Direct naar artikelinhoud

Tabakslobby op schoot bij minister Schippers

Jongeren beginnen makkelijker aan roken door toevoegingen aan tabak, van drop tot valeriaan. Foto © Ed Oudenaarden ANP

Volgens minister Schippers (VWS) praat haar ministerie vaker met de anti-rokenlobby dan met de tabaksindustrie. Uit documenten die zij openbaar heeft moeten maken, blijkt het tegendeel. VWS overlegt vrijwel nooit met Stivoro of met KWF Kankerbestrijding over beleidszaken. De tabaks- sector echter, praat binnen het ministerie in alle beslotenheid en op het hoogste niveau mee over het beleid. Dat staat haaks op een VN-verdrag dat Nederland ondertekende.

Op 11 juni 2010 om 10 uur troffen ze elkaar weer in een vergaderzaaltje van het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport: de top van het departement en de lobbyisten van de Nederlandse tabaksfabrikanten.

De 'geachte vertegenwoordigers van de tabaksindustrie' waren per email uitgenodigd voor een onderhoud met topambtenaar Paul Huijts. Als directeur-generaal volksgezondheid is Huijts de belangrijkste adviseur van Schippers op het gebied van tabaksbeleid. Huijts kende zijn gesprekspartners inmiddels, ze kwamen vaker bij hem langs. De sigaretten- en shagfabrikanten hadden veelvuldig mail- en briefcontact met hem en zijn ambtenaren.

Tussen 2009 en de eerste helft van 2011 zijn er ten minste veertig emailwisselingen geweest en drie gesprekken met de industrie, blijkt uit interne documenten van VWS die Trouw kreeg na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. Mondeling of schriftelijk overleg was er over zowat alles wat er op tabaksgebied speelde en een bedreiging vormde voor de omzet van de bedrijfstak. Of het gespreksonderwerp wereldwijd speelde, op het Europese vlak of lokaal in Nederland: gelegenheid om te praten was er altijd.

De belangen zijn onoverbrugbaar
In 2008 ging Nederland akkoord met een bepaling in een VN-verdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarin staat dat overheden de tabaksindustrie voortaan op afstand moesten houden. De belangen van de tabaksindustrie zijn onoverbrugbaar en onverenigbaar met die van de volksgezondheid, aldus de WHO. Contacten met de industrie moesten tot een minimum worden beperkt. En als er toch beslist moest worden gepraat, dan uitsluitend tijdens openbare hoorzittingen. Maximaal transparant. Niet in besloten kamertjes met een topambtenaar.

Het cordon sanitaire voor de tabaksindustrie vloeide voort uit een gedocumenteerd verleden van beïnvloeding en omkoping van artsen, politici en wetenschappers. Uit miljoenen interne documenten die de industrie openbaar heeft moeten maken, bleek dat de tabaksfabrikanten beïnvloeding van overheidsbeleid tot een ware kunstvorm hadden verheven. Ook in Nederland. De documenten zijn de groezelige erfenis van een bedrijfstak die tientallen jaren samenspande om de maatschappelijke discussie over de risico's van roken te bagatelliseren. Met maar één doel: overheidsingrijpen tegenhouden of, op z'n minst, vertragen. In Nederland was die lobby uiterst succesvol.

Nederland was destijds een van de vijf landen die leiding gaven aan de onderhandelingen over artikel 5.3 in het VN-verdrag waarin de industrie op afstand werd gezet. De eerste vergadering werd eind 2007 op initiatief van Nederland in Den Haag gehouden. Twintig landen en de EU deden mee aan de onderhandelingen.

Inmiddels hebben 174 landen het WHO-verdrag getekend. Alleen openbaar overleg met de tabaksindustrie voor het daadwerkelijk invoeren van nieuwe regels en wetten was voortaan nog acceptabel. Maar geheel in de poldertraditie gaf Nederland een eigen invulling aan artikel 5.3: het werd genegeerd, het was immers maar een richtsnoer, ieder land kon er zijn eigen invulling aan geven. Het resultaat is dat, meer nog dan in het verleden, de tabaksindustrie vaste gesprekspartner is van ambtenaren die het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid vormgeven - tijdens onderonsjes, buiten afwezigheid van de anti-lobby, zoals Stivoro en KWF Kankerbestrijding.

De industrie stond direct klaar om het beleid aan te passen
Het gesprek van de tabaksfabrikanten in juni 2010 op de kamer van topambtenaar Huijts ging over de regulering van tabaksingrediënten. Het betrof een onderwerp dat nog in de beleidsvoorbereidende fase zat. Het ging niet over implementatie van nieuwe regels, zo ver was het met de tabakstoevoegingen nog lang niet. Het beleid lag nog op de tekentafel. De industrie stond met vlakgom en potlood klaar.

Het onderwerp van het overleg met Huijts was cruciaal voor de tabaksindustrie. Sigarettenfabrikanten roeren van alles door tabak, ook stoffen die het roken makkelijker, prettiger, verslavender en vaak schadelijker maken: menthol, drop, suikers, vanille, valeriaan. Volgens de industrie zijn die toevoegingen bedoeld om het geur- en smaakkarakter van sigaretten te bepalen. Maar wetenschappers zeggen dat de stoffen het voor jongeren veel makkelijker maken om met roken te beginnen. Additieven halen de scherpe kantjes van tabaksrook. Er gaan steeds meer stemmen op om toevoegingen die de aantrekkelijkheid van roken verhogen, te verbieden. Diverse landen hebben al verboden ingevoerd.

Ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) pleitte eind 2009 in een studie voor verboden. Het rapport sloeg bij de industrie in als een bom omdat het RIVM had aangetoond dat veel jongeren juist blijven roken vanwege de smaak van een sigaret. Bij de presentatie van het RIVM-rapport betichtte André Rouvoet (CU) - destijds minister voor jeugd en gezin - de industrie van manipulatie. Hij vond dat fabrikanten moesten stoppen met het toevoegen van smaakstoffen. "Ik wil dat jongeren zich gaan realiseren dat fabrikanten trucjes gebruiken om hen aan de sigaret te krijgen'', zei de bewindsman destijds.

Stevige taal, maar tot op de dag van vandaag is er op het gebied van ingrediënten nog vrijwel niets geregeld in Nederland. Sterker, de Nederlandse overheid, die sinds 2007 van de industrie jaarlijks lijsten ontvangt met alle additieven, heeft nog altijd niet voldaan aan de wettelijke plicht om die toevoegingen openbaar te maken voor de consument. De gegevens hadden al sinds begin 2008 moeten worden gepubliceerd.

Het rapport van het RIVM was voor de tabaksindustrie het sein om alle krachten te mobiliseren. Vanuit het motto 'als de uitkomsten je niet bevallen, moet je de kwaliteit van de studie in twijfel trekken', huurde Philip Morris een Duitse wetenschapper in die het RIVM-onderzoek tot op het fundament afbrandde.

Geur- en smaakstoffen kunnen toch niet verboden worden?
Het RIVM, maar ook Stivoro (het Nederlandse expertisecentrum voor tabakspreventie) én de tabaksindustrie waren datzelfde voorjaar van 2010 door het ministerie van VWS uitgenodigd hun visie te geven op het reguleren van ingrediënten in tabak. Verrassend waren die visies niet: Stivoro pleitte voor een verbod op ingrediënten die het roken vergemakkelijken. De industrie lag maximaal dwars: geur- en smaakstoffen konden toch niet worden verboden op grond van zo'n vage notie dat de toevoegingen de aantrekkelijkheid van het roken zouden verhogen?

Het gesprek bij VWS met topambtenaar Huijts volgde op die schriftelijke consultatie. Eind 2010 zouden in het Zuid-Amerikaanse Uruguay de landen bijeenkomen die het WHO-verdrag hadden getekend. Het reguleren van tabaksingrediënten was een van de belangrijkste onderwerpen op de agenda.

De afspraken van het Framework Convention on Tobacco Control van de WHO hebben geen kracht van wet in de deelnemende landen, maar ze vormen wel een basis voor toekomstig tabaksbeleid. Daarom probeert de tabaksindustrie in alle aangesloten landen het nationale beleid te beïnvloeden. In Nederland gebeurt dat via een stevige lobby op een ontvankelijk ministerie van VWS.

De vergadering met Huijts was bijeengeroepen omdat eind juni 2010 ambtenaren in Brussel het EU-standpunt over regulering van tabaksingrediënten zouden bepalen. Dat standpunt zou de EU in Uruguay uitdragen. Wilde Nederland nog invloed uitoefenen op het EU-standpunt, dan was het nu het juiste moment. "Dit is nog ruimschoots op tijd om inbreng van jullie kant mee te kunnen nemen", aldus de uitnodigende mail van VWS aan de tabaksindustrie. De industrie maakte zich grote zorgen en zat het ministerie voortdurend op de huid. Huijts zou tijdens de vergadering met de industrie dat Nederlandse standpunt toelichten.

Stivoro, dat kort tevoren ook had deelgenomen aan de consultatie over de ingrediënten, werd niet voor de bijeenkomst met Huijts uitgenodigd. Het RIVM evenmin. Waarom niet?

Een woordvoerder van Schippers deelt aanvankelijk mee dat de bijeenkomst bij Huijts 'uiteindelijk nooit heeft plaats gevonden'. Dan, nadat Trouw de woordvoerder een kopie stuurt van een mail waarin de tabaksindustrie Huijts bedankt voor het 'constructieve overleg', meldt VWS dat de ontmoeting met Huijts nog slechts een informatiebijeenkomst was over 'de hoofdlijnen van het VWS-standpunt'.

Nederland stelde zich in Uruguay op het standpunt dat er nog te weinig bewijs is dat ingrediënten invloed hebben op de aantrekkelijkheid en verslavendheid van tabak en dat het verbieden van toevoegingen daarom niet aan de orde is.

Het was precies het standpunt dat ook de tabaksindustrie innam in de vergadering met topambtenaar Huijts, zonder het lastige, tegendraadse Stivoro en het wetenschappelijke RIVM.

Dit is het vierde artikel van een korte serie over het tabaksbeleid van de afgelopen tien jaar. Eerdere afleveringen stonden op 10 en 21 december 2011 en 23 januari 2012 in de krant. Dit project wordt financieel ondersteund door KWF Kankerbestrijding. Deze organisatie is niet betrokken bij de totstandkoming van de artikelen of de keuze van de onderwerpen.

Stivoro: Dit is geen gelijk speelveld
Minister Schippers (volksgezondheid) houdt vol dat de tabaksindustrie geen bijzondere invloed heeft op haar beleid. Eind januari antwoordde zij op Kamervragen van de SP, nadat Trouw had gerapporteerd over de invloed van de tabakslobby in Den Haag, dat haar ambtenaren vaker contact hebben met Stivoro en KWF Kankerbestrijding dan met de tabaksindustrie. Dat blijkt niet uit documenten die VWS openbaar heeft moeten maken. KWF Kankerbestrijding heeft Schippers om opheldering gevraagd.

Lies van Gennip, directeur van het expertisecentrum voor tabakspreventie Stivoro: "De subsidierelatie die wij met VWS hebben, vereist dat je elkaar regelmatig ziet en spreekt. Met de ambtenaren van het tabaksteam stem ik af wat er is afgesproken, hoe de projecten er voorstaan. Maar dat is iets anders dan advisering op strategisch niveau, zoals met directeur-generaal Huijts. Ik moet constateren dat hij veel vaker met de tabaksindustrie heeft gesproken dan met Stivoro. Ik vind dat er hier geen sprake is van een gelijk speelveld. Huijts zou onze adviezen en die van de industrie evenwichtig tegen elkaar moeten afwegen en niet het gesprek moeten aangaan met maar één partij. Dat is ook in strijd met het WHO-verdrag."

Ook binnen volksgezondheid wordt verschillend gedacht over de reikwijdte van het WHO-verdrag. Uit documenten die VWS op verzoek van Trouw openbaar maakte, blijkt dat het RIVM, onderdeel van het ministerie, de bepaling in het WHO-verdrag dat overheden afstand moeten nemen van de tabaksindustrie principiëler uitlegt dan Schippers en haar Haagse ambtenaren.

Begin 2010 probeerde British American Tobacco (BAT) met het RIVM in gesprek te komen over 'risicoreductie' van tabak. Het RIVM had net een rapport over de rokende Nederlandse jongeren gepubliceerd, waarvan de inhoud de tabakssector niet beviel. BAT wilde eigen wetenschappers op het instituut afsturen.

De fabrikant benaderde via een externe tabakslobbyist de toenmalige directeur-generaal van het RIVM, Marc Sprenger, met het verzoek de Britse tabakswetenschappers te ontvangen. Deze vroeg Antoon Opperhuizen, hoofd van het RIVM-laboratorium, om advies. Opperhuizen maakte Sprenger duidelijk dat BAT beter buiten de deur kon worden gehouden. Hij wees zijn directeur-generaal op het WHO-verdrag, 'dat deze contacten met de industrie verbiedt'.

"De tabaksindustrie is uitstekend op de hoogte van deze richtlijn en probeert op alle niveaus gaten te schieten in deze verdragsafspraken", schreef Opperhuizen aan zijn baas. "Ik raad je aan zeer terughoudend te zijn in jouw contacten met de industrie. BAT heeft mij al vele malen benaderd. Ik heb dat altijd netjes afgehouden onder verwijzing naar de richtlijnen. Ik zou dat in het onderhavige geval ook graag doen. Het lijkt mij zeer onverstandig onze integriteit in de waagschaal te leggen." Dat advies werd opgevolgd. Het RIVM verwees de fabrikant naar VWS, met een beroep op de bepaling uit het WHO-verdrag.

Maar zelfs per bewindspersoon kan er verschil zijn in opvatting. Ex-minister Ab Klink (CDA) en zijn opvolgster Edith Schippers (VVD) hadden en hebben geen probleem met frequent overleg met de tabaksindustrie. Hun voorganger Hans Hoogervorst, partijgenoot van Schippers, hield de tabakssector consequent op afstand, blijkt uit documenten. De shagindustrie drong in 2006 bij Hoogervorst aan op dialoog en samenwerking met de overheid. Ook het VNO-NCW had om regulier overleg over tabaksbeleid gevraagd, met het oog op het WHO-verdrag dat steeds meer vorm begon te krijgen.

In een brief aan de samenwerkende shagfabrikanten wees Hoogervorst erop dat het WHO-verdrag geen aanknopingspunten bood voor samenwerking tussen tabaksbedrijven en de overheid. "Dit verdrag sluit overleg en contacten met de overheid niet uit, maar deze hebben betrekking op uitvoeringskwesties." De huidige contacten tussen VWS en de tabaksindustrie gaan veel verder dan wat Hoogervorst acceptabel vond in 2006.