Direct naar artikelinhoud
InterviewFrank Wieland

Holleeder-rechter publiceert boek over de zaak van zijn leven: ‘Empathie is de ziel van het strafrecht’

Gepensioneerd rechter Frank Wieland vindt dat sommige collega’s te weinig voeling hebben met de samenleving.Beeld Ivo van der Bent

Oud-rechter Frank Wieland veroordeelde Willem Holleeder tot levenslang. Vier jaar later publiceert hij een boek over de zaak en over zijn visie op het rechtssysteem. ‘Misschien zullen niet al mijn vakgenoten het waarderen.’

en

‘Willem Holleeder heeft lange armen’ – dat was de werktitel van het boek waaraan oud-rechter Frank Wieland jaren heeft gewerkt. Een paar jaar na het proces van Holleeder, die in 2019 door Wieland tot levenslang werd veroordeeld, overleed de rechter bijna door corona. Zo nam Holleeder wraak op de man die hem had opgesloten, grapte zijn fysiotherapeut. Wieland kon er wel om lachen.

In zijn boek Het proces, dat dinsdag verschijnt, blikt de gepensioneerde rechter onder meer terug op het geruchtmakende Holleederproces. ‘Ik vond het de zaak van mijn leven’, zegt hij er nu over. ‘Er zijn zaken die meer indruk op me hebben gemaakt, maar hier zat echt alles in.’

Wieland (74) beschrijft in het boek de ruzies in de zittingszaal tussen Holleeder en zijn zussen Astrid en Sonja, de belastende verklaringen van kroongetuigen, de confrontaties met Peter R. de Vries, en hoe hij de zaak zelf heeft ervaren. Voor zover mogelijk – het overleg met collega’s in de raadkamer blijft geheim.

Over de auteurs
Menno van Dongen is verslaggever van de Volkskrant op het terrein van criminaliteit, politie en justitie.

Wil Thijssen is politie- en justitieverslaggever van de Volkskrant. Zij schrijft wekelijks de politieserie Die ene melding. Eerder was zij economieredacteur en reisjournalist.

Tijdens een van de zittingen voerde de rechter zelf een indringend gesprek met de verdachte over diens persoonlijke omstandigheden. Wieland zei tegen Holleeder: ‘In ieder mens zit bij de geboorte een wolf en een lam. Welk dier bent u geworden, meneer Holleeder?’

Willem Holleeder antwoordde zonder nadenken: ‘Een goudvis, want die zit ook in een kom.’

‘Pats!’, roept Frank Wieland, als hij eraan terugdenkt. ‘Heel ad rem. Echt geweldig.’

Juist dat indringende gesprek beschrijft u niet in uw boek. Waarom niet?

‘Uit ongemak, denk ik. Misschien vond ik het gewoon te intiem. Ik vroeg hem ook of hij weleens een echte band met iemand had, een klik, in de hoop dat hij zichzelf zou laten zien. Maar wat ik ook probeerde, het lukte niet. Hij ging niet open, op geen van de 63 zittingsdagen. Hij was altijd op zijn hoede. Het was als vissen in een gesloten hoofd, dat vond ik onbevredigend.’

Waarom vindt u het zo belangrijk dat verdachten zichzelf laten zien?

‘De verdachte kennen is hem begrijpen. En begrijpen is een opening om diegene tegemoet te komen. Dat vind ik heel belangrijk.’

Zegt u nu dat een verdachte die zich laat kennen daardoor invloed heeft op het vonnis?

‘Ja, natuurlijk. Dat is de kern van de zaak: waarom doet iemand wat hij heeft gedaan? Als je er oprecht naar vraagt, voelt diegene zich gehoord. En als de verdachte dat kan uitleggen, is er een begin van herstel. Maar ik hoor van advocaten dat jonge strafrechters steeds minder stilstaan bij de persoonlijke omstandigheden van verdachten. Dat is jammer, want hoe meer je weet, hoe meer je op maat kunt straffen. Dan wordt je vonnis ook sneller geaccepteerd. Door de verdachte, maar ook door de samenleving.’

Waarom is er minder aandacht voor persoonlijke omstandigheden?

‘Door de tijdsdruk, denk ik. Strafzaken worden complexer en kosten meer tijd, en rechters moeten een minimaal aantal rechtszaken per jaar doen, anders heeft dat een negatief effect op de begroting. Er zijn te weinig rechters om dat op te vangen. Daardoor blijven zaken te lang liggen, worden ze soms geseponeerd, en dan hijgt Den Haag weer in onze nek.’

Holleeder-rechter publiceert boek over de zaak van zijn leven: ‘Empathie is de ziel van het strafrecht’
Beeld Ivo van der Bent

Frank Wieland, altijd strak in het pak, draagt deze dinsdagochtend een vrolijke das – ‘Deze draag ik alleen in de herfst’ – met oranje pompoenen. In zijn boek gebruikt hij het Holleederproces als kapstok om zijn visie te geven op het vak en kritisch te reflecteren op het rechtssysteem.

Zo vindt hij dat sommige collega’s te weinig voeling hebben met de samenleving. ‘Er is gedrag ingeslopen dat je ook bij artsen ziet. Ik zat vorige week in de wachtkamer van het ziekenhuis. Er komt een arts die roept: ‘Mevrouw Jansen!’, waarna hij zich meteen omdraait en terugloopt naar zijn kamer. Mevrouw Jansen moet rennen, omdat ze anders niet weet waar hij is gebleven. En ze is niet de enige. Wat een onbeschoftheid! Kost het zoveel tijd om te zeggen: ‘Dag mevrouw Jansen, loopt u maar met mij mee’? Wie dat niet nodig vindt, heeft een bord voor zijn kop.’

Hij heeft een hekel aan arrogantie. Als rechters zich hautain gedragen, staat dat een goed gesprek met verdachten in de weg, vindt Wieland. Zelf heeft hij zich naar eigen zeggen nooit verheven gevoeld in de rechtszaal. ‘Ik zei bijvoorbeeld tegen Holleeder: u had ook hier kunnen zitten, op mijn stoel, en ik daar. Dat voelde ik echt zo. Het is maar net waar je bent geboren en wat je kansen zijn. Holleeder had als kind gaten in zijn schoenen en zat regelmatig met natte voeten op school. Om geld te verdienen, ging hij misdrijven plegen.

‘Je leven kan door een ondoordachte beslissing een verkeerde wending nemen. Als je zelf nooit bij het randje bent geweest, begrijp je ook niet dat iemand eroverheen gaat. In de zaak van Badr Hari, die ik heb gedaan, sloeg hij iemand die hem plotseling van achteren aan zijn schouder bij een bar wegtrok. Ik herken de irritatie. Ik heb ook weleens gedacht: ik rijd iemand de plomp in. Een vrouw prikte in de tram ooit zo hard in mijn rug omdat ze erlangs wilde – ik kon dat mens wel sláán. En als ik zie dat iemand zijn asbak leegkiept op straat, wil ik hem uit de auto sleuren en zeggen: vreet het nou ook maar op… Ik houd me in, daar ben ik te beleefd voor. Maar niet iedereen is daartoe in staat.’

Wat Wieland dwarszit, is dat rechters vonnissen vaak niet publiekelijk toelichten. ‘In talkshows zit Saskia Belleman van De Telegraaf het dan uit te leggen. Dan denk ik: waar is de persrechter? Ik vroeg daarnaar toen ik was uitgenodigd door Nieuwsuur, en toen hoorde ik: de persrechter wil niet komen, hij praat alleen over het vonnis en wil onze vraag – ‘Was het moeilijk om tot een oordeel te komen?’ – niet beantwoorden. Hoezo? Natúúrlijk is dat moeilijk. Zég dat gewoon. Ik vind het schijtebroekerij.’

Wieland vindt dat collega’s die grote strafzaken doen niet mogen huiveren voor de media. ‘In een zaak als die van Holleeder is dat extra belangrijk, omdat veel mensen al een mening over hem hadden. Het publiek moet het gevoel krijgen: deze rechter zit er voor ons, hij doet wat we van hem mogen verwachten. Als rechter moet je je daarvan bewust zijn, want je zit er inderdaad namens de samenleving. Maar er komt wel heel veel op je af, via de media. Je moet zo zelfverzekerd zijn dat je je niet laat meeslepen door al die commentaren. Als je onzeker bent, moet je niet aan zo’n zaak beginnen.’

Is het gepast, een boek schrijven over een zaak die u heeft voorgezeten?

‘Dat heb ik me diverse malen afgevraagd. Rechters spreken in principe alleen via hun vonnis. Als ze er daarna nog iets over zeggen, kan dat vragen oproepen over de uitspraak. Je kunt bijvoorbeeld een getuige achteraf geen rare man noemen, terwijl je zijn verklaring hebt gebruikt als bewijs. Ik ben heel voorzichtig geweest en heb volgens mij niets opgeschreven dat ruis kan veroorzaken. Ik beschrijf neutraal wat er in de rechtszaal is gebeurd, en leg soms uit waarom ik deed wat ik deed. Misschien haal ik zo iets van de mystiek van mijn vak weg, en dat zullen niet al mijn vakgenoten waarderen.’

Holleeder-rechter publiceert boek over de zaak van zijn leven: ‘Empathie is de ziel van het strafrecht’
Beeld Ivo van der Bent

Weten Holleeder en zijn advocaten Sander Janssen en Robert Malewicz dat uw boek eraan komt?

‘Dat ik ermee bezig was, is geen geheim. Maar ik heb Janssen en Malewicz niet uitgenodigd voor de boekpresentatie. Je wilt voorkomen dat de vraagt rijst of mijn boek ook hun zegen heeft. Ik wil dat zij vrij zijn om te zeggen: ik vind het helemaal niks.’

En als zij het ongepast vinden?

‘Dat zou ik pijnlijk vinden. Hoewel ik mijn best heb gedaan om ook hun kant van de zaak aan de orde te laten komen, waren wij uiteindelijk toch overtuigd van Holleeders schuld. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die zeggen: hoe haalt een rechter het in zijn hoofd te schrijven over een zaak die hij zelf heeft gedaan? Maar ik hoop dat er ook rechtenstudenten zijn die denken: dus zo kun je ook naar het strafrecht kijken.’

Hij vindt het ‘doodeng’ dat zijn boek dinsdag verschijnt, bekent Wieland. ‘Ik heb er slapeloze nachten van gehad. Het is gedrukt, ik kan niet meer terug. Ik ben zo’n jongetje dat in de klas heel hard ‘poep!’ roept en daarna twee weken niet naar school durft. Haha. Maar het was sterker dan ik. Ik moest mijn mening kwijt.’

Wieland is kritisch op de demissionaire minister van Justitie en Veiligheid, Dilan Yesilgöz, die vindt dat er harder gestraft moet worden. ‘Dan denk ik: ho, wacht even. Wat verwacht je daar dan van? Denkt ze nou echt dat een crimineel die een toonbank bij een juwelier aan diggelen wil slaan, denkt: o jee, nu kan ik twaalf jaar krijgen in plaats van negen, laat ik het maar niet doen? Kom op zeg. Wat maken we onszelf wijs? Wat je hiermee doet, is een spiraal creëren waardoor de criminaliteit harder wordt.’

Wat moet er dan gebeuren, wat is het alternatief?

‘Je moet niet boos worden op de criminaliteit, maar op de ongelijkheid. Op een samenleving waarin iemand met de verkeerde achternaam geen stage krijgt, vergeefs solliciteert, nergens wordt aangenomen. Jongens die zich uitgekotst voelen door de samenleving, die zeggen: school heeft toch geen zin. Die een Gucci-tasje willen, voor hun aanzien. Die erbij willen horen. Die voor een betrekkelijk geringe betaling ernstige dingen doen, zonder zich te realiseren wat de gevolgen zijn voor anderen, en voor hun eigen leven. Tot vergismoorden aan toe.’

Lang niet iedereen in een achterstandspositie pleegt liquidaties voor een Gucci-tasje. Mensen hebben ook een eigen verantwoordelijkheid.

‘Natuurlijk. Wat ik bedoel is dat er veel meer aandacht moet komen aan de voorkant, meer preventie. Al op de basisschool. Begeleid kinderen beter, zodat de kans kleiner is dat ze verkeerde vrienden krijgen en in de criminaliteit belanden. Want als ze eenmaal op het foute pad zitten, bestaat de kans dat het van kwaad tot erger gaat. Dan zijn we te laat.

‘In De Telegraaf las ik een keer dat 90 procent van de lezers vond dat criminelen harder gestraft moeten worden, met als motief: hoe langer ze uit de samenleving zijn, hoe beter. Dan denk ik: ja, maar dan moet je de sleutel wel weggooien, want ze komen een keer terug. En dan wil je ze niet tegenkomen, die zijn alles kwijt behalve hun connecties in de bajes. Zo creëer je een land vol desperado’s.’

Critici zullen zeggen dat u te soft bent.

‘Dat kan zijn. Maar ik vind dat er te weinig compassie is voor de positie van de verdachte. Met een celstraf duperen we zijn hele gezin, terwijl dat vaak buiten het delict staat. Kinderen verliezen hun vader of moeder, en andersom. Relaties lopen stuk. Het huis wordt noodgedwongen verkocht. Het is geen kille balans met een cijfer onder een streep. Als je de menselijke kant van een dader niet ziet, haal je de ziel uit het strafrecht. Dat is mijn hartekreet: het strafrecht moet humaan blijven. Dat is echt nodig.’

De oud-rechter valt stil, en veegt tranen uit zijn ogen.

Waar komt uw emotie vandaan?

‘Het is oprechte zorg. Ik zie een merkwaardige verkilling van de rechtspraak, ook bij het Openbaar Ministerie. In de praktijk volhardt een officier van justitie vaak in een stevige eis, ook al blijkt gaandeweg dat er ontlastende of verzachtende omstandigheden zijn. Ik heb te weinig meegemaakt dat een officier zei: ‘Nu we de zaak goed hebben besproken, vind ik toch dat hier een vrijspraak moet vallen.’ Als dat gebeurde, zei ik na de zitting: god, wat ben ik blij dat ik weer eens een magistraat zie.

‘In de hele rechtspraak heerst het idee: naarmate je er harder op timmert, is het effect groter. Maar dan wel het verkeerde effect. Ga daar eens over nadenken, als rechter of officier. Luister naar de ander. Dat maakt het strafrecht aangenamer. Waar het aangenamer is, heerst meer begrip. En waar meer begrip is, ga je oplossingen zien. Dát is onze opdracht.’