Direct naar artikelinhoud
Commentaar

Alleen al de ontroering van de Srebrenica-nabestaanden is reden om voortaan niet zo lang te wachten met excuses

De begraafplaats bij het Srebrenica-Potocari Genocide Herdenkingscentrum waar veel van de slachtoffers van de massamoord begraven zijn.

De waarde van de excuses ligt vooral in de erkenning van wat er mis ging in Srebrenica. De nabestaanden staan iets minder alleen in hun rouw.

De Nederlandse regering en het maken van excuses: het was decennialang een uiterst moeizame combinatie. Wás, want opeens zit er schot in. In rap tempo zetten de kabinetten-Rutte zich over alle aarzelingen heen. 

Er kwamen na 75 jaar excuses voor de passieve houding tegenover de Jodenvervolging en ‘diepe excuses’ voor het Nederlandse geweld in Indonesië, na 27 jaar excuses voor de in de steek gelaten Nederlandse militairen van Dutchbat III, het bataljon dat er in 1995 bij was in Srebrenica, en maandag volgden dan eindelijk ook de excuses aan de nabestaanden van de tragedie daar. De politieke voorbereidingen voor de excuses voor de Nederlandse bijdrage aan de slavernij zijn intussen begonnen.

De aarzelingen worden vaak toegeschreven aan de angst voor enorme schadeclaims. Dat speelt ongetwijfeld een rol, maar het zit doorgaans dieper. In het geval van Indonesië bijvoorbeeld duurde het lang voordat in regeringskringen überhaupt het besef doordrong dat Nederland daar geen gerechtvaardigde oorlog voerde.

De kwestie-Srebrenica is minstens zo complex. Diepe droefenis was er al betrekkelijk snel over de Nederlandse onmacht om de genocide te voorkomen. Het tweede kabinet-Kok trad er in 2002 om af en premier Kok kon er tot aan zijn dood niet zonder zichtbaar verdriet over praten. Tegelijkertijd begon bij Kok de weerstand om er ook expliciet excuses voor te maken. 

We zijn wel verantwoordelijk voor de falende bescherming, was steeds de leidraad, maar niet voor de massamoord: dat zijn Mladic en Karadzic, de Bosnisch-Servische leiders. Dat toenmalig minister Bot van Buitenlandse Zaken in 2005 van de nabestaanden het verwijt kreeg dat hij zelf een oorlogsmisdadiger was, droeg niet bij aan de Nederlandse bereidwilligheid.

Deel van het patroon is onmiskenbaar dat alle direct betrokkenen kennelijk eerst overleden moeten zijn, of tenminste met vergevorderd pensioen, voordat er politieke ruimte ontstaat om de stap naar erkenning te zetten.

In die erkenning ligt de waarde van het gebaar. Want met excuses komt geen van de 8.000 vermoorde mannen terug, maar voor de ontroerde nabestaanden bleken ze maandag toch van groot belang. Ze voelen het als een vorm van rehabilitatie voor hun verloren geliefden en voor henzelf, ze staan iets minder alleen in hun rouw. Hun ontroering daarover zou voor toekomstige kabinetten een aansporing moeten zijn om voortaan niet meer zo lang te wachten.

In het Volkskrant Commentaar wordt het standpunt van de krant verwoord. Het komt tot stand na een discussie tussen de commentatoren en de hoofdredactie.