<br />
− Relatief vochtig gelegen volgens de bodemkaart<br />
EN/OF<br />
− Gelegen in de nabijheid van bestaande territoria van <strong>wulp</strong><br />
Een optimale inrichting behelst ondiep afgraven zodat er een komvormige laagte ontstaat (dus<br />
centraal meer afgraven dan aan de randen). Het terrein zal ‘s winters vernatten en er zal een vegetatie<br />
met veel russen ontstaan die men jaarlijks voor de helft maait in de periode juli-oktober (gefaseerd<br />
maaien).<br />
58
Waar<br />
De voorgestelde percelen zijn aangeduid op kaart 6.3 in bijlage.<br />
Troeven<br />
Sterke verbetering van de kwaliteit van het leefgebied van de <strong>wulp</strong>.<br />
Minpunten<br />
Hoge kostprijs.<br />
Aanpassen pachtovereenkomsten<br />
Wat<br />
Voor alle percelen die in eigendom zijn van de gemeente en verpacht worden aan landbouwers, wordt<br />
een clausule opgenomen dat ze ‘<strong>wulp</strong>vriendelijk’ dienen beheerd te worden. Dit impliceert dat het<br />
beheer er enkel volgens de voorwaarden van een van de pakketten van het weidevogelbeheer dient<br />
te gebeuren. De voornaamste richtlijn hierbij is geen grondbewerkingen uitvoeren in de periode van 1<br />
april tot 15 juni.<br />
Waar<br />
Binnen de zone die in het voorgaande scenario als weidevogelgebied naar voor is geschoven. Enkele<br />
gemeentepercelen worden hieronder in meer detail besproken (zie ook kaart 6.3 in bijlage).<br />
− Er liggen twee percelen grasland van de gemeente ten oosten van het gehucht Herent die<br />
geschikt zijn voor <strong>wulp</strong>.<br />
− De ‘evenementenweide’ van de gemeente in Hennemeeuwis, verdient een apart woordje uitleg.<br />
Dit grasland heeft een bloemrijke vegetatie door de combinatie van frequent maaibeheer en<br />
weinig (geen?) bemesting. Op 4 mei 2007 werden bij kort terreinbezoek tal van interessante<br />
ongewervelden waargenomen: koninginnepage, icarusblauwtje, kleine vuurvlinder en veldkrekel.<br />
Vooral laatstgenoemde is op Vlaams niveau zeer sterk afgenomen. Een optimaal beheer is<br />
tweemaal maaien per jaar: de eerste keer niet voor 15 juni en de tweede keer in september. Een<br />
dergelijk beheer zal ook geschikt zijn voor de <strong>wulp</strong>.<br />
Vernatuurlijken Prinsenloop<br />
Wat<br />
De bedding van de Prinsenloop wordt ter hoogte van het weidevogelgebied verhoogd zodat het<br />
grondwaterpeil enigszins stijgt en aanpalende percelen in het voorjaar - tijdens de broedperiode van<br />
<strong>wulp</strong> - er wat vochtiger bijliggen. Ruiming van de beek wordt zoveel mogelijk achterwege gelaten.<br />
Waar<br />
Over de volledige Prinsenloop zoals weergeven op kaart 6.3 in bijlage.<br />
Troeven<br />
Sterke verbetering van de kwaliteit van het leefgebied van de <strong>wulp</strong>.<br />
59
Minpunten<br />
Dergelijke maatregel stuit nogal eens op weerstand van de landbouwers die vrezen voor een te sterke<br />
vernatting van de gronden.<br />
Bemerking<br />
In Noord-<strong>Limburg</strong> ondervinden landbouwers de laatste jaren echter steeds meer inkomstenverlies<br />
door droogtestress van de geteelde gewassen. Voor het jaar 2006 werd daarom reeds een beroep<br />
gedaan op het rampenfonds. De overheid heeft reeds te kennen gegeven dat het de rol van financiële<br />
bemiddeling niet zal kunnen blijven opnemen. Het is dan ook aangewezen dat in het landbouwgebied<br />
de nodige acties worden ondernomen om droogtesituaties te vermijden door het waterbergend<br />
vermogen van valleitjes en aanpalende gronden te verhogen. Maatregelen voor de <strong>wulp</strong> gaan hierbij<br />
hand in hand met het bestendigen van de landbouw.<br />
Recreatieve verstoring verminderen<br />
Wat<br />
− Geen vliegactiviteiten met ULM-vliegtuigjes in de periode 1 maart-eind mei (gebied<br />
Hennemeeuwis, zie kaart 6.3 in bijlage)<br />
− Geen (grote) festiviteiten op de gemeentelijke festiviteitenweide in de periode 1 maart-eind mei<br />
(gebied Hennemeeuwis)<br />
− Herziening van de bestaande structuur aan wandelpaden met het oog op het beperken van de<br />
verstoring voor territoriumhoudende <strong>wulp</strong>en<br />
− Informatie rond het belang van het aanlijnen van honden in gebieden waar <strong>wulp</strong>en en andere<br />
grondbroeders vertoeven<br />
Waar<br />
In het volledige weidevogelgebied zoals bedoeld op kaart 6.3 in bijlage.<br />
Minpunten<br />
Het is maatschappelijk moeilijk om recreatieve mogelijkheden die aan het publiek zijn geboden,<br />
nadien bij te stellen.<br />
Erkenning weidevogelgebied en sluiten beheersovereenkomsten<br />
Idem als weergegeven onder scenario 1.<br />
5.1.3 Scenario 3: ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />
Dommelvallei’ via beheersovereenkomsten<br />
Erkenning als weidevogelgebied<br />
Idem als weergegeven onder scenario 1.<br />
Dit scenario steunt dus volledig op het werken via beheersovereenkomsten en het subsidiëren van<br />
landbouwers om het landbeheer af te stemmen op broedende weidevogels om meer specifiek een<br />
meer duurzame situatie voor de <strong>wulp</strong> te realiseren.<br />
60
Voor wat de subsidies betreft, bestaan er drie mogelijkheden<br />
− De gemeente kan zelf instaan voor de financiering van de subsidies, door de uitbouw van een<br />
gemeentelijk subsidiestelsel voor landbouwers dat specifiek is afgestemd op de <strong>wulp</strong><br />
− De provincie <strong>Limburg</strong> beschikt over een instrument om ondersteuningsovereenkomsten te sluiten<br />
wanneer zij dit zinvol acht om bestaande natuurwaarden in het landbouwgebied te behouden of te<br />
versterken (meer informatie hierover op de cd-rom in bijlage)<br />
− De Vlaamse overheid (specifiek de Vlaamse LandMaatschappij, VLM) geeft subsidies voor<br />
beheersovereenkomsten in erkende weidevogelgebieden. Momenteel zijn er in <strong>Neerpelt</strong> GEEN<br />
gebieden erkend als weidevogelgebied<br />
Willen we door middel van beheersovereenkomsten die gefinancierd worden door de Vlaamse<br />
overheid acties ondernemen om de situatie voor <strong>wulp</strong> te verbeteren, dan is het dus noodzakelijk dat er<br />
zones worden afgebakend als weidevogelgebied. Op kaart 6.4 in bijlage wordt een voorstel gedaan<br />
om een deel van zone 1 af te bakenen als ‘weidevogelgebied’. Merk op dat niet de volledige zone 1,<br />
weergegeven in figuur 5.1 naar voor geschoven is als weidevogelgebied. Enkel voor het deel ten<br />
oosten van de Dommel en een aantal percelen (in eigendom van de provincie) ter hoogte van<br />
‘Tussen’ en ‘Verkeerde Lieveheer’ wordt voorgesteld om een aanvraag tot erkenning als<br />
weidevogelgebied in te dienen. Het gaat hier in hoofdzaak om de zones in landschappelijk waardevol<br />
agrarisch gebied (de natuurgebieden liggen hoofdzakelijk ten westen van de Dommel).<br />
In afwachting van de erkenning als weidevogelgebied of als alternatief wanneer de erkenning niet<br />
doorgaat, kan de gemeente in samenwerking met de provincie soortgelijke beheersovereenkomsten<br />
met de landbouwers afsluiten en financieren. In geval van erkenning van het gebied als<br />
weidevogelgebied, kunnen die gemeentelijke en provinciale subsidies parallel blijven bestaan, o.a.<br />
voor (potentieel) waardevolle percelen die buiten de perimeter van het erkende weidevogelgebied<br />
vallen.<br />
Verschillende vormen van beheersovereenkomsten<br />
Volgende ingrepen/maatregelen zijn positief voor <strong>wulp</strong> en komen in aanmerking voor<br />
beheersovereenkomsten.<br />
− Plaatsen van nestbeschermers of nestmarkeerders<br />
− Uitstellen van maai- of begrazingsbeheer<br />
− Omzetten van akkerpercelen naar permanent grasland<br />
− Aangepast beheer van randen van akker- en graslanden<br />
− Braakleggen van akkers<br />
− Bepaalde teelten promoten waarbij geen grondbewerking vereist is in de broedperiode<br />
Waar<br />
In het gebied ten oosten van de Dommel en op een aantal percelen (in eigendom van de provincie) ter<br />
hoogte van ‘Tussen’ en ‘Verkeerde Lieveheer’ (= perimeter voorstel weidevogelgebied), zoals<br />
weergegeven op kaart 6.4 in bijlage. De totale oppervlakte van dit gebied bedraagt circa 347 ha.<br />
We stellen voor dat minstens voor vijf tot tien percelen specifieke beheersovereenkomsten worden<br />
gesloten.<br />
61
Troeven<br />
Zie eerder gemaakte beschouwingen bij scenario 1.<br />
Minpunten<br />
Zie eerder gemaakte beschouwingen bij scenario 1.<br />
Kostenraming<br />
Zie bijlage op cd-rom: tarieven VLM.<br />
Voor maatregelen als het braakleggen van akkers en het overgaan op bepaalde teelten dewelke geen<br />
grondbewerking vereist is in de broedperiode, zou de gemeente/provincie specifieke tarieven kunnen<br />
onderhandelen met de landbouwer.<br />
5.1.4 Scenario 4 ‘Herstel van het leefgebied in de omgeving Hageven – benedenstrooms deel<br />
Dommelvallei’ door het nemen van specifieke maatregelen op specifieke plaatsen<br />
Aankoop percelen<br />
Wat<br />
Aankoop van percelen landbouwgrond en inrichten als natuur- en weidevogelgebied. Het betreft hier<br />
voornamelijk zeer natte maïsakkers, daarnaast ook enkele raaigrasakkers, natte graslanden en een<br />
droger grasland.<br />
Waar<br />
Zie kaart 6.5 in bijlage.<br />
Taakverdeling<br />
− Natuurpunt: aankoop, inrichting en beheer van gronden<br />
− Gemeente <strong>Neerpelt</strong>: subsidiëring restbedrag aankopen door Natuurpunt vzw<br />
Aanpassen pachtovereenkomsten<br />
Wat<br />
Pachtovereenkomst aanpassen van een perceel in eigendom van de provincie opdat omvorming van<br />
een maïsakker naar grasland kan worden gerealiseerd en geen grondbewerking in de periode 1 april<br />
tot 15 juni plaatsvindt.<br />
Waar<br />
Zie kaart 6.5 in bijlage.<br />
Taakverdeling<br />
<strong>Provincie</strong> <strong>Limburg</strong>: in de pachtovereenkomst opnemen dat er enkel gebruik als grasland mogelijk is.<br />
Overeenkomst met veeboer maken.<br />
62
Waterhuishouding vallei vernatuurlijken<br />
Wat<br />
− Stopzetten ruimingen Dommel om verdroging van omliggend gebied tegen te gaan<br />
− Verhogen peil van gracht ‘Verkeerde Lieveheer’<br />
− Stoppen met ruimingen van gracht zodat deze ondieper wordt en het peil verhoogt<br />
Waar<br />
In de volledige Dommel ten noorden van de N71. Voor de gracht ‘Verkeerde Lieveheer’ verwijzen we<br />
naar kaart 6.5 in bijlage.<br />
Troeven<br />
− Draagt bij tot het herstellen van de kwaliteit van het voormalige leefgebied van de <strong>wulp</strong><br />
− Besparing kosten van ruimingen van Dommel<br />
− Positieve effecten op het vogelrichtlijngebied en het natuurreservaat Hageven<br />
− Eventuele positieve effecten voor landbouw: tegengaan van verdroging en droogtestress in de<br />
zomer (zie hoger)<br />
Erkenning weidevogelgebied en sluiten beheersovereenkomsten<br />
Idem als weergegeven onder scenario 1.<br />
63
5.2 Administratieve acties<br />
5.2.1 Opname van acties voor de <strong>wulp</strong> in het milieujaarprogramma<br />
Een overkoepelende administratieve actie bestaat eruit de in dit actieplan voorgestelde acties ten<br />
gunste van de <strong>wulp</strong> in het milieujaarprogramma 2008 van de gemeente <strong>Neerpelt</strong> op te nemen.<br />
5.2.2 Afbakening weidevogelgebied in <strong>Neerpelt</strong><br />
De VLM voorziet vergoedingen aan landbouwers die maatregelen nemen voor de bescherming van<br />
weidevogels. Deze vergoedingen kunnen echter enkel aangevraagd worden binnen afgebakende<br />
weidevogelgebieden. In <strong>Neerpelt</strong> is tot op heden geen weidevogelgebied afgebakend. De vraag kan<br />
echter wel gesteld worden om de verscheidene zones voor de <strong>wulp</strong> als weidevogelgebied te<br />
erkennen. Hiervoor dient overlegd te worden met ANB en VLM. Voor meer details rond de<br />
voorgestelde zones voor weidevogelgebieden, zie paragraaf 5.1.1.<br />
5.2.3 Subsidies voor landbouwers die maatregelen nemen voor <strong>wulp</strong><br />
Aansluitend op of als vervanging van de weidevogelbeheersovereenkomsten van VLM kan de<br />
gemeente een subsidiereglement uitwerken voor landbouwers die maatregelen nemen voor de <strong>wulp</strong>.<br />
In paragraaf 5.1.1 staan verdere richtlijnen voor het opstellen van dergelijk subsidiereglement.<br />
64
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
6 Communicatie<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
65
6 Communicatie<br />
6.1 Provinciale communicatie<br />
Een aantal acties richt zich tot alle <strong>Limburg</strong>se gemeenten. Deze acties - uitgewerkt door de provincie<br />
en de regionale landschappen - worden aan de gemeente aangeboden.<br />
6.1.1 Sensibilisatie en betrokkenheid van de gemeenten<br />
Brief<br />
Aan het College van burgemeester en schepenen en de gemeenteraad wordt een brief met één pin en<br />
een folder van Countdown 2010 gestuurd.<br />
Doel<br />
− De geadopteerde soort en het project blijven “leven” bij het beleid.<br />
− Het Schepencollege en de gemeenteraad zien het verband tussen dit project en het Europese<br />
Countdown 2010-initiatief. Beide streven naar het behoud van de biodiversiteit.<br />
− Het Schepencollege en de gemeenteraad wordt aangespoord om als gemeente lid te worden van<br />
Countdown 2010.<br />
Doelgroep<br />
− College van burgemeester en schepenen.<br />
Concrete uitwerking<br />
− De brief wordt door de Deputatie van de provincie <strong>Limburg</strong> verstuurd naar de verschillende<br />
colleges van burgemeester en schepenen. Elke brief bevat één pin maar geeft het college de<br />
mogelijkheid om bij te bestellen.<br />
− Deze actie wordt gekoppeld aan het eindevenement.<br />
6.1.2 Productontwikkeling<br />
Kwartetspel <strong>Limburg</strong>se soorten<br />
De bedoeling van het spel is om jongere en oudere generaties op een ludieke wijze terug met elkaar<br />
in contact te brengen. De <strong>Limburg</strong>se soorten zijn hiervoor als ‘levend erfgoed’ uitermate geschikt. Heel<br />
wat van deze soorten zijn immers sterk gekoppeld aan historische landschappen: de boomleeuwerik<br />
en nachtzwaluw aan heide, de geelgors aan kleinschalige akkers en weilanden met houtkanten, de<br />
grauwe gors en de veldleeuwerik aan graanakkers rijk aan akkeronkruiden, de zwarte specht aan<br />
oude bossen, enz. Oudere mensen kennen deze stilaan verdwijnende landschappen vaak nog erg<br />
goed, zij zijn er immers in opgegroeid. Jongere generaties hebben die voeling met dit landschap<br />
echter veel minder. Toch is het belangrijk dat jongeren dit stukje geschiedenis uit hun eigen streek<br />
meekrijgen.<br />
67
Op deze manier stimuleren we de trots en het respect van mensen voor onze typische natuur en<br />
landschappen, alsook de typisch <strong>Limburg</strong>se soorten die hieraan gekoppeld zijn. Respect voor deze<br />
zaken betekent ook dat de kans dat deze mensen zorg gaan dragen voor dit landschap en de soort<br />
vergroot. Via anekdotes, legendes, enz. zullen deze items op een speelse manier aan bod komen in<br />
het kwartetspel.<br />
Op deze manier wordt de verbondenheid tussen mensen en natuur enerzijds en verbondenheid<br />
tussen mensen onderling anderzijds gestimuleerd. De aanvraag voor de realisatie van het kwartetspel<br />
werd ingediend door het RLLK bij de Koning Boudewijnstichting.<br />
6.1.3 Educatie<br />
Doel<br />
− Kinderen en jongeren informeren over en warm maken voor het project. Het belang van de<br />
<strong>Limburg</strong>se soorten en het behoud van biodiversiteit onder hun aandacht brengen.<br />
− Jongeren op termijn inzetten bij het beheer van de soort.<br />
Doelgroep<br />
Kinderen en jongeren<br />
MOS (Milieuzorg Op School)<br />
In het kader van MOS kunnen scholen de adoptiesoort van hun gemeente mee opnemen in hun MOSthema<br />
“natuur op school” (basisonderwijs), “groenvoorziening” (secundair onderwijs) of voor enkele<br />
soorten het thema “water”. MOS-scholen werken steeds op drie niveaus: op klasniveau, op<br />
schoolniveau, en via een bezoek aan een natuureducatief centrum of een natuurgebied. Voor<br />
informatie en ondersteuning op deze drie niveaus kunnen de scholen terecht bij de provinciale MOSbegeleiders.<br />
Leermiddelen (voor zowel basis- als secundaire scholen) kunnen steeds ontleend<br />
worden in het documentatiecentrum van het Provinciaal Natuurcentrum in Bokrijk.<br />
Daarnaast werkt de provinciale MOS-werkgroep ook samen met de <strong>Limburg</strong>se hogescholen (passend<br />
binnen een MOS-werking).<br />
− Per groep van adoptiesoorten (vogels, vlinders, zoogdieren …) maakten laatstejaarsstudenten<br />
van de XIOS-hogeschool (opleiding voor kleuteronderwijzer en onderwijzer) een educatieve<br />
handleiding met een verticale leerlijn (van kleuterniveau tot 6de leerjaar). Hierbij horen heel veel<br />
lesideeën (vanuit wereldoriëntatie maar ook andere leergebieden) maar ook enkele concreet<br />
uitgewerkte lesjes of excursies.<br />
− Het Provinciaal Natuurcentrum begeleidt bovendien een eindwerk aan de KHLim, rond het behoud<br />
van de biodiversiteit. Ook hierin is een verticale leerlijn (van 1ste tot 6de leerjaar) verwerkt met<br />
werkbladen en veel lesideeën voor elke graad.<br />
68
Leerkrachten, ongeacht van welke basisschool in <strong>Limburg</strong> of welk leerjaar, kunnen dus beschikken<br />
over deze publicaties. Ze kunnen een belangrijke aanzet betekenen om aan de slag te kunnen met de<br />
gemeentelijke adoptiesoort. Deze publicaties kunnen uitgeleend worden in het documentatiecentrum<br />
van het Provinciaal Natuurcentrum in Het Groene Huis in Bokrijk.<br />
Concreet voorbeeld<br />
De bedoeling is dat de school deze activiteiten spreidt over het hele schooljaar. Tijdens een<br />
brainstorm wordteen planning opgemaakt waarbij op bepaalde momenten gespreid over (bijna) alle<br />
maanden van het schooljaar, alle graden bezig zijn met de adoptiesoort.<br />
Hierna wordt een voorbeeld van hoe een MOS-school kan werken rond de adoptiesoort in haar<br />
gemeente gegeven.<br />
− Samen met de MOS-werkgroep maken de directie en de leerkrachten een planning op voor de<br />
rest van het schooljaar (oktober)<br />
− Naar aanleiding van een krantenartikel organiseert de leerkracht een klasgesprek over de<br />
achteruitgang van de biodiversiteit, leerlingen zoeken info over de soort(en) op in de plaatselijke<br />
bibliotheek en op het internet (november)<br />
− Organiseer een inleefmoment voor gans de school: bv. een paar leerlingen die ’s morgens als<br />
vlinder verkleed over de speelplaats ‘fladderen’, als salamander over de grond kruipen, als vogel<br />
door de lucht zweven, enz.(november-december)<br />
− In de MOS-werkgroep en/of het leerlingenparlement worden mogelijke beschermingsacties<br />
besproken, een deskundige van een natuurvereniging wordt uitgenodigd en na enkele<br />
vergaderingen komt men tot een actieplan (oktober-februari)<br />
− Tijdens de lessen Nederlands, muzische vorming (tekenen, knutselen, muziek, …) wordt de<br />
creativiteit van de leerlingen aangesproken. Er worden bv. posters gemaakt die in de school<br />
worden opgehangen (mei-juni)<br />
− Op de ouderraad wordt besproken hoe leerlingen en hun ouders gestimuleerd kunnen worden om<br />
in de eigen tuin maatregelen te nemen voor de adoptiesoort of aanverwante soorten (algemeen<br />
vlinders, vogels, amfibieën, …). Tijdens een welbepaald weekend wordt een telmoment<br />
georganiseerd in alle tuinen van de gemeente (april)<br />
− De milieuwerkgroep organiseert een persconferentie om de geplande actie op school toe te<br />
lichten (juni)<br />
− Leerlingen bezoeken een natuureducatief centrum of helpen tijdens een project mee aan<br />
beheerswerken (oktober-mei)<br />
− Educatieve publicaties, een cd-rom en posters over de dier- of plantengroep waartoe de<br />
adoptiesoort behoort, worden ontleend in het documentatiecentrum van het Provinciaal<br />
Natuurcentrum om te gebruiken tijdens de lessen (juni)<br />
− Op het einde van het schooljaar wordt tijdens het schoolfeest gewerkt rond de adoptiesoort met<br />
de presentatie van de knutselwerkjes, zelf gemaakte liedjes, gedichten, …<br />
− Op school wordt een gedeelte van de parking heringericht en omgevormd tot een bloemenweide,<br />
een beestenpoel, etc. eventueel met zitbank en buitenklasje (volgend schooljaar)<br />
− De MOS-werkgroep organiseert een evaluatiemoment en publiceert de resultaten in het<br />
schoolkrantje (begin volgend schooljaar)<br />
− Ouders en buren worden betrokken bij onderhoud en toezicht van de aangelegde tuin of poel<br />
69
6.1.4 Soortevenementen<br />
Met een aantal doelgroepen kunnen “soortevenementen” zoals een vlinderweek, een<br />
amfibieënweekend, een vogeldag, etc. georganiseerd worden. Deze evenementen kunnen aan<br />
andere initiatieven zoals bijvoorbeeld “dag van de aarde” of “dag van de biodiversiteit” gekoppeld<br />
worden.<br />
De provincie neemt hier samen met de regionale landschappen het voortouw en informeert de<br />
betreffende gemeenten.<br />
6.1.5 Informatieverstrekking<br />
Pers<br />
In bijlage 4 vind je een basistekst die gebruikt kan worden bij het uitwerken van persteksten.<br />
Er verschijnen ook artikels in tijdschriften o.a.<br />
− meer wetenschappelijke artikels: bv. Natuur.Focus<br />
− gepopulariseerde bijdragen: bv. in Libelle<br />
− Europese communicatie: bv. Tijdschrift EU, Countdown 2010<br />
− <strong>Limburg</strong>se communicatie: bv. Natuur & Milieu<br />
Website<br />
− www.limburg.be/limburgsesoorten<br />
− www.likonaforum.be<br />
− www.rlkm.be<br />
− www.rllk.be<br />
− www.rlh.be<br />
Op de websites vind je algemene informatie over het project, de soorten, aankondigingen van<br />
activiteiten …<br />
70
6.2 Regionale communicatie<br />
Studievoormiddag<br />
In het voorjaar van 2007 organiseert het RLLK een studievoormiddag voor schepenen en ambtenaren<br />
in het kader van het soortenproject.<br />
Doel<br />
− Gemeenten wegwijs maken in de mogelijkheden voor het uitvoeren van de acties uit het actieplan<br />
en gemeenten met elkaar in contact brengen en stimuleren om ervaringen rond projecten uit te<br />
wisselen<br />
− Beleid met praktijk verbinden<br />
− Politiek en ambtelijk draagvlak verbreden<br />
Concrete uitwerking<br />
De concrete uitwerking gebeurt door het team van het RLLK tijdens het voorjaar van 2007.<br />
Educatieve poster<br />
Het RLLK zal voor elke adoptiesoort uit het werkingsgebied een educatieve poster laten maken en<br />
iedere gemeente 50 ex. van de poster van de betreffende adoptiesoort aanbieden. Bijkomende<br />
exemplaren kunnen door de gemeente aangekocht worden aan productieprijs. De gemeenten wordt<br />
gevraagd zich te engageren om deze posters te bezorgen aan bijvoorbeeld scholen, bibliotheken,<br />
culturele centra, enz.<br />
Doel<br />
− Een groot publiek laten kennismaken met de gemeentelijke adoptiesoort en hen informeren wat ze<br />
zelf kunnen doen voor deze soort<br />
Concrete uitwerking<br />
De concrete uitwerking gebeurt door het team van het RLLK tijdens het voorjaar van 2007.<br />
Soortenslinger<br />
Het RLLK maakte in de loop van 2006 een ‘soortenslinger’. Deze bestaat uit een waslijn waaraan<br />
bedrukte babypakjes zijn bevestigd. Elk pakje is bedrukt met een foto en wat informatie over een van<br />
de geadopteerde soorten. Deze soortenslinger kan opgehangen worden bij allerhande activiteiten<br />
waar het GALS-project aan gekoppeld kan worden: openingen van wandelgebieden, voorstelling van<br />
projecten, maar ook andere evenementen in de gemeente (jaarmarkt bijvoorbeeld).<br />
Gemeenten fo andere organisaties kunnen de soortenslinger ontlenen voor activiteiten. Voor verdere<br />
informatie en afspraken, contacteer de promotor van het GALS-project bij het RLLK.<br />
71
Doel<br />
Mensen laten kennismaken met de adoptiesoort uit hun eigen gemeente. Bovendien plaatst de<br />
soortenslinger de adoptie in de gemeente in een groter kader (GALS), geeft het een goed beeld van<br />
de totaliteit van het project. De indrukwekkende slinger toont op een ludieke wijze dat alle 44<br />
<strong>Limburg</strong>se gemeenten meedoen aan dit project.<br />
Concrete uitwerking<br />
De concrete uitwerking gebeurt door het team van het RLLK tijdens het voorjaar van 2007.<br />
Soortencursussen<br />
In de loop van 2006 en 2007 zal het RLLK voor elke adoptiesoort uit het werkingsgebied een<br />
soortencursus organiseren. Deze cursus zal bestaan uit een excursie in een gebied in de gemeente<br />
waar de soort voorkomt. Zaken als kenmerken van de soort, het leefgebied, nuttige acties en wijze<br />
van monitoring kunnen aan bod komen.<br />
Doel<br />
− Mensen laten kennismaken met de adoptiesoort uit hun gemeente<br />
− Mensen warm maken om mee te doen aan de monitoring van de soort in de gemeente en hen de<br />
nodige informatie mee te geven hoe dit dient te gebeuren<br />
Concrete uitwerking<br />
− Het RLLK selecteert gunstige periodes, contacteert lesgevers en selecteert locaties voor de<br />
excursies<br />
− Het RLLK verzorgt ook de bekendmaking van de cursussen via allerhande kanalen<br />
Infoborden<br />
Maken van infoborden en tentoonstellingspanelen over de soorten, gekoppeld aan lopende initiatieven<br />
en projecten van het RLLK of waarin het RLLK betrokken is (de Wijers, Zwarte beek, bossen van de<br />
Lage Kempen, project Landschapssterren, enz.).<br />
Doel<br />
− Mensen informeren over de <strong>Limburg</strong>se soort, de levenswijze, het beheer,…<br />
− Bedrijven/particulieren die beheer doen, erkennen en herkennen als voorbeeld wat voor hen een<br />
extra stimulans is de soort verder te beschermen.<br />
Concrete uitwerking<br />
Het ontwerp en de uitwerking gebeurt door het team van het RLLK in overleg met iedere gemeente en<br />
eventuele andere partners, waarbij bekeken wordt of de aanmaak van dergelijke borden relevant is in<br />
die gemeente.<br />
72
Bibliotheekhoekje<br />
Aan de bibliotheken in iedere gemeente wordt de mogelijkheid gegeven een soortenhoekje te<br />
voorzien, een hoekje met boeken over de soortgroep (bijvoorbeeld vogels) of de adoptiesoort. Deze<br />
informatie is zowel voor volwassenen als voor kinderen. RLLK reikt titels van boeken aan.<br />
Doel<br />
− Inwoners informeren over de geadopteerde soort en over de soortgroep in het algemeen<br />
− Aanreiken van informatie die geïnteresseerde burgers kan aanzetten acties op eigen terrein te<br />
ondernemen<br />
Concrete uitwerking<br />
RLLK overlegt met de milieuambtenaar en de bibliothecaris, geeft titels van boeken door, en zorgt<br />
voor een poster.<br />
Timing<br />
Na de levering van de posters<br />
Communicatiekanalen<br />
− Website RLLK www.rllk.be: algemene info over het project, paspoortjes soorten, e-cards van de<br />
adoptiesoorten, rubriek ‘soort van de maand’, enz.<br />
− RLLK-nieuwsbrief: digitale nieuwsbrief met korte nieuwtjes of aankondigingen. De nieuwsbrief<br />
verschijnt om de vier maanden<br />
− Landschapskrant RLLK: in iedere uitgave komt een artikel over de <strong>Limburg</strong>se soorten, per thema<br />
gegroepeerd. De landschapskrant verschijnt 2 maal per jaar.<br />
− Wandelkaarten: indien de soort voorkomt in een wandelgebied, uitgewerkt door het RLLK, wordt<br />
een woordje uitleg over het project en de soort bij de wandelkaart gevoegd<br />
Concrete uitwerking<br />
− De uitwerking gebeurt door de medewerkers van het RLLK<br />
− Dit gedeelte wordt inhoudelijk ondersteund door de promotor<br />
73
6.3 Gemeentelijke communicatie<br />
6.3.1 De <strong>wulp</strong> als mascotte voor landbouwers die willen meewerken aan het behoud van<br />
natuur, landschap en biodiversiteit<br />
De <strong>wulp</strong> is – nog meer dan vroeger – een echte landbouwsoort geworden. In <strong>Neerpelt</strong> komen de<br />
meeste broedkoppels zelfs in akkergebied voor. Landbouwers kunnen daarom een belangrijke<br />
bijdrage leveren aan de bescherming van deze soort (zie hoofdstuk 5).<br />
De <strong>wulp</strong> is dan ook de ideale mascotte voor landbouwers die aandacht willen besteden aan<br />
landschap, natuur en biodiversiteit. Op deze manier kunnen dergelijke landbouwers op een leuke<br />
manier tonen dat natuur en milieu hen nauw aan het hart ligt en zij er ook inspanningen voor leveren.<br />
Deze communicatie kan gaan rond concrete acties die zij zelf ondernemen voor de <strong>wulp</strong> op het terrein<br />
zelf. Belangrijk is dat deze communicatie gebeurt vanuit de landbouwers zelf.<br />
Doelgroep<br />
Landbouwers in <strong>Neerpelt</strong>, bevolking, gemeente<br />
Concrete uitwerking<br />
De gemeente biedt mogelijkheden aan de landbouwers aan om te communiceren over hun<br />
inspanningen. Deze ondersteuning kan zowel financieel zijn als logistiek (bijvoorbeeld ruimte in het<br />
gemeentelijk infoblad).<br />
Financieel<br />
Hier dienen afspraken rond gemaakt te worden wanneer de zaken concreet uitgewerkt worden.<br />
6.3.2 De <strong>wulp</strong> als mascotte voor een verantwoord recreatief gebruik van wandelwegen en trage<br />
wegen in neerpelt<br />
De gemeente <strong>Neerpelt</strong> werkt reeds een aantal jaren rond een trage wegenbeleid. Zoals hoger reeds<br />
aagegeven is de <strong>wulp</strong> een relatief verstoringgevoelige soort. Hij vliegt vaak reeds op wanneer<br />
wandelaars nog meer dan honderd meter verwijderd zijn. Voldoende rust is nochtans erg belangrijk<br />
voor het grootbrengen van de jongen.<br />
Bij het uitwerken of herbekijken van recreatieve ontsluiting of gebruik van trage wegen in de<br />
afgebakende zones dient hiermee rekening gehouden te worden. De <strong>wulp</strong> kan als mascotte dienen<br />
om de mensen in te lichten waarom sommige paden niet (meer) of enkel gedurende bepaalde<br />
periodes toegankelijk zijn. Informatie verstrekken is erg belangrijk.<br />
Doelgroep<br />
Recreanten en buurtbewoners in <strong>Neerpelt</strong><br />
Concrete uitwerking<br />
De gemeente kaart dit thema aan telkens een overleg wordt georganiseerd rond recreatieve<br />
ontsluiting, trage wegen enz.<br />
74
Financieel<br />
Hier dienen afspraken rond gemaakt te worden wanneer de zaken concreet uitgewerkt worden.<br />
6.3.3 Website, artikels in gemeentelijk infoblad<br />
Persmomenten hebben als doel het grote publiek te informeren over gerealiseerde acties en om deze<br />
acties in een ruimer kader te plaatsen (bijvoorbeeld link met het Countdown 2010-programma). De<br />
gemeente kan dit via verschillende mediakanalen realiseren.<br />
Doelgroep<br />
Inwoners en bezoekers van de gemeente<br />
Concrete uitwerking<br />
Website<br />
Hier kan een algemeen tekstje op komen rond het project en de gerealiseerde acties voor de <strong>wulp</strong>.<br />
Belangrijk hierbij is dat de algemene aandachtspunten van het project goed belicht worden. Deze zijn<br />
te vinden in bijlage 4. De teksten kunnen geïllustreerd worden met foto’s en/of tekeningen van de<br />
<strong>wulp</strong>. Een aantal zullen beschikbaar zijn vanuit de provincie <strong>Limburg</strong> en/of vanuit het RLLK.<br />
Bijkomend kan op de website de ‘fiche met tips voor de <strong>wulp</strong>’ gezet worden, dit als suggestie naar wat<br />
mensen zelf kunnen doen voor deze soort. Geïnteresseerden kunnen dit document dan downloaden<br />
van de website.<br />
Verdere richtlijnen voor de website<br />
− te vermelden logo’s: logo <strong>Limburg</strong>se soorten, logo IUCN countdown 2010, eventueel verenigd in<br />
de banner<br />
− kader de actie(s) steeds in het grote verhaal: waarom doen we dit? Is deze actie met andere<br />
acties verbonden, komt er een vervolg, is er al iets aan vooraf gegaan, enz.<br />
− links naar andere websites<br />
www.rllk.be; www.rlkm.be; www.rlh.be<br />
www.limburg.be/limburgsesoorten; www.limburg.be/LIKONA<br />
www.countdown2010.net<br />
www.vlindermee.be<br />
Artikels in gemeenteblaadje<br />
In deze artikels kan hetzelfde aan bod komen als op de website.<br />
Persmomenten<br />
Voor de persmomenten gelden dezelfde aanbevelingen als voor de website en de artikels in het<br />
gemeenteblaadje.<br />
75
6.3.4 Tentoonstelling over de <strong>wulp</strong> en andere weidevogels of andere typische soorten in<br />
landbouwgebied<br />
De <strong>wulp</strong> is een mooie symboolsoort voor natuur en biodiversiteit in landbouwgebied. Rond dit thema<br />
kan dan ook een tentoonstelling opgebouwd worden, waarbij de <strong>wulp</strong> als mascotte op de voorgrond<br />
treedt. Ook andere landbouwsoorten of weidevogels kunnen in deze tentoonstelling aan bod komen.<br />
Wanneer gekozen zou worden voor een reizende (verplaatsbare) tentoonstelling, heeft dit als<br />
voordeel dat de tentoonstelling gedurende bepaalde perioden op verschillende locaties kan gezet<br />
worden. Bibliotheken, het BC de Wulp, culturele centra etc. zijn hiervoor erg geschikte plaatsen.<br />
Doelgroep<br />
Schoolkinderen. De leeftijdsgroep moet bepaald worden voor gestart wordt met de uitwerking van de<br />
tentoonstelling.<br />
Concrete uitwerking<br />
Bij de uitwerking van een tentoonstelling worden best leerkrachten van de doelgroepleeftijd betrokken.<br />
Zij hebben ervaring met de leerdoelen en eindtermen van deze leeftijden en kunnen inschatten wat<br />
hun leerlingen aankunnen en wat te moeilijk of te gemakkelijk is. Een nauwe samenwerking met het<br />
bezoekerscentrum De Wulp ligt erg voor de hand.<br />
6.3.5 Educatief pakket voor scholen rond de <strong>wulp</strong><br />
Gekoppeld aan de tentoonstelling over de <strong>wulp</strong> kan een educatief pakket voor scholen ontwikkeld<br />
worden rond deze soort. Als basis kunnen eventueel bestaande educatieve pakketten gebruikt<br />
worden. Een lijst van bruikbare pakketten per adoptiesoort werd opgemaakt door de MOS-begeleiders<br />
van de provincie <strong>Limburg</strong>. Deze lijst kan bij hen geraadpleegd worden.<br />
Contact<br />
MOS-begeleiders PNC Bokrijk.<br />
Voor het opmaken van een educatief pakket kunnen eventueel studenten (PHL, KHK, XIOS, KHLim)<br />
ingeschakeld worden. Het uitwerken van dergelijk pakket kan kaderen in een eindstage van hun<br />
opleiding. De inhoudelijke aspecten van het pakket dienen besproken te worden met Natuurpunt.<br />
Educatief natuurbeheer is een project van Natuurpunt waarbij scholen op een aangename manier<br />
kunnen kennismaken met natuurbeheer. Een gedeelte van het programma bestaat uit een toelichting<br />
met dia’s, maar de kinderen kunnen ook zelf de handen uit de mouwen steken en zelf meehelpen aan<br />
het terreinbeheer. Tijdens een excursie kunnen ze dan zien welke resultaten het beheerswerk oplevert<br />
en waarom het zo belangrijk is. Scholen kunnen Natuurpunt contacteren om dergelijke activiteit aan te<br />
vragen. Het maaien en afvoeren van maaisel in graslanden die voor de <strong>wulp</strong> beheerd worden is een<br />
voorbeeld van dergelijke activiteit.<br />
Contact<br />
Educatief Natuurbeheer<br />
76
6.3.6 Bezoek aan een voorbeeldproject rond weidevogelbeheer met lokale landbouwers,<br />
gemeente en andere geïnteresseerden<br />
‘Een terreinbezoek zegt vaak meer dan uren theorie.’ Wanneer landbouwers met eigen ogen kunnen<br />
zien wat de voorgestelde maatregelen in de praktijk inhouden en wanneer zij kunnen praten met<br />
‘collega’s’ die hier reeds ervaring mee hebben, is de stap om zelf met deze acties te starten vaak<br />
minder groot. Het organiseren van een (bus)uitstap naar een of meerdere voorbeeldprojecten kan dan<br />
ook een erg waardevolle bijdrage leveren aan het creëren van een draagvlak bij landbouwers om mee<br />
te stappen in de voorgestelde maatregelen.<br />
In Nederland zijn reeds verschillende projecten rond weidevogelbeheer lopende en is er een<br />
jarenlange ervaring opgebouwd.<br />
Doelgroep<br />
Landbouwers, gemeente en andere geïnteresseerden<br />
Concrete uitwerking<br />
De gemeente zoekt eventueel in samenwerking met andere partners een goede locatie voor een<br />
bezoek aan een voorbeeldproject rond weidevogelbeheer. Vervolgens wordt het vervoer geregeld en<br />
worden uitnodigingen gestuurd naar de landbouwers en eventueel andere geïnteresseerden in de<br />
gemeente.<br />
Financieel<br />
De gemeente voorziet een budget voor deze activiteit. Er wordt nagegaan of er mogelijkheden zijn<br />
voor subsidiëring vanuit de samenwerkingsovereenkomst.<br />
6.3.7 Oprichten van een werkgroep ‘vrienden-van-de-<strong>wulp</strong>’<br />
Om efficiënt en gericht maatregelen te kunnen nemen voor de <strong>wulp</strong>, is het nodig dat heel wat zaken<br />
op de voet opgevolgd worden. Zo is het bijvoorbeeld nodig om de nesten te lokaliseren wanneer<br />
nestbeschermingsmaatregelen in hooi- of akkerland genomen worden. Dit is een relatief intensief werk<br />
en vraagt behoorlijk wat tijd. Daarom is het belangrijk dat een groep vrijwilligers zich engageert om<br />
deze zaken op te volgen. Deze vrijwilligers kunnen landbouwers die actie willen ondernemen ten<br />
voordele van de <strong>wulp</strong> helpen.<br />
Belangrijk hierbij is dat dit in erg nauwe samenwerking gebeurt met de landbouwers en dat een aantal<br />
basisprincipes in acht genomen worden.<br />
− Zorg dat je steeds toestemming hebt om het land van landbouwers te betreden<br />
− Deel je bevindingen steeds mee aan de landbouwer<br />
− Ga samen met de landbouwer terug om de (nestbeschermings-)maatregelen uit te voeren<br />
De gemeente coördineert deze werkgroep en zorgt dat op regelmatige tijdstippen overlegd wordt of<br />
alleszins dat de verschillende leden op de hoogte blijven van wat er gebeurt rond de <strong>wulp</strong>. Ook de<br />
monitoring (zie hoofdstuk 7) kan door deze groep uitgevoerd worden. Het ronselen van leden voor<br />
deze werkgroep kan gekoppeld worden aan een cursus rond de <strong>wulp</strong> (zie hoofdstuk 6.2).<br />
77
Doelgroep<br />
Alle geïnteresseerden in <strong>Neerpelt</strong><br />
Concrete uitwerking<br />
De gemeente ondersteunt de werkgroep, voornamelijk logistiek (lokalen, materiaal, enz.).<br />
Financieel<br />
De gemeente voorziet een budget voor de ondersteuning van de werkgroep<br />
6.3.8 Fiche rond maatregelen voor de <strong>wulp</strong><br />
De mogelijke maatregelen die landbouwers kunnen nemen ten voordele van de <strong>wulp</strong> kunnen<br />
samengevat worden in een handige fiche. Deze fiche geeft een overzicht van de voorwaarden<br />
waaraan een perceel moet voldoen om als geschikt broedbiotoop voor de <strong>wulp</strong> dienst te doen.<br />
Vervolgens geeft deze fiche ook een overzicht waar en wanneer welke maatregelen genomen kunnen<br />
worden, afhankelijk van het landgebruik op het betreffende perceel. Ook kan aandacht besteed<br />
worden aan algemene ‘randmaatregelen’ die ook voor <strong>wulp</strong> positieve effecten kunnen hebben, zoals<br />
perceelsrandenbeheer. Tenslotte geeft de fiche ook een overzicht van de mogelijkheden rond<br />
compenserende maatregelen/vergoedingen.<br />
Doelgroep<br />
Landbouwers en particulieren in gebieden met potenties voor <strong>wulp</strong>en.<br />
Concrete uitwerking<br />
Op basis van de concrete acties voorgesteld voor de <strong>wulp</strong> in <strong>Neerpelt</strong> (zie hoofdstuk 5) wordt deze<br />
fiche opgemaakt. Dit gebeurt in samenwerking met het RLLK, geïnteresseerde landbouwers en de<br />
werkgroep rond de <strong>wulp</strong>.<br />
Financieel<br />
Hiervoor dient geen extra budget voorzien te worden.<br />
6.3.9 Cursus hedendaagse landbouw voor natuurbeschermers en vice versa<br />
In streken met een sterk ontwikkeld landbouwgebruik en belangrijke natuurwaarden heersen vaak<br />
spanningen tussen landbouwers en natuurbeschermingsorganisaties. Heel vaak vinden die<br />
spanningen hun oorsprong in het niet kennen of begrijpen van elkaars omstandigheden.<br />
Natuurbeschermers zijn niet altijd thuis in de regelgeving en de omstandigheden waarin moderne<br />
bedrijfsvoering gebeurt. Een cursus hedendaagse landbouw voor natuurbeschermers zou bijvoorbeeld<br />
dit wederzijdse begrip kunnen vergroten. Maar ook omgekeerd zijn er vaak misverstanden.<br />
Landbouwers zien natuurbeschermers vaak als ‘verspillers’ van goede gronden. Heel het stuk verruigt<br />
en onkruiden tieren welig… Een omgekeerde cursus natuurbeheer voor landbouwers zou op termijn<br />
evenzeer nuttig kunnen zijn, te meer omdat landbouwers vandaag de dag meer en meer worden<br />
ingeschakeld in natuur- en landschapsbeheer.<br />
78
Niet alleen begrijpt de natuurbeschermer de landbouwer dan beter, ook de landbouwer voelt zich<br />
meer gerespecteerd en vice versa. Communicatie kan alleszins vlotter verlopen aangezien beide<br />
groepen meer van elkaar weten, elkaar leren respecteren en één en dezelfde ‘taal’ spreken.<br />
Doelgroep<br />
Landbouwers, natuurbeschermers, de gemeente en andere geïnteresseerden<br />
Concrete uitwerking<br />
De gemeente gaat na in welke mate er interesse is in een dergelijke cursus. Vervolgens kan gestart<br />
worden met de organisatie ervan. De gemeente kan nagaan of er mogelijkheden zijn om deze cursus<br />
in samenwerking met RLLK of Tandem te organiseren. Deze organisaties zijn vertrouwd met<br />
cursussen in deze sector. Meer informatie op www.rllk en www.tandemweb.be.<br />
6.3.10 Koppelen van de adoptie van de <strong>wulp</strong> aan allerhande culturele of andere evenementen<br />
De <strong>wulp</strong> heeft een aantal erg leuke kenmerken die connecties oproepen met jaarlijks georganiseerde<br />
evenementen of activiteiten. Door de <strong>wulp</strong> hieraan te koppelen, wordt de soort op een leuke manier<br />
bekend gemaakt bij de bevolking van <strong>Neerpelt</strong>.<br />
Voorbeelden van activiteiten.<br />
− ‘Wulpenpraalwagen’ in de Carnavalsstoet<br />
− Creatieve opdrachten voor groepen die werken rond beeldende kunst (boetseren, beeldhouwen,<br />
tekenen, schilderen, …) of muziekgroepen (componeren van een ‘<strong>wulp</strong>enprelude’, …), enz.<br />
− Ontwerpen en maken van een kunstwerkje voor een locatie in de gemeente: bijvoorbeeld een<br />
rond punt, een marktpleintje, enz.<br />
− Wanneer een nieuwe wijk wordt aangelegd, kan een van de straten tot ‘<strong>wulp</strong>enstraat’ gedoopt<br />
worden<br />
− Jodelwedstrijd in het kader van het jaarlijkse muziekfestival<br />
De <strong>wulp</strong> kan zeker ook in de communicatie rond het lopende Dommel-LIFE project op de voorgrond<br />
treden. In het kader van dit Europees project zullen heel wat natuurherstelmaatregelen uitgevoerd<br />
worden in en rond het Hageven, een van de vroegere bolwerken van broedkoppels van de <strong>wulp</strong>. De<br />
maatregelen (o.a. venherstel) zullen vermoedelijk positieve effecten hebben op de broedaantallen van<br />
de <strong>wulp</strong> in deze regio. Het is dan ook nuttig de koppeling met de adoptie van deze soort in de<br />
gemeente te maken.<br />
6.3.11 Communicatie buiten provincie<br />
Bezorgen van de fiche voor landbouwers aan regionale landschappen in de andere provincies<br />
Ook in andere streken in Vlaanderen is weidevogelbescherming een actueel thema. De ervaringen die<br />
in <strong>Neerpelt</strong> worden opgedaan of de producten die er ontwikkeld worden (bijvoorbeeld de fiche) kunnen<br />
gedeeld worden met andere regionale landschappen. Voor bedrijfsplanners van VLM kan de fiche<br />
eveneens een nuttige informatiebron zijn.<br />
79
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
7 Monitoring en<br />
beheersevaluatie<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
81
7 Monitoring en beheersevaluatie<br />
Dit hoofdstuk is gebaseerd op Gabriëls (1985), Hustings et al. (1985), van Dijk (1996), Lambrechts et<br />
al. (2003), Dochy (2004).<br />
In 2010 willen we weten welke inspanningen er in de gemeente <strong>Neerpelt</strong> voor de <strong>wulp</strong> geleverd<br />
werden. We willen ook weten of die inspanningen een invloed hebben gehad. Hoe is het gesteld met<br />
het leefgebied van de <strong>wulp</strong>? Zijn er populaties bijgekomen of gaat de soort er op achteruit? Hoe we<br />
die vragen beantwoorden wordt in dit hoofdstuk beschreven. Het mag echter niet bij een eenmalige<br />
evaluatie blijven. Monitoren van soorten is de eerste stap naar een gedegen natuurbeleid<br />
7.1 Inventariseren van de inspanningen<br />
− Het registreren van gemeentelijke acties is een gemeentelijke taak. We vragen de gemeente dan<br />
ook een logboek en een persmap bij te houden.<br />
− In het logboek wordt een korte beschrijving van de actie, de datum waarop de actie plaatsvond en<br />
- indien relevant - het aantal deelnemers dat aan de actie deelnam genoteerd. Indien mogelijk<br />
wordt eveneens genoteerd welke doelgroepen aan de actie deelnamen. In het logboek worden<br />
ook een aantal eenvoudig te meten indicatoren genoteerd die informatie geven over de interesse<br />
van de inwoners (= sociale draagvlak). We geven enkele voorbeelden.<br />
Tonen de inwoners interesse voor het adoptieproject, wordt er informatie over het<br />
adoptieproject bij de gemeente gevraagd of worden er eerder bezwaren over het<br />
adoptieproject en bijhorende acties gemeld.<br />
Krijgt de gemeente rechtstreekse positieve commentaar van de burger. Indien dit zo is, is<br />
dit ook een teken van draagvlak.<br />
Indien een informatiebrochure of folder wordt aangeboden over de adoptiesoort kan ook<br />
opgevolgd worden hoeveel brochures er worden aangevraagd door de inwoners.<br />
− Krantenartikels, artikels in het gemeentelijke of provinciale tijdschrift, informatie op websites of<br />
informatie in folders worden verzameld in een persmap.<br />
De informatie in het logboek en de persmap gecombineerd met informatie over het gemeentelijke<br />
budget, het aantal ingediende projecten in het kader van de samenwerkingsovereenkomst, de<br />
bestuurlijke aandacht die het project krijgt (vb. agendering, studiedagen/vergaderingen bijgewoond/<br />
georganiseerd, etc.) zijn een goede graadmeter voor het draagvlak in de gemeente.<br />
We vragen elke gemeente een vragenlijst in te vullen (bijlage “gemeentelijke vragenlijst” op cd-rom) en<br />
die jaarlijks naar het PNC op te sturen waar ze verwerkt zal worden.<br />
83
7.2 Monitoring van de soort<br />
In 2010 willen we vast kunnen stellen of het beschikbare leefgebied voor de <strong>wulp</strong> is toegenomen en of<br />
het aantal populaties in de gemeente is gestegen.<br />
Bepaling van de status van de voortplantingsbiotoop<br />
Dit is niet eenvoudig en rechtlijnig vast te stellen. Evenmin als de maatregelen voor de <strong>wulp</strong> eenvoudig<br />
te bepalen zijn of uit te voeren zijn of dat het evident is dat ze tot een proportionele toename van de<br />
populatie leiden.<br />
Volgende elementen zijn alvast belangrijk.<br />
− Openheid van het landschap<br />
− Verhouding grasland –akker<br />
− Toestand van de graslanden, namelijk de mate van microreliëf, en de aanwezigheid vochtige<br />
zones<br />
− Maaidata graslanden<br />
− Data bewerking akkers<br />
Methode<br />
− Openheid van het landschap: lastig te kwantificeren; evidente ‘inbreuken’ zoals bosaanplanten in<br />
het open landbouwgebied kunnen geregistreerd worden bij het karteren van de territoria<br />
− Verhouding grasland –akker: gegevens op te vragen bij de VLM (jaarlijkse aangifte landbouwers)<br />
− Mate van microreliëf<br />
er zal slechts zelden microreliëf te vinden zijn in de graslanden en dit kan genoteerd<br />
worden bij territoriumkartering van de <strong>wulp</strong><br />
de aanwezigheid van permanent natte tot vochtige zones zal zeer beperkt zijn en dient<br />
genoteerd<br />
tijdelijke natte zones na periodes van veel neerslag zijn interessant en kunnen genoteerd<br />
worden, maar het is niet doenbaar hier een veldkartering voor op te zetten<br />
− Maaidata graslanden, data bewerking akkers<br />
het is onhaalbaar om dit gebiedsdekkend te registreren binnen het leefgebied van de<br />
<strong>wulp</strong><br />
uiteraard wel strikt op te volgen voor percelen waarop een beheerovereenkomst geldt<br />
Bepaling van de status van de soort<br />
De methoden om vogels in landbouwgebied te inventariseren via het in kaart brengen van territoria,<br />
zijn goed gekend. In het kader van verschillende broedvogelatlassen in zowel België als Nederland<br />
werd een goede methode uitgewerkt. Voor een gedetailleerde bespreking verwijzen we naar de<br />
hogervermelde boekwerkjes.<br />
84
We willen echter nog net iets verder gaan voor de <strong>wulp</strong> en we streven ernaar ook het broedsucces na<br />
te gaan. Dat is essentieel om een evaluatie te maken welke maatregelen werken en welke niet.<br />
Het is zeer belangrijk om bij elke telling dezelfde methode te gebruiken Als de tellingen bij elk bezoek<br />
op een andere manier uitgevoerd worden, kan je ze immers niet meer met elkaar vergelijken wat<br />
betekent dat je geen trends kan vaststellen. De vogelwerkgroep van LIKONA richt samen met<br />
natuurpunt “vogelkijkcursussen” in. Het is dus zeker de moeite waard om met deze mensen contact op<br />
te nemen (zie bijlage 3). In dit hoofdstuk vatten we enkel de belangrijkste aandachtspunten samen die<br />
bij het inventariseren van de <strong>wulp</strong> in het oog gehouden moeten worden.<br />
Methode<br />
De belangrijkste <strong>wulp</strong>engebieden in <strong>Neerpelt</strong> zijn zone 1 (Hageven en omgeving) en zone 2<br />
(landbouwgebied tussen <strong>Neerpelt</strong>-centrum, Herent en Sint-Huibrechts-Lille).<br />
Er zijn minimum drie terreinbezoeken per jaar vereist per gebied: in maart, tweede helft april en<br />
tweede helft mei.<br />
− Vanaf eind februari en vooral in maart komen de <strong>wulp</strong>en op de broedterreinen toe. Maart is de<br />
beste maand om de broedparen te situeren<br />
− Voltallige legsels (in de regel vier eieren) worden volgens Gabriëls (1985) vanaf de tweede week<br />
van april gevonden, zelden vroeger. We houden er rekening mee dat dat anno 2007 wat vroeger<br />
kan zijn. De broedduur bedraagt zevenentwintig tot negenentwintig dagen. De tweede helft van<br />
april is een goede periode om de nesten op te sporen indien men kiest voor nestbescherming<br />
− Vanaf begin mei zijn er jongen (ter illustratie: op 2 mei 2007 had een koppel <strong>wulp</strong> in de Grote<br />
Getevallei in Tienen vier recent geboren jongen). De jongen kunnen pas na ongeveer vijf weken<br />
vliegen, maar na een tweetal weken kunnen ze al goed uit de voeten. De derde en vierde week<br />
van mei zijn een goede periode om te controleren of er jongen zijn. Ook al zijn deze moeilijk te<br />
vinden in het hoge gras, het alarmeren van de oudervogels wijst er dan op dat er wel degelijk<br />
jongen zijn<br />
De fiets lijkt ons het meest interessante vervoersmiddel om te inventariseren, aangevuld met het te<br />
voet doorstruinen van gebieden.<br />
Tijdens elk bezoek worden alle waarnemingen die betrekking kunnen hebben op broeden en in het<br />
bijzonder deze die wijzen op territoriumgedrag of de aanwezigheid van een nest genoteerd.<br />
Dit zijn de volgende elementen.<br />
− Waarneming van een paar<br />
− Territorium indicerende waarnemingen. Luid jodelende <strong>wulp</strong>en in maart en begin april. Het geluid<br />
van de <strong>wulp</strong> is te beluisteren via volgende link www.vogelvisie.nl/soort/<strong>wulp</strong>.php<br />
− Nest-indicerende waarnemingen, waarnemingen die wijzen op de aanwezigheid van een nest of<br />
jongen. Typisch voor de <strong>wulp</strong> is luid alarmerend gedrag wanneer de waarnemer of predatoren in<br />
de buurt van nest komen<br />
− Waarneming van oudere vogels met jongen en de aanwezigheid van een nest of eischalen<br />
85
Duid “uitsluitende waarnemingen”, dit zijn waarnemingen van met zekerheid verschillende individuen,<br />
ook duidelijk aan op je kaart. Dat is essentieel voor de verwerking van de gegevens.<br />
Noteer al deze geldige waarnemingen - en enkel deze - op je stafkaart (dit is je veldkaart). Gebruik<br />
voor elk type waarneming een ander symbool. Kijk je kaart onmiddellijk na het beëindigen van je<br />
telronde goed na. Een fout is snel gemaakt.<br />
Na elke telronde kopieer je alle <strong>wulp</strong>enwaarnemingen naar een nieuwe kaart, je soortkaart. Die vul je<br />
na elk bezoek verder aan. Gebruik voor elk bezoek een andere kleur (of letter) en vermeld op je kaart<br />
welke kleur (of letter) met welke datum overeenkomt. Noteer tevens het aantal geldige waarnemingen<br />
per locatie.<br />
Als alles goed wordt uitgevoerd, zou je op het einde van het seizoen een kaartje zoals figuur 7.1<br />
moeten hebben.<br />
In de handleiding van Dochy (2004) kan je lezen hoe je aan de hand van een dergelijke kaart de<br />
territoria afbakent. Wie het niet ziet zitten de soortenkaarten tot territoria te verwerken, kan hiervoor<br />
ook hulp vragen bij de mensen van de LIKONA vogelwerkgroep.<br />
We stellen voor dat personen die hier interesse in hebben ook worden aangespoord om de territoria<br />
van kievit, scholekster, veldleeuwerik en andere broedvogels te noteren.<br />
De weersomstandigheden zijn niet zo belangrijk. Als het te koud of te warm weer is, zijn de vogels<br />
veel minder actief, maar verder zijn de weersomstandigheden niet zo belangrijk.<br />
Figuur 7.1 Voorbeeldje van een soortkaart. Noteer dat voor elke datum een verschillende kleur werd<br />
gebruikt en elk type waarneming een ander symbool heeft.<br />
86
7.3 Taakverdeling<br />
Bij de inventarisatie van deze soort worden verschillende organisaties en groepen betrokken. Het is<br />
dan ook bijzonder belangrijk goede afspraken te maken. In figuur 7.2 geven we een schematisch<br />
overzicht van de verschillende stappen.<br />
We onderscheiden drie fasen. De voorbereiding, de eigenlijke inventarisatie en de verwerking nadien.<br />
Figuur 7.2 Overzicht van de verschillende stappen die bij de organisatie van een inventarisatie<br />
moeten doorlopen worden.<br />
87
7.3.1 Voorbereiding<br />
Informeren/sensibiliseren<br />
Een eerste stap is alle betrokkenen in de gemeente informeren. Welke soort werd er geadopteerd?<br />
Welke initiatieven zijn er gepland (opleidingen, uitstappen, inventarisaties)? Waar en wanneer vinden<br />
die activiteiten plaats? Hoe kunnen geïnteresseerden zelf hun steentje bijdragen? Al deze informatie<br />
moet op de een of andere manier aan mogelijke vrijwilligers doorgegeven worden.<br />
Zowel de gemeente, het regionale landschap als de provincie gebruiken hiervoor hun<br />
informatiekanalen. Meer details zijn te vinden in hoofdstuk 6. Vooral de gemeente heeft hier een<br />
belangrijke taak naar haar inwoners toe. Om de monitoring efficiënt te laten verlopen is het immers<br />
belangrijk in elke gemeente een trekker aan te duiden, de adoptie peter/meter. De gemeente,<br />
eventueel geholpen door het regionaal landschap en LIKONA, duidt deze persoon aan en geeft<br />
zijn/haar coördinaten door aan de LIKONA coördinator (zie adresgegevens in bijlage 3).<br />
Opleiden<br />
Soorten en leefgebieden inventariseren is niet altijd even eenvoudig. Daarom wordt er opleiding<br />
voorzien voor de gemeentelijke peter/meter en de vrijwilligers.<br />
Heel wat organisaties bieden dergelijke cursussen aan (zie hoofdstuk 6). Specifiek voor de <strong>wulp</strong><br />
vermelden we de cursussen en uitstappen die door het regionaal landschap rond de geadopteerde<br />
soorten georganiseerd worden (zie hoofdstuk 6) en de uitstappen van de vogelwerkgroep van<br />
LIKONA.<br />
De gemeente ondersteunt deze opleiding. Zij voorziet bijvoorbeeld vergaderruimte, organiseert de<br />
nodige postverzendingen, plaatst de aankondiging op de website en in het gemeentelijke infoblad of<br />
stelt haar kopieermachine en/of printers ter beschikking.<br />
7.3.2 De eigenlijke inventarisatie<br />
Opstart inventarisatie<br />
Bij de start van elk nieuw seizoen neemt de LIKONA verantwoordelijke contact op (eventueel via het<br />
regionaal landschap) met de gemeentelijke peter/meter en bezorgt hem/haar het nodige materiaal (zie<br />
7.2). Kaarten en invulformulieren vind je op de bijgeleverde cd-rom. De gemeente kan haar<br />
infrastructuur ter beschikking stellen om deze af te printen. Indien kaarten aangepast moeten worden<br />
via een GIS-systeem (vb. inkleuren nieuwe telgebieden, leggen trajecten, etc.) dan kan hiervoor een<br />
beroep gedaan worden op de LIKONA-coördinator.<br />
De gemeentelijke peter/meter wordt eveneens geïnformeerd waar en wanneer er geteld moet worden.<br />
De peter/meter neemt vervolgens contact op met de vrijwilligers en verdeelt het werk.<br />
88
Inventarisatie<br />
De peter/meter houdt contact met de vrijwilligers en controleert of de vooropgestelde doelstellingen<br />
gehaald worden. Hij/zij speelt eventuele vragen door aan deskundigen zoals de specialisten van de<br />
vogelwerkgroep van LIKONA (contactgegevens in bijlage 3). Met vragen over stafkaarten en/of<br />
invulformulieren of het uitlenen van materiaal kan je bij het PNC terecht (contactgegevens in bijlage 3).<br />
Iedere teller zorgt dat de volledig ingevulde formulieren en de stafkaarten bij de gemeentelijke<br />
peter/meter belanden. Als er een jaarlijkse terugkomdag georganiseerd wordt is dit het uitgelezen<br />
moment om al deze gegevens te verzamelen. De gemeentelijke peter/meter stuurt alle verwerkte<br />
gegevens door aan de LIKONA verantwoordelijke (contactgegevens in bijlage 3).<br />
Het is eveneens belangrijk de vrijwilligers regelmatig te informeren over de voortgang van het project.<br />
Dit kan o.a. op de gemeentelijke website, op de website van het regionaal landschap of op<br />
infoavonden georganiseerd door de gemeente of het regionaal landschap. Dit kan een jaarlijkse<br />
‘terugkomdag’ voor de vrijwilligers worden waar de gemeente logistiek ondersteunt (zie ook hoofdstuk<br />
6).<br />
Verzamelen data<br />
De gegevens worden door de vrijwilligers verzameld. Elke vrijwilliger zorgt ervoor dat de bijgeleverde<br />
kaarten en invulformulieren volledig ingevuld worden.<br />
Op het einde van het seizoen zorgt de gemeentelijke peter/meter ervoor dat alle formulieren aan de<br />
gemeente en aan de LIKONA-coördinator bezorgd worden. De LIKONA-coördinator neemt tijdig<br />
contact op met de peter/meter en/of de gemeente. Heel wat data gaan immers verloren omdat de<br />
gegevens niet tijdig of niet in de correcte vorm worden doorgegeven.<br />
7.3.3 Naverwerking<br />
Dataopslag en dataverwerking<br />
Dit is specialistenwerk. Op het PNC worden de nodige databanken ontwikkeld waarin de gegevens<br />
opgeslagen kunnen worden. De data worden in deze databanken ingevoerd. Na een aantal jaren kan<br />
op basis van deze gegevens de trend van de geadopteerde soort worden bepaald. Deze trends geven<br />
dan aan in hoeverre de gestelde doelen bereikt werden en hoe effectief het gevoerde beheer was.<br />
Terugkoppeling resultaten<br />
Eens verwerkt moeten de resultaten teruggekoppeld worden naar de gemeenten en vrijwilligers. De<br />
LIKONA-coördinator bekijkt samen met het regionaal landschap hoe dit best georganiseerd kan<br />
worden (vb. lokale presentaties, presentaties op de LIKONA - studiedag, presentaties op Vlaamse<br />
studiedagen, presentatie op jaarlijkse terugkomdag). De gemeente kan hier logistieke steun geven en<br />
meehelpen bij het uitwerken van deze presentaties.<br />
89
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
8 Verdere acties<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
91
8 Verdere acties<br />
8.1 Grensoverschrijdende samenwerking rond weidevogelbescherming<br />
In Nederland is weidevogelbescherming een zeer actueel thema. Nederland herbergt van o.a. de<br />
grutto een erg belangrijk aandeel van de wereldwijde broedpopulatie. Ook <strong>wulp</strong> is een weidevogel die<br />
heel wat aandacht krijgt. Ze hebben rond dit thema dan ook reeds heel wat ervaring opgedaan. Een<br />
grensoverschrijdende samenwerking kan dan ook erg nuttige informatie opleveren.<br />
Onder andere IKL (Instandhouding Kleine Landschapselementen in <strong>Limburg</strong>) in Nederland is actief<br />
rond weidevogelbeheer in Nederlands <strong>Limburg</strong>. Zij organiseren bijvoorbeeld cursussen rond<br />
nestbescherming e.d. Meer informatie hierover op www.ikl-limburg.nl.<br />
93
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
LITERATUURLIJST<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
95
Literatuurlijst<br />
Berten, R., 1990. Natuur & Flora in <strong>Limburg</strong>. Lisec. Bokrijk-Genk, 235 pp.<br />
Colazzo, S. & D. Bauwens, 2003. Aanwijzen van prioritaire soorten voor het natuurbeleid in de<br />
provincie <strong>Limburg</strong>. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud 2003.5, Brussel, 195 pp.<br />
De Bruyn L., A. Anselin, D. Bauwens, S. Colazzo, D. Maes, G. Vermeersch & E. Kuijken, 2003. The<br />
Status of Biodiversity in Flanders, 10 years after Rio. Bulletin of the Royal Belgian Institute of Natural<br />
Sciences, Biology 73: 37-47.<br />
Dochy, O., 2004. Inventarisatiemethode akkervogels. Experiment akkervogelbescherming West-<br />
Vlaanderen 2004 – 2006. Advies van het Instituut voor Natuurbehoud IN.A.2004.47. Brussel, 19 pp.<br />
Dochy O. & M. Hens, 2005. Van de stakkers van de akkers naar de helden van de velden:<br />
beschermingsmaatregelen voor akkervogels. Rapporten van het instituut voor natuurbehoud,<br />
2005(01). Instituut voor Natuurbehoud: Brussel, Belgium. 10+27 pp.<br />
Gabriëls J., 1985. Atlas van de broedvogels in <strong>Limburg</strong>. Belgische Natuur- en Vogelreservaten<br />
(BNVR): Brussel : Belgium. 724 pp.<br />
Gabriëls J., J. Stevens & P. Van Sanden, 1994. Broedvogelatlas van <strong>Limburg</strong>. Veranderingen in<br />
aantallen en verspreiding na 1985. Lisec en Likona, <strong>Provincie</strong> <strong>Limburg</strong> Culturele aangelegenheden.<br />
Hasselt, 366 pp.<br />
Hustings, M.F.H., R.G.M. Kwak, P.F.M. Opdam & M.J.S.M Reijnen, 1985. Vogelinventarisatie.<br />
Achtergronden, richtlijnen en verslaglegging. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels<br />
Zeist. Pudoc Wageningen, 495 pp.<br />
Hustings F., J. van der Coelen, J. van Noorden, R. Schols & P. Voskamp, 2006. Avifauna van<br />
<strong>Limburg</strong>. Natuurhistorisch Genootschap <strong>Limburg</strong>, Maastricht, 720 pp.<br />
Kalkhoven J.T.R., R.C. Van Apeldoorn & R.P.B. Foppen, 1995. Fauna en natuurdoeltypen.<br />
Minimumoppervlakte voor kernpopulaties van doelsoorten zoogdieren en vogels. IBN-DLO rapport<br />
193<br />
Lemmens, T., 2007. Draagvlak voor soortbescherming bij de <strong>Limburg</strong>se gemeenten. Invloed van het<br />
project “Gemeenten adopteren <strong>Limburg</strong>se soorten”. Thesis van de Wageningen Universiteit, Forest<br />
and Nature Conservation Policy Group, Wageningen, 104 pp.<br />
Leysen, K. & J. Gabriels, 2006. Cursus broedvogelinventarisatie. Cursus vogelwerkgroep LIKONA ism<br />
Natuurpunt Educatie, 17 pp.<br />
Peeters, M., A. Franklin & J.L. Van Goethem, 2003. Biodiversity in Belgium. Koninklijk Belgisch<br />
Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussels: 416 pp.<br />
Peeters, M., J.L. Van Goethem, A. Franklin, M. Schlesser & H. De Koeijer, 2004. Biodiversiteit in<br />
België. Een overzicht. Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussels 20 pp.<br />
97
SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Verspreiding, aantallen en<br />
verandering. Nederlandse Fauna 5. Naturalis, KNNV & EIS-Nederland. 584 pp.<br />
Van Der Krieken B., 2004. Wulp. In: Vermeersch G., A. Anselin, K. Devos, M. Herremans, J. Stevens,<br />
J. Gabriëls & B. Van der Krieken, 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000 – 2002.<br />
Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, p. 60-7<br />
van Dijk, A.J., 1996. Broedvogels inventariseren in proefvlakken (handleiding Broedvogel Monitoring<br />
Project). SOVON, Beek-Ubbergen, 62 pp.<br />
Vermeersch, G. A. Anselin, K. Devos, M. Herremans, J. Stevens, J. Gabriëls & B. Van Der Krieken,<br />
2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor<br />
Natuurbehoud 23, Brussel, 496 pp.<br />
Internetreferenties<br />
Europese verdragen: overzicht: http://europa.eu/scadplus/leg/en/s15006.htm<br />
Verdrag van Bonn: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l28051.htm<br />
Verdrag van Bern: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l28050.htm<br />
Vogelrichtlijn: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:31979L0409:NL:HTML<br />
Habitatrichtlijn: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:31992L0043:NL:HTML<br />
Natura2000: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/l28076.htm<br />
6 de milieu actieprogramma van de Europese Gemeenschap:<br />
http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l28176.htm<br />
www.weidevogelbescherming-weerselo.nl/Predatie.htm<br />
www.ikl-limburg.nl<br />
www.interreg.euregio.nl<br />
98
GEMEENTEN ADOPTEREN LIMBURGSE SOORTEN<br />
BIJLAGEN<br />
Actieplan <strong>wulp</strong><br />
NEERPELT<br />
99
100
Bijlagen<br />
Bijlage 1: gemeentelijke soortentabel van de gemeente <strong>Neerpelt</strong><br />
In de eerste rij worden de “<strong>Limburg</strong>se Soorten” die in de gemeente voorkomen vermeld. In de linker<br />
kolom worden de criteria opgesomd en in de kolom daarnaast de maximum score die de soort voor<br />
dat criterium kan behalen. Onderaan staan de totale scores per soort. De <strong>wulp</strong> haalde samen met het<br />
gentiaanblauwtje de op een na hoogste score (25) na de geelgors (30).<br />
<strong>Neerpelt</strong><br />
Aantal <strong>Limburg</strong>se soorten: 56<br />
Rol van de gemeente<br />
Beschermingsmaatregelen voor de<br />
soort kunnen in het gemeentelijk<br />
beleid gekaderd worden.<br />
Risicofactoren<br />
De soort is erg gevoelig voor<br />
menselijke verstoring.<br />
De kans dat de soort op korte termijn<br />
verdwijnt is groot (kleine populatie,<br />
geïsoleerde populatie, lage dispersiecapaciteit<br />
soort, oncontroleerbare<br />
externe factoren..).<br />
Klasse Score<br />
Er werden al initiatieven<br />
genomen<br />
boomleeuwerik<br />
<strong>wulp</strong><br />
geelgors<br />
roerdomp<br />
veldleeuwerik<br />
gentiaanblauwtje<br />
ronde zonnedauw<br />
kruipbrem<br />
klokjesgentiaan<br />
10 0 0 10 0 0 10 10 0 0 0<br />
Er zijn initiatieven gepland 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
-5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
-5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Voordelen van de soort<br />
# gemeenten waarin de soort 1 20 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
voorkomt.<br />
2 - 5 10 0 0 0 10 0 0 0 0 0 0<br />
6-10 5 5 0 0 0 0 5 0 0 0 0<br />
# prioritaire soorten in de gemeente<br />
(score > 0).<br />
Indicator soort, ttz. maatregelen<br />
getroffen voor deze soort komen ook<br />
andere (prioritaire <strong>Limburg</strong>se)<br />
soorten ten goede.<br />
Aaibare soort waarmee de gemeente<br />
zich kan identificeren (vermarktbaar).<br />
1 - 10 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
Door de gemeente<br />
geprefereerde soort<br />
Voor de gemeente<br />
aanvaardbare soort<br />
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5<br />
10 0 10 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
5 0 0 5 5 5 5 0 0 0 0<br />
Draagvlak<br />
Bij het tbeheer van de soort kunnen >2 doelgroepen 10 10 10 10 0 10 0 0 0 0 0<br />
meerdere<br />
worden.<br />
doelgroepen betrokken<br />
2 doelgroepen 5 0 0 0 0 0 0 5 5 5 5<br />
SCORE 20 25 30 20 20 25 20 10 10 10<br />
waterscheerling<br />
101
De volgende <strong>Limburg</strong>se soorten worden eveneens in <strong>Neerpelt</strong> gevonden: gekraagde roodstaart,<br />
houtsnip, ijsvogel, nachtzwaluw, roodborsttapuit, wespendief, wielewaal, zwarte specht, bont dikkopje,<br />
groentje, heideblauwtje, heivlinder, kleine ijsvogelvlinder, beekoeverlibel, bruine korenbout, gevlekte<br />
glanslibel, gewone bronlibel, glassnijder, kempense heidelibel, koraaljuffer, metaalglanslibel, noordse<br />
witsnuitlibel, smaragdlibel, tangpantserjuffer, tengere pantserjuffer, venwitsnuitlibel,<br />
blauwvleugelsprinkhaan, moerassprinkhaan, negertje, snortikker, veldkrekel, wekkertje, amazonemier,<br />
duinbaardmier, bosmier, mosslankmier, sabelmier, woekermier, dicht havikskruid, drijvende<br />
waterweegbree, gevlekte orchis, klein blaasjeskruid, klein warkruid, kruipbrem, ronde zonnedauw,<br />
waterscheerling.<br />
102
Bijlage 2: overzicht van de soorten die in de verschillende <strong>Limburg</strong>se gemeenten geadopteerd<br />
werden<br />
Gemeente Soort Engelse naam Wetenschappelijke naam<br />
Alken ijsvogel common kingfisher Alcedo atthis<br />
As jeneverbes common juniper Juniperus communis<br />
Beringen watersnip common snipe Gallinago gallinago<br />
Bilzen dwergblauwtje small blue Cupido minimus<br />
Bocholt geelgors yellowhammer Emberiza citrinella<br />
Borgloon gulden sleutelbloem cowslip Primula veris<br />
Bree grauwe klauwier red-backed shrike Lanius collurio<br />
Diepenbeek boomkikker common tree frog Hyla arborea<br />
Dilsen-Stokkem zadelsprinkhaan bushcricket Ephippiger ephippiger<br />
Genk<br />
rugstreeppad<br />
natterjack toad<br />
Bufo calamita<br />
Epidalea calamita<br />
Gingelom knautiabij solitary mining bee Andrena hattorfiana<br />
Halen gewone eikvaren common polypody Polypodium vulgare<br />
Ham variabele waterjuffer variable damselfly Coenagrion pulchellum<br />
Hamont-Achel heivlinder grayling Hipparchia semele<br />
Hasselt gierzwaluw common swift Apus apus<br />
Hechtel-Eksel nachtzwaluw nightjar Caprimulgus europaeus<br />
Heers ingekorven vleermuis geoffroy's bat Myotis emarginatus<br />
Herk-de-Stad grote modderkruiper weatherfish Misgurnus fossilis<br />
Herstappe kattendoorn spiny restharrow Ononis spinosa<br />
Heusden-Zolder kleine ijsvogelvlinder white admiral Limenitis camilla<br />
Hoeselt das badger Meles meles<br />
Houthalen-Helchteren wekkertje common green grashopper Omocestus viridulus<br />
Kinrooi grote weerschijnvlinder purple emperor Apatura iris<br />
Kortessem eikelmuis garden dormouse Eliomys quercinus<br />
Lanaken klaverblauwtje mazarine blue Polyommatus semiargus<br />
Leopoldsburg zwarte specht black woodpecker Dryocopus martius<br />
Lommel boomleeuwerik woodlark Lulula arborea<br />
Lummen huiszwaluw house martin Delichon urbica<br />
Maaseik bosbeekjuffer beautiful demoiselle Calopteryx virgo<br />
Maasmechelen roodborsttapuit stonechat Saxicola torquata<br />
Meeuwen-Gruitrode boskrekel wood cricket Nemobius sylvestris<br />
<strong>Neerpelt</strong> <strong>wulp</strong> curlew Numenius arquata<br />
Nieuwerkerken kerkuil barn owl Tyto alba<br />
Opglabbeek vinpootsalamander palmate newt Lissotriton helveticus<br />
Overpelt groentje green hairstreak Callophrys rubi<br />
Peer knoflookpad common spadefoot toad Pelobates fuscus<br />
Riemst grauwe gors corn bunting Emberiza calandra<br />
Sint-Truiden veldleeuwerik eurasian skylark Alauda arvensis<br />
Tessenderlo gekraagde roodstaart common redstart Phoenicurus phoenicurus<br />
Tongeren steenuil little owl Athene noctua<br />
Voeren hazelmuis common dormouse Muscardinus avellanarius<br />
Wellen kamsalamander warty newt, crested newt Triturus cristatus<br />
Zonhoven roerdomp great bittern Botaurus stellaris<br />
Zutendaal veldparelmoervlinder glanville fritillary Melitaea cinxia<br />
103
104
Bijlage 3: lijst met contactpersonen<br />
Regionaal Landschap Lage Kempen<br />
Grote Baan 176, 3530 Houthalen-Helchteren<br />
tel.: 011 78 52 59<br />
e-mail: info@rllk.be<br />
website: www.rllk.be<br />
Joep Fourneau<br />
Promotor GALS-project<br />
e-mail: joep.fourneau@rllk.be<br />
Peter Roosen<br />
Landschapsanimator<br />
e-mail: peter.roosen@rllk.be<br />
Natuurpunt <strong>Neerpelt</strong><br />
Albert Smeets<br />
Voorzitter<br />
e-mail: lucienne.kerkhofs@skynet.be<br />
Willy Pardon<br />
Voorzitter De Wulp<br />
e-mail: willy.pardon@skynet.be<br />
Gaby Bollen<br />
Coördinator Bezoekerscentrum De Wulp<br />
tel.: 011 80 26 77<br />
e-mail: de<strong>wulp</strong>@skynet.be<br />
<strong>Limburg</strong>s Landschap vzw - Domherenhuis<br />
Dekenstraat 39, 3550 Heusden-Zolder<br />
tel.: 011 53 02 50<br />
website: www.limburgs-landschap.be<br />
Agentschap voor Natuur en Bos<br />
Johan Van Hertem<br />
Boswachter<br />
tel.: 0499 94 90 14<br />
e-mail: johan.vanhertem@lne.vlaanderen.be<br />
Pat Schuurmans<br />
Natuurwachter<br />
tel.: 0479 79 93 65<br />
e-mail: patrick.schuurmans@lne.vlaanderen.be<br />
Provinciaal Natuurcentrum<br />
Het Groene Huis<br />
Domein Bokrijk, 3600 Genk<br />
tel.: 011 26 54 50<br />
e-mail: pnc@limburg.be<br />
Peter Baert<br />
Projectcoördinator GALS-project<br />
tel.: 011 26 54 88<br />
e-mail: pbaert@limburg.be<br />
Luc Crevecoeur<br />
LIKONA-coördinator<br />
tel.: 011 26 54 62<br />
e-mail: lcrevecoeur@limburg.be<br />
Johan Lambrix<br />
MOS-coördinator<br />
tel.: 011 26 54 59<br />
e-mail: jlambrix@limburg.be<br />
Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren<br />
Vorststraat 2, 3500 Hasselt<br />
tel.: 011 31 38 98<br />
e-mail: info@rlh.be<br />
website: www.rlh.be<br />
Regionaal Landschap Kempen en Maasland<br />
Winterslagstraat 87, 3600 Genk<br />
tel.: 089 32 28 10<br />
e-mail: info@rlkm.be<br />
website: www.rlkm.be<br />
<strong>Limburg</strong>s Steunpunt voor Rurale<br />
Ontwikkeling<br />
Benny Vangansewinkel<br />
Coördinator<br />
Weyerstraat 1, 3990 Peer<br />
tel.: 011/60.50.75<br />
e-mail: info@ruraalsteunpunt.be<br />
105
<strong>Provincie</strong> <strong>Limburg</strong><br />
Larissa Luyten<br />
Advies samenwerkingsovereenkomst<br />
Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt<br />
tel.: 011 23 83 18<br />
e-mail: lluyten@limburg.be<br />
WBE Prinsenloop<br />
Eddy Bierkens<br />
Contactpersoon acties rond de <strong>wulp</strong><br />
e-mail: everard.bierkens@skynet.be<br />
WBE Warmbeek<br />
Peter Hulsbosch<br />
Contactpersoon acties rond de <strong>wulp</strong><br />
e-mail: peter.hulsbosch@skynet.be<br />
106
Bijlage 4: basistekst communicatie<br />
<strong>Limburg</strong>se soorten … een voorbeeldproject voor natuur in Europa!<br />
<strong>Limburg</strong> is het meest bekend om haar “groene” imago. Niet onterecht. Meer dan veertig procent van<br />
de Vlaamse natuur komt immers nog in <strong>Limburg</strong> voor. Wat velen niet weten is dat heel wat zeldzame<br />
en bedreigde plant- en diersoorten dit groene <strong>Limburg</strong> als hun thuishaven kozen … hopende om van<br />
hieruit te kunnen groeien.<br />
De <strong>Limburg</strong>se situatie is heel erg vergelijkbaar met wat er op wereldvlak gebeurt: steeds meer plant-<br />
en diersoorten hebben een steeds kleinere oppervlakte om te leven. Nochtans levert deze<br />
biodiversiteit (geheel van planten en dieren en hun leefgebieden) al miljoenen jaren de mensen heel<br />
wat op: gezond voedsel, drinkbaar water, veilige thuishaven, bestrijding van ziektes, enz. Vandaar dat<br />
de Europese regeringsleiders het initiatief namen om de achteruitgang van de biodiversiteit te<br />
stoppen: het project kreeg de naam “Countdown 2010” en beoogt de achteruitgang van de<br />
biodiversiteit tegen te gaan tegen 2010. Iedereen wordt gevraagd om hieraan mee te werken…<br />
Hiervoor moet je in <strong>Limburg</strong> zijn natuurlijk! Al heel wat jaren wordt er pionierswerk geleverd door<br />
mensen met een hart voor natuur en nu is dat niet anders!<br />
Om deze zeldzame en bedreigde soorten nieuwe kansen te geven nam het provinciebestuur van<br />
<strong>Limburg</strong> in samenwerking met de <strong>Limburg</strong>se regionale landschappen het initiatief om te starten met<br />
een uniek voorbeeldproject voor Europa: het project “<strong>Limburg</strong>se soorten”.<br />
Eén van de doelstellingen van het project <strong>Limburg</strong>se soorten is dat gemeentebesturen een zeldzame<br />
of bedreigde <strong>Limburg</strong>se soort “adopteren” om er zorg voor te dragen, … een soort van foster-parentsplan<br />
voor onze planten en dieren, zeg maar.<br />
Het project <strong>Limburg</strong>se soorten wordt gefinancierd door de provincie <strong>Limburg</strong> met steun van Europa<br />
(Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, EFRO). 5 mensen zetten de komende jaren hun beste<br />
beentje voor om dit project samen met alle partners tot een succes te brengen.<br />
En de resultaten blijven niet uit: “alle vierenveertig <strong>Limburg</strong>se gemeenten” adopteerden reeds een<br />
<strong>Limburg</strong>se soort! Soorten zoals bv. de boomkikker, de modderkruiper, de nachtzwaluw, de das, enz.<br />
mogen allen stilletjes hopen op een betere toekomst. Dit is echt een opsteker!<br />
Volgende stap is samen met de gemeentebesturen voor al deze soorten een actieplan op te stellen en<br />
samen met alle organisaties en mensen met een hart voor natuur stappen te zetten voor een<br />
aangename leefomgeving en een duurzame toekomst voor ons en de komende generaties!<br />
<strong>Limburg</strong>se soorten, een voorbeeld voor Europa!<br />
107