Direct naar artikelinhoud
Brief van de hoofdredactie

Ik schaam me voor mijn handschrift

Ik schaam me voor mijn handschrift

“Ja, het is cultuur. Hoge cultuur.” Zo eindigde Wim Boevink gisteren zijn Klein Verslag, waarin hij een ode bracht aan lezen en meer nog aan schrijven. Met de hand schrijven. En daarmee raakte hij bij mij onbedoeld een gevoelige snaar. Zelf heb ik namelijk een lelijk, laat ik eerlijk zijn, een heel lelijk handschrift, waarvoor ik me regelmatig schaam. Dus ik tik liever dan dat ik met de hand schrijf. Als ik tik, kan iedereen het lezen, als ik met de hand schrijf, kan ik het zelf nauwelijks lezen, laat staan anderen.

Dat heb je met linkshandigen die op de lagere school aanvankelijk gedwongen werden rechtshandig te schrijven. Het schoolsysteem is waarschijnlijk tot op de dag van ­vandaag rechtshandig ingesteld. Rechtshandigen schrijven door van links naar rechts letters over het papier te trekken. Dat voorkomt bijvoorbeeld vlekken. Linkshandigen duwen letters over het papier, met vaak kramp in hun handen. Het leren schrijven begint dan al beroerd.

Mijn vader had een bijna onleesbaar handschrift en mijn zoon is ook al geen schoonschrijver. Genetische aanleg? Wie zal het zeggen. Sowieso beschikken mannen over een minder fraai handschrift dan vrouwen, heb ik mij laten vertellen. Jarenlang heb ik geprobeerd mooier te leren schrijven. Langzamer, in blokletters, met verschillende soorten pennen, vulpennen zelfs. Niets hielp. Mijn handschrift begon te vergruizen nog voordat het enigszins een acceptabel niveau had gehaald.

Op de onmogelijkste plekken met een klein notitieblokje aantekeningen maken

De journalistiek heeft het alleen maar erger gemaakt. Op de onmogelijkste plekken met een klein notitieblokje aantekeningen maken van een gesprek, een persconferentie of een debat. Probeer maar eens met de hand een verslag van een interview te maken, dat een paar uur duurde. Wie aantekeningen inkijkt van journalisten die net een interview hebben afgenomen, zal onbedaarlijk kunnen lachen of zijn of haar afgrijzen niet kunnen onderdrukken. Een vuilnisbelt van letters en woorden, idiote uithalen, onderstrepingen, zelf uitgevonden uitdrukkingen of woorden.

Vanzelfsprekend zijn er uitzonderingen onder journalisten. Redacteuren van wie je het verslag bijna woordelijk kunt volgen, waarin je niet verdwaald in kreten, uitroeptekens en sleutelwoorden. Op de redactie vroeg ik een paar collega’s hoe zij dachten over hun eigen handschrift en vrijwel niemand was er tevreden over. De journalistiek, het keurslijf van razendsnel aantekeningen maken, is een ramp voor je handcoördinatie.

Redacteuren interviewen telefonisch en tikken de aantekeningen rechtstreeks in de laptop

Maar waarom kunnen de meeste journalisten dan toch een vrij goed verslag maken van een debat of gesprek? Omdat al die neergepende hiërogliefen laatjes opentrekken in je geheugen, waardoor de aantekeningen samenvloeien in een gespreksverslag en uiteindelijk in een coherent verhaal of interview.

De techniek heeft ons de afgelo­pen decennia wel geholpen. Ik ben interviews op de band gaan opnemen. Niet efficiënt, want afluisteren en uittikken kost veel tijd, maar geeft je wel meer zekerheid over het gesprokene. In toenemende mate zie ik redacteuren telefonisch interviewen en de aantekeningen rechtstreeks in de tekstverwerker tikken. Wat ik niet hoop is dat journalisten een laptop op tafel zetten, een gesprekspartner een interview afnemen en gaan tikken. Dat lijkt mij dodelijk voor de sfeer.

De tikmachine (vroeger de typemachine, tegenwoordig de laptop of ook de smartphone) heeft mij professioneel enorm geholpen mijn werk te kunnen doen. Een mooi handschrift, dat blijft een wens in mijn dromen.

Trouw-hoofdredacteur Cees van der Laan schrijft wekelijks over de discussies op de redactie en de keuzes van de krant.