Direct naar artikelinhoud
column

Voor GeenStijl staat ‘debat’ gelijk aan verbaal geweld

Stevo Akkerman

Dat er in de speeltuin van de vrije meningsuiterij een en ander uit de hand is gelopen, wist ik al wel, maar toch beleefde ik donderdag een slechte middag toen ik er weer eens ging kijken.

Wat je aantreft op de sites van GeenStijl en Dumpert is zo akelig dat het woord smeerlapperij een understatement is, en je vraagt je af waarom eigenaar Telegraaf Media Groep op deze manier geld wil verdienen.

Ik maakte mijn uitstapje naar de firma Haat en Nijd vanwege de strijd die NRC-columniste Rosanna Hertzberger is aangegaan tegen het agressieve seksisme van GeenStijl en het daaraan verbonden ­videoplatform Dumpert. 

Hertzberger roept adverteerders op de site niet langer te gebruiken als uithangbord voor hun reclames. Dat werkt; onder meer Hak, Ikea, de Persgroep en Stichting Vluchteling hebben zich al teruggetrokken, waarbij ik er nogal van opkeek dat Stichting Vluchteling zich überhaupt in deze vijandige omgeving bewoog. Maar dat bleek een geval van automatisering te zijn: via digitale flitsveilingen vliegen advertenties vanzelf van site naar site, tenzij adverteerders expliciet aangeven dat ze dat niet willen.

De stijllozen mogen graag beweren journalistiek te bedrijven en hullen zich in de mantel van de persvrijheid

Om een indruk te geven van datgene waar Hertzberger tegen protesteerde, volstaat te citeren uit wat ze vervolgens over zich heen kreeg. GeenStijl noemt haar ‘Herpesbergen’, ‘een teerhartig viswijf’ en een ‘droogsloot’. Haar krant is ‘NSB-Handelsblad’. 

Agressor

Maar de columniste weigert zich in de rol van slachtoffer te laten duwen, ze houdt voet bij stuk: “Ik ben hier de agressor”. Dat kwam haar gisteren in een stuk van GeenStijl-redacteur Bart Nijman op een vergelijking met de nazi’s te staan: “Weet je wie ook de agressor was? En toen begon het boekverbranden… Fijne bevrijdingsweek.” En dan te bedenken dat Volkskrant-collega Loes Reijmer nog minder fijnzinnig werd aangepakt; zij werd na een kritische column onderwerp van gewelddadige verkrachtingsfantasieën op GeenStijl.

De stijllozen mogen graag beweren journalistiek te bedrijven en hullen zich in de mantel van de persvrijheid. Nooit was een schaamlap doorzichtiger, om een metafoor uit hun eigen belevingswereld te gebruiken. Wat ze doen valt onder de vrijheid van meningsuiting, en dat moet vooral zo blijven, maar journalistiek is het niet. 

Wie vindt dat adverteerders weg moeten blijven bij deze sites, heeft helemaal gelijk, dat is een kwestie van hygiëne. Voor GeenStijl staat ‘debat’ gelijk aan verbaal geweld – ze moeten wel, hun motto luidt nu eenmaal ‘tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’. Maar van grote bedrijven, ongetwijfeld beschikkend over de mooiste mission statements, zou je willen dat ze uit eigen beweging nadachten over de vraag op welk podium ze willen staan, niet pas als columnisten hen daartoe dwingen.

Nederland heeft zeker behoefte aan debat, juist over gevoelige kwesties. Maar dat kan alleen als we de kunst van het beschaafde botsen serieus nemen, en die vaardigheid is de afgelopen jaren niet toegenomen. Er wordt mening-geuit alsof het niets is, maar soms is dat, inderdaad, volslagen nodeloos.

In een eerdere versie van deze column is per abuis Vluchtelingenwerk vermeld, waar Stichting Vluchteling bedoeld was.