Direct naar artikelinhoud

Keizer Constantijn: de Antiekchrist

Keizer Constantijn ( 272-337 ) belichaamt de overgang van een antieke, heidense naar een christelijke cultuur. Volgens archeoloog Eric Moormann wordt daar zelden een tentoonstelling aan gewijd. Nu het thema van een expositie in De Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Gastconservator Eric Moormann, hoogleraar klassieke archeologie.Beeld Adrie Mouthaan

Oog in oog met de keizer. Zijn kin is hoekig, zijn haar dik. Je kijkt naar hem, maar hij niet naar jou; ergens boven de horizon, ver weg van aardse besognes (en Amsterdamse toeristen met selfiesticks) - dáár rust de keizers blik. Posteer je in de Amsterdamse Nieuwe Kerk voor de kopie van de beroemde Constantijn de Grote-kop en je voelt je onwillekeurig een onderdaan, een pauper. Dat voelden 4de-eeuwse Romeinen ook, wellicht.

Over de originele kop (dat in het Conservatorenpaleis in Rome staat) valt veel te verhalen, dat die een metamorfose onderging bijvoorbeeld. Oorspronkelijk stelde het een andere heerser voor - Trajanus vermoedelijk - tot in 312 Constantijn (272-337) zich plotseling opwierp tot Augustus van het West-Romeinse Rijk en er in allerijl een erebeeld moest komen. Trajanus werd omgedoopt tot Constantijn; het beeld van de 2de-eeuwse keizer werd er eentje uit de 4de. Het beeld, 10 meter hoog, vond onderdak in een basiliek aan de noord-oostzijde van het Forum Romanum waar het burgers er fijntjes aan herinnerde wie het voor het zeggen had: Constantijn.

Die had zich rond dezelfde tijd publiekelijk tot het christendom bekeerd, en verpersoonlijkt voor ons de overgang van antieke naar christelijke era. Aan deze overgang wijdt De Nieuwe Kerk een expositie.

Dat is bijzonder. Tentoonstellingen over Romeinse en vroeg-christelijke kunst: bij ons zijn ze schaars. De laatste dateren van decennia terug, en daar zijn heldere historische- en museale verklaringen voor te geven. De Nieuwe Kerk brengt daar verandering in. Die kon door goeie contacten met de Vaticaanse musea in Rome wél beschikken over volwaardige stukken, en nam voor de selectie twee gastconservatoren in de arm: Sible de Blaauw, hoogleraar vroeg-christelijke kunst en architectuur aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en Eric Moormann, hoogleraar klassieke archeologie aan datzelfde instituut. Die laatste leidt vanmiddag rond.

Tentoonstellingen over Romeinse en vroeg-christelijke kunst: bij ons zijn ze schaars
Kopie van het kolossale beeld van keizer Constantijn (het origineel staat in het Conservatorenpaleis in Rome).Beeld Adrie Mouthaan

Fortuinlijke beperking

De opzet van de tentoonstelling, vertelt Moormann, een begin-zestiger met welluidende stem, veranderde gaandeweg. Aanvankelijk stond een expositie met objecten uit alle steden waar Constantijn gestationeerd was - de hofhouding van de keizer verplaatste zich voortdurend - in Trier, Istanbul et cetera, voor ogen, maar om budgettaire redenen concentreerde men zich uiteindelijk op de eeuwige stad. Een fortuinlijke beperking, meent hij nu: 'Deze expositie gaat heel bewust over de transitie van een antieke, heidense naar een christelijke cultuur. En die overgang zie je het best in Rome.'

Probeer het religieuze landschap van toen aldaar te overzien: een klus. Een 'multi-etnische smeltkroes' wordt het in de tentoonstellingscatalogus genoemd, en dat was het, eentje gekenmerkt door tientallen kleine en grotere culten met ieder hun eigen goden, rituelen en eigenaardigheden: Mithraïsten, Isis-vereerders, Romeinen die offerden aan Jupiter Dolichenus of Sol of Dionysos, christenen ook. Die laatste club bood een variant op de oude Joodse leer en was in opkomst. Doordat ze aantrekkelijk was voor vrouwen en een sterke nadruk legde op caritas, was zij binnen enkele eeuwen van 'kleine verspreide eilandjes in een zee van niet christenen' uitgegroeid tot een bepalende factor binnen het Rijk, volgens Henk Singor, auteur van Constantijn en de christelijke revolutie in het Romeinse rijk, uitgeverij Ambo Anthos. Ze hielden er strenge, tamelijk rechtlijnige opvattingen op na, deze navolgers van Jezus van Nazareth. Ze geloofden in één God en hadden expansieve ambities. Men kon ze makkelijk voor arrogant houden.

Volgens de klassieke kerkgeschiedenissen, die vaak nauwelijks zijn te onderscheiden van propaganda, zouden zij daarom voortdurend vervolgd zijn, en moesten ze hun toevlucht zoeken tot de catacomben, maar dat beeld is precies dat- 17de-eeuwse propaganda.

Eric Moormann: 'Het stamt uit de contra-reformatie en diende om katholieke volharding te benadrukken. De reëel bestaande Westerse christencultuur bestond niet in een vacuüm; ze maakte al tweeënhalve eeuw deel uit van het publieke leven. Christenen waren vertegenwoordigd in alle geledingen van de samenleving, ook binnen de grootstedelijke elites.' En aan het begin van de 4de eeuw kwam daar de steun van de keizer bij.

Van hem is het moeilijk een beeld te krijgen. Ook na lezing van een vuistdikke biografie en een dozijn stukken over zijn persoon houdt Constantijn iets schetsmatig, een beetje als de beeltenis op de munten die hij na gewonnen slagen van zichzelf liet slaan.

Leeftijdloos

De kop van Constantijn oogt leeftijdsloos; die vertelt weinig over des keizers leeftijd. Het maakt nieuwsgierig in hoeverre zulke beelden überhaupt leken. Hoogleraar archeologie Eric Moormann: 'Daar kunnen we kort over zijn: dat deden ze niet. Dat hoefde ook niet, want gewone burgers zagen de keizer toch nooit, er viel dus niets te controleren.' Meer dan de keizer als persoon vertegenwoordigen de beelden de keizer als instituut: 'Als je voor zo'n beeld stond, begreep je heel goed: deze meneer heeft het voor het zeggen.'

Je kunt hem geslepen, scherp, behoedzaam en retorisch begaafd noemen, maar dat klinkt een beetje als een personage uit Game of Thrones

Eenvoudig

Je kunt hem geslepen, scherp, behoedzaam en retorisch begaafd noemen, maar dat klinkt een beetje als een personage uit Game of Thrones. Je kunt hem ook wreed, hardvochtig en gewelddadig noemen, maar dat klinkt als om het even welke Romeinse keizer. Wat vaststaat is zijn afkomst, die was eenvoudig. Hij werd geboren in Niš, nu de tweede stad van Servië, als zoon van een concubine en een lid van de keizerlijke garde, in retrospectief geen gekke basis voor een man met imperiale ambities: veel toenmalige keizers kwamen uit militaire kringen. Zijn eerste successen boekte hij tijdens de nadagen van de tetrarchie, het vierkoppige keizerlijke bestuur van het Rijk. Hij spendeerde tijd aan het hof van Diocletianus en vocht tegen de Perzen in Syrië en de Picten in Brittannië, tot zijn vader, Constantius, in York stierf en Constantijn, een dertiger inmiddels, zijn zinnen zette op de alleenheerschappij. Na talrijke intriges en nog meer wreedheden - denk aan de twee koningen die hij ter vermaak van zijn soldaten door beren liet verscheuren - bereikte hij die in 324.

Als man in charge was Constantijn zeker daadkrachtig. Hij reorganiseerde het Romeinse leger, voerde economische hervormingen door, introduceerde een nieuwe munteenheid en hield succesvolle campagnes tegen vijandige stammen aan de randen van het Rijk. Ook stichtte hij een nieuwe hoofdstad in het Oosten bij Byzantium: Constantinopel, het huidige Istanbul. Tevens gaf hij het christendom een beslissende duw.

Een episode komt daarbij altijd terug: de slag bij de Milvische brug. Die had plaats in 312, ten Noorden van Rome, met Maxentius de ursupator (oneigenlijke keizer) als Constantijns tegenstrever, en dat zijn feiten, maar wat er aan vooraf ging is allesbehalve feitelijk. Op weg naar de slag zou Constantijn een visioen hebben gehad waarin hij een kruis aan de hemel zou hebben waargenomen; later - alsof dat kruis nog niet genoeg was - zou Christus hem in een droom hebben opgedragen om onder het christelijke Chi-Rho-monogram ten strijde te trekken. Dat gebeurde. Constantijn liet het monogram aanbrengen op de schilden van zijn soldaten, won de slag (Maxentius verzoop in z'n wapenrusting in de Tiber) en afficheerde zich voortaan als door Christus uitverkoren monarch.

Die bekering is onder historici al eeuwenlang de inzet van discussie. Terugkerend twistpunt: Constantijns geloof - was dat nu oprecht, of werd het vooral ingezet voor politieke doeleinden? Eric Moormann: 'Wat mij betreft: beide. Als je ziet wat Constantijn in korte tijd allemaal aan kerken liet bouwen: de Sint Jan van Lateranen in Rome, talloze pelgrimskerken in diezelfde stad, een kerk in Jeruzalem, dan kun je moeilijk volhouden dat hij niet waarachtig was. Bovendien rekende hij talloze christelijke bisschoppen tot zijn hofhouding en was zijn moeder een christen. Aan de andere kant: zijn religieuze wende had zeker strategisch nut. Het bracht hem in gevlei bij de elites van Rome, Carthago en Antiochië, en zorgde voor een harde breuk met zijn voorgangers. Constantijn onderscheidde zich ermee van eerdere keizers, zoals ook zijn geschoren wangen dat deden. Door een nieuwe God te dienen kon hij laten zien dat een nieuwe periode was aangevangen.'

Een sarcofaagdeksel met het oudtestamentische verhaal van Jona.Beeld Adrie Mouthaan
Terugkerend twistpunt: Constantijns geloof - was dat nu oprecht, of werd het vooral ingezet voor politieke doeleinden?
De visuele cultuur van het vroege christendom kwam grotendeels van onderop

Grafcultuur

In de Nieuwe Kerk wordt geprobeerd iets van die periode op te roepen - broksgewijs. Dat begint met artefacten van Romeinse culten - een reliëf gewijd aan de Egyptische godin Isis, een beeldje van de uit een rots en pijnboom gegroeide zonnegod Mithras (vraag me niet hoe zoiets werkt) - om vandaar de aandacht te verleggen naar christelijke objecten. Die hebben een gemene deler. Opvallend veel hebben een funerair karakter. Moormann: 'Dat is vertekenend. Begraven objecten blijven nu eenmaal beter bewaard dan objecten in bijvoorbeeld een huiskerk. Tegelijk: het vroege christendom was zeker een grafcultuur. Zij stond in teken van de belofte, met veel aandacht voor de rustplaats tot dat nieuwe leven begon: het graf, de sarcofaag.' Zulke kunst was een initiatief van burgers: 'De visuele cultuur van het vroege christendom kwam grotendeels van onderop.'

In een aparte sectie van de expositie, waar men in heel grote letters catacomben op de muur heeft laten spuiten, krijg je een goede indruk van wat die grafkunst zoal behelsde. Bijvoorbeeld: de bodem van een bokaal met een rudimentaire weergave van Abraham die op het punt staat Isaac te offeren. Of een goudglas met twee echtelieden bekranst door Christus.

Het aardige aan deze spullen is de iconografie, die bevat talloze elementen uit de heidense traditie. Moormann: 'Inderdaad, men had nog geen eigen beeldcultuur en dus greep men terug op iets ouds, zoals hippe jonge mannen nu met baardjes doen.' Er waren ook praktische redenen: 'De christelijke- en antieke sarcofagen kwamen vermoedelijk uit dezelfde werkplaatsen. De man die de ene dag figuurtjes maakte voor Griekse mythen, maakte de volgende dag figuurtjes voor scènes uit het Oude Testament.'

Soms kun je dat hergebruik letterlijk herkennen. Bij een sarcofaagdeksel met het Oud-Testamentische verhaal van Jona bijvoorbeeld.

Munt van Keizer Constantijn.Beeld Adrie Mouthaan

Toegepaste kunst

Het toont een paar ventjes in een boot en eentje onder een boom; een draakachtig wezen dient als walvis. Moormann: 'Dat figuurtje onder de boom kennen we van de Romeinen. Het is Endymion, de mooie jongen die in zijn slaap door Artemis werd aanbeden. We herkennen hem aan zijn pose. De houding, de arm achter het hoofd - het is exact zoals slaap in de oudheid werd weergegeven.' En zijn naakte lijf? 'Ook typisch Romeins. De christenen hielden daar helemaal niet van.'

Moormann geeft toe, uitgesproken mooi is ze misschien niet, deze vroeg-christelijke kunst. Ze houdt iets hoekigs en programmatisch: 'Het blijft toegepaste kunst, ook nog eens in ontwikkeling; de hand van een autonome kunstenaar, zoals bij, zeg, Corot of van Gogh, speelde amper een rol.'

Wie die wil zien, moet even verderop in de tentoonstelling zijn, in de sectie over de martelarencultus waar imponerende schilderijen van Jean Valentin en Paolo Veronese de kijker op een veel emotioneler niveau aanspreken. Zij stammen uit de barok, toen niet de keizers, maar de pausen al meer dan een millennium de hoogste religieuze gezagsdragers waren. Het Constantijn-beeld was toen al lang van het Forum verdwenen.

Rome: De droom van keizer Constantijn, De Nieuwe Kerk, 3/10 t/m 7/2.

De hand van een autonome kunstenaar, zoals bij, zeg, Corot of van Gogh, speelde amper een rol