1. Babyolifantjes kunnen nog niet zoveel met hun slurf

In de eerste weken van zijn leven heeft een olifant nog niet veel controle over zijn slurf. Hij zwiept hem wild heen en weer en struikelt er nog wel eens over. Dat ziet er nogal klungelig uit. Een jonge olifant kan er wel op zuigen, zoals een kind op zijn duim. Maar het lukt het dier de eerste week zeker niet om er iets mee op te tillen. Jonkies kunnen hun slurf pas na een maand een beetje gebruiken om er iets mee op te pakken of te manipuleren.

an elephant and its baby walking in long grass
1001slide//Getty Images

Een volwassen olifant kan er onder meer mee drinken. Hij zuigt er water mee op en spuit dat vervolgens in zijn bek. Hij zuigt het dus nooit helemaal door zijn slurf naar binnen. Een volgroeide olifant kan vier tot acht liter water in zijn slurf opslaan. Jonge olifanten drinken met hun bek direct uit het water of uit de uier van hun moeder. Water met zijn slurf opzuigen en daarna in zijn mond spuiten, lukt hem in de vierde maand. Pas als hij zo’n negen maanden oud is, beheerst een olifant zijn slurf volledig.

2. De ene olifant is rechtsslurfig, de ander links

De een krult hem liever links, de ander graag rechts. Olifanten hebben een voorkeurskant als het om slurfgebruik gaat, net zoals mensen en veel andere dieren dat met hun handen of poten hebben. Dat zagen biologen van onder meer de Freie Universität Berlin (Duitsland) toen ze het slurfgebruik van 41 in het wild levende Aziatische olifanten bestudeerden.

elephant eating close up
johan63//Getty Images

Als de dieren bijvoorbeeld gras met hun slurf lostrokken, krulde de ene olifant zijn slurf meestal links om het gras, de ander rechtsom. Vooral bij kleine bewegingen hadden ze een voorkeurskant. Bij bewegingen die minder fijne motoriek vereisten, zoals eten met de slurf in hun bek stoppen, bleken ze geen voorkeur te hebben. De zenuwen en spieren aan de voorkeurskant van de slurf worden meer gebruikt en zijn waarschijnlijk beter ontwikkeld dan die aan de andere kant. Bij mensen is zo’n negentig procent rechtshandig. Bij olifanten is de slurfvoorkeur fiftyfifty.

3. Een olifant kan supergoed ruiken met zijn slurf

De olifantenneus is niet alleen enorm lang, het beest kan er ook als de beste mee ruiken. Een olifant laat zijn slurf altijd slingeren. Dat helpt hem om al die geuren op te pikken. Onderzoekers van de University of Tokyo (Japan) ontdekten dat Afrikaanse olifanten superruikers moeten zijn.

Ze bestudeerden bij verschillende zoogdieren genen die in verband worden gebracht met hun vermogen om te ruiken. De Afrikaanse olifant heeft zo’n 2000 van deze reukgenen. Dat zijn er twee keer zoveel als honden en maar liefst vijf keer meer dan mensen. De precieze functie van deze reukgenen is niet bekend. Olifanten hebben ook een relatief groot gebied in hun brein gereserveerd voor de verwerking van geuren.

group of african elephants in the wild
Andrew Linscott//Getty Images

De dieren ruiken zelfs het verschil tussen Masai die soms jagen op olifanten en Kamba, een landbouwvolk dat olifanten met rust laat. Dat ontdekten onderzoekers van de University of St. Andrews (Schotland) in Kenia. Op de geur van Masai-kleding reageerden de dieren een stuk agressiever.

4. In een slurf zitten tienduizenden spieren

De slurf van een olifant is een krachtpatser. Hoeveel spieren er precies in een slurf zitten is niet bekend, maar het zijn er zeker heel veel. Schattingen lopen uiteen van 40.000 tot 150.000. Ze zijn in elk geval verdeeld over drie soorten spieren. Binnenin, om de twee neusgatbuizen, zitten spieren die haaks op de lengterichting staan. Daaromheen zitten spieren die er als een soort spiraal omheen lopen. Aan de buitenkant zitten de lengtespieren.

reaching for food   feeding an elephant xxxl
4FR

Dankzij al die spieren kan een olifant zijn slurf uitrekken, alle kanten op bewegen, zware voorwerpen tillen (zoals een boomstam), om zijn eigen as draaien, maar ook heel gecoördineerde kleine bewegingen maken, zoals een pinda optillen. De spieren in
de slurf van een olifanten zijn te vergelijken met de spiergroepen in een zoogdiertong of een inktvisarm. Bijzonder aan slurfen, tongen en inktvisarmen is dat ze allemaal geen botten hebben om stevigheid te bieden, maar dat ze toch heel sterk zijn en van stijfheid kunnen veranderen.

5. Hij maakt zoveel herrie dat je het tien kilometer verder kunt horen

Olifanten communiceren vooral met lage grommende of knorrende geluiden. Zo laag, dat wij ze vaak niet kunnen horen. De trillende stembanden maken het geluid, dat het dier onder meer kan manipuleren door de stand van de slurf te veranderen. Het geluid draagt ver: soortgenoten kunnen het tot tien kilometer verderop nog horen.

Is een olifant opgewonden of boos, dan kan hij ook flink trompetteren. Dat klinkt veel hoger. Bij dit geluid sluit de olifant zijn bek en blaast hij de lucht met kracht door de tot 2,1 meter lange slurf. Dat geeft een flink geluid. Het heet getrompetter, maar je schijnt het geluid vooral met een trombone goed te kunnen nabootsen. Een olifant heeft pas genoeg controle over zijn slurf om te tetteren als hij zo’n drie maanden oud is.