Direct naar artikelinhoud

In Nederland is het gras het groenst

Veertig jaar geleden deden natuurbeschermers er alles aan om Nederland geschikt te maken voor wilde ganzen. Inmiddels landen er jaarlijks twee miljoen gakkende exemplaren, en niemand weet hoe de toestroom te stoppen. De vragen en feiten op een rij.

In Nederland is het gras het groenst

Hoeveel ganzen zijn er in Nederland?
Het is een hele klus om ze te tellen, maar onderzoekers gaan er vanuit dat jaarlijks twee miljoen winterganzen neerstrijken op Nederlandse akkers en in natuurgebieden. In dertig jaar is het aantal ganzen verachtvoudigd. Soorten als de kolgans, brandgans en de rietgans broeden in de zomer in de Siberische delta's, Nova Zembla en Spitsbergen, en zoeken in de winter wat mildere gebieden met altijd open water - waar het voedsel niet bedekt is met sneeuw en ijs. In de zomer keren zij weer terug.

Daarnaast zijn er nog eens 250.000 zomerganzen in Nederland, voornamelijk grauwe ganzen, brand- en Canadese ganzen. Deze groep heeft zich kunnen vormen uit exemplaren ontsnapt van kinderboerderijen en boerenerven of zijn door natuurorganisaties uitgezet. Deze vermengden zich met overwinteraars. Het vermoeden bestaat dat 75 procent van de grauwe ganzen kenmerken heeft van de Nederlandse soepgans of boerengans. De term zomergans slaat op het feit dat deze groep hier 's zomers broedt, maar het verblijf is het jaar rond. De zomergans kan als een Nederlandse standvogel worden beschouwd.

Waarom is ons land zo populair?

Internationaal gezien is Nederland een zeer belangrijk overwinteringsgebied voor ganzen, maar ook voor smienten, een eendensoort. Naar schatting driekwart van de totale Europese populatie overwintert in ons land. En dat is ook niet vreemd. Het vlakke land met de natte natuur waarin zij zich veilig kunnen ophouden, met pal daarnaast het groene akkerland waarop zij kunnen grazen, is een ganzen-Walhalla. Omdat het Nederlandse boerenland intensief bemest wordt, zijn de akkers in de winter erg groen en eiwitrijk. Die supervoeding kan een verklaring zijn voor de sterke toename van het aantal kuikens bij winterganzen.
Ganzen worden in Nederland ook met rust gelaten. De jacht is beperkt en er zijn speciale 'ganzen-opvang-gebieden' waarin zij niet verjaagd mogen worden. Zo'n 80.000 hectare is aangewezen als speciaal foerageergebied. De boeren of natuurbeheerders krijgen hiervoor een vaste vergoeding met daarbovenop een schadevergoeding voor de ganzenvraat. Buiten deze gebieden mogen de ganzen wel verjaagd worden, maar ook hier krijgen de eigenaren een overheidsvergoeding als er schade is ontstaan, ook aan 'dure' gewassen als wintergraan en groenten.

Is er een ganzenprobleem?
Organisaties als Vogelbescherming ontkennen dat er een probleem is. In de jaren vijftig was er in Nederland nog amper een wilde gans te bekennen, en de grote aantallen die ons land nu aandoen zijn een 'natuursucces'. Zij wijzen vooral op de prachtige V's die de vogels in de lucht vormen, en de rijkdom aan soorten. Die natuurwinst wordt door niemand betwist. Wel is er volgens sommigen sprake van overpopulatie die leidt tot schade.

Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) waarschuwde in september vorig jaar dat de kosten voor de opvang van ganzen volledig uit de hand dreigen te lopen. In 2007/2008 ging er al 17,4 miljoen euro naar de grondeigenaren, in 2014/2015 moet er een compensatie van 28,6 miljoen euro worden verwacht, een stijging van maar liefst 64 procent. De oplopende kosten worden niet alleen veroorzaakt door een toename van het aantal ganzen, zij verblijven ook langer in Nederland. Omdat een toenemend aantal zomerganzen het voedselrijke lentegras wegvreet, de zogenaamde 'eerste snee', moeten de koeien met vitaminerijke brokken worden bijgevoerd. De kosten van die ruwvoer-vervangers stijgen jaarlijks met vijf procent.
Niet alleen de vraat aan landbouwgrond en de daaraan gekoppelde vergoedingen lopen op, de overvloed aan ganzen leidt ook tot schade aan natuur. Gezonde aantallen ganzen begrazen riet- en kweldervegetaties en houden daarmee moerasgebieden open. Maar overpopulatie zorgt voor kaalslag, en bedreigt vogelsoorten als rietzangers en blauwborst. Te veel ganzen tasten ook de voedselarme vennen op hoge zandgronden aan en plassen in duingebieden. Hier groeien juist zeldzame planten op 'arme' grond, en door de mest van ganzen wordt deze verrijkt. Zeldzame soorten verdwijnen zo.

En dan is er nog de veiligheid. Grote groepen ganzen zorgen voor onveilige situaties rond de vliegvelden Schiphol en Rotterdam The Hague Airport. Staatssecretaris Atsma kondigde vorige week maatregelen aan. Vorig jaar kwam een toestel van Royal Air Maroc in aanvaring met ganzen waarna het toestel op één motor op zeer lage hoogte over Haarlem scheerde.

Kunnen de kosten voor opvang naar beneden?
De uitgaven voor ganzenopvang zijn in ieder geval te beperken. Het LEI berekende vorig jaar dat als de vaste vergoedingen voor de foerageergebieden worden geschrapt en grondeigenaren (in of buiten zo'n gebied) slechts de werkelijke schade uitgekeerd krijgen, 8,4 miljoen euro kan worden bespaard. Zeker als de uitkeringen door één instelling worden gedaan, in plaats van twee verschillende zoals nu. Maar hiervoor is een politieke beslissing nodig.

Kan de toename van winterganzen worden tegengegaan?
Als het gaat om winterganzen is beïnvloeding van de populatie zeer moeilijk. Zij broeden immers in noordelijke streken en zijn slechts tijdelijk in Nederland. Verjaging en aanpassingen aan het terrein hebben nauwelijks effect. Volgens ganzendeskundige David Kleijn van Alterra is onderzoek in Siberië nodig om antwoorden te vinden voor de Nederlandse situatie. Dáár moet worden vastgesteld hoeveel groter de broedkolonies nog kunnen groeien, en op basis daarvan kan een voorspelling worden gedaan over de toename van het aantal overwinterende ganzen in Nederland.

Kleijn legt overigens een verband tussen het hoge stikstof-gehalte (mest) in de Nederlandse bodem en de toename van de kolonies in de noordelijke streken. De overvoeding van de ganzen door de Nederlandse 'superakkers' leidt tot een betere conditie van de ouderganzen die daardoor meer jongen kunnen grootbrengen. Zo komt de kwaliteit van de Nederlandse akkers als een boemerang terug, aldus Kleijn.

En hoe zit het met de zomerganzen?
Ganzen kunnen tijdens de rui niet vliegen en daardoor zomers eenvoudiger worden gevangen of bejaagd, even afgezien van de vraag of dit wenselijk is.

De gemeente Texel en Natuurmonumenten hebben in 2008 duizenden ganzen op dit eiland laten vergassen, maar dit wekte heftige protesten op van dierenbeschermers en leidde zelfs tot bedreigingen. Afschot van ganzen is ook mogelijk, maar slechts in beperkte mate en in bepaalde gebieden. Er zijn er eenvoudigweg te veel.

Het verjagen van ganzen door lawaai, honden en gaskanonnen is ook geen optie, stelde Kleijn vorig jaar al vast in een evaluatie van het opvangbeleid. Ze kunnen zo ook over meerdere gebieden worden verspreid waardoor het probleem juist groter wordt. In Nederland zijn de opvanggebieden overigens te zeer verspreid en versnipperd. Eieren schudden en eieren prikken waardoor deze niet meer kunnen uitkomen, is op kleine schaal mogelijk. Maar die activiteit kan ook nesten van niet-ganzen verstoren. Hek- en rasterwerken kunnen plaatselijk de kuikens uit kwetsbare gebieden weghouden.
Volgens Kleijn is het hoog nodig dat in Nederland de draagkracht van gebieden wordt bepaald. Hoeveel ganzen kan een gebied aan, uit ecologisch of economisch oogpunt? Als dat cijfer is bepaald, is ook duidelijk wat het overschot is. En voor die ganzen moet dan per gebied een oplossing op maat worden gezocht, die veelal uit een combinatie van maatregelen zal bestaan.

Waarom is het zoeken naar oplossingen zo moeilijk?
De discussie over de ganzenpopulatie is in Nederland gepolitiseerd. Kleijn spreekt zelfs over de 'dogma's van de natuurbeschermers', die - terecht overigens - bang zijn voor imago-schade in een tijd waarin de sector onder vuur ligt. Veel ganzendeskundigen zijn in dienst van organisaties die al een standpunt hebben ingenomen, waardoor het zoeken naar oplossingen binnen dat vastgestelde kader plaatsvindt.
Vogelbescherming bijvoorbeeld kan vanuit haar doelstelling onmogelijk akkoord gaan met afschot van ganzen, ook al tasten ganzen populaties rietvogels aan. Natuurmonumenten is na het rumoer over de vergassing op Texel en de recente ledenverliezen zeer voorzichtig en ziet het doden van ganzen als een ultimum remedium dat volgens de organisatie op dit moment in ieder geval nog niet noodzakelijk is.

Staatsbosbeheer is iets nuchterder, en vindt ingrijpen om veiligheidsredenen en voor onderzoek gerechtvaardigd. Ook wordt ingegrepen bij overlast door exoten als soepganzen. Landbouworganisatie LTO en de jagersvereniging willen rust in de foerageergebieden, maar grootschalig afschot daarbuiten om landbouwschade te voorkomen.
Het is de bedoeling dat deze verschillende partijen in april met één visie komen.