Ga naar main content
Mannelijke zandhagedis
Mannelijke zandhagedis
Yves Adams

Zandhagedis

Onze grootste hagedis is ook de kleurrijkste. In het voorjaar en ‘s zomers, het paarseizoen van de zandhagedis, dossen de mannetjes zich uit met prachtige groene tinten op hun flanken in de hoop een mooi vrouwtje te vinden.

zandhagedis-nl.png

Herken de zandhagedis

(Lacerta agilis)

Mannelijke zandhagedissen zijn in de lente en de zomer makkelijk te herkennen. 

  • gemiddeld tussen 18 en 22 cm lang
  • vrouwtjes zijn even groot als mannetjes met het verschil dat vrouwtjes een langere romp en kortere staart hebben dan mannetjes die vaak een kortere romp maar langere staart hebben
  • stevige lichaamsbouw met een dikke kop en brede nek
  • korte beentjes
  • donkerbruine band met twee lichte dorsolaterale strepen aan weerszijden
  • de rest van het lichaam is grijsbruin gekleurd met een variabel, lichter vlekkenpatroon
  • juvenielen krijgen pas na enkele dagen vlekkenpatroon op de flank en nog later de dorsolaterale strepen. De eerste twee jaren lijken ze veel op vrouwtjes
  • crèmekleurige oogvlekjes die zijn omgeven door een donkerbruine tot zwarte rand
  • tijdens het broedseizoen zijn de kop en flanken van het mannetje felgroen van kleur

Het verschil met de levendbarende hagedis is niet altijd even duidelijk. Sommige levendbarende hagedissen zijn soms groenig gekleurd, en omgekeerd ontbreekt bij subadulte zandhagedissen de groene kleur. Bovendien hebben beide soorten een getande halskraag. Toch is er een trucje om ze uit elkaar te houden: behalve dat de zandhagedis opvallend fors gebouwd is, verraden zijn schubben wie hij is. De schubben centraal op zijn rug zijn smaller en duidelijker gekield dan de schubben op zijn flanken. Bij de levendbarende hagedis zijn ze allemaal even groot.

Jonge zandhagedis
Rollin Verlinde
Jonge zandhagedis

Op het menu

Wat schaft de pot? De zandhagedis eet allerlei ongewervelden: kevers, spinnen, regenwormen, sprinkhanen, muggen, vlinders, … Hij is vooral overdag actief en warmt zich eerst op in de zon alvorens op jacht te gaan.

Leefgebied

Net zoals zijn soortgenoten houdt de zandhagedis van zonnebaden. Het is belangrijk voor hem dat er voldoende zanderige bodemsdood hout, rotsen en niet-begroeide zones te vinden zijn. Tegelijk heeft de zandhagedis ook nood aan een schuilplaats tussen dichtere vegetatie in geval van gevaar of wanneer de zon te hard schijnt. Vanaf half september gaan de mannetjes als eerste op zoek naar een overwinterplaats op een goed geïsoleerde, droge plek. ​

De zandhagedis is zeldzaam in ons land en komt nagenoeg enkel voor in Belgisch Lotharingen. O.a. op het militair domein van Lagland (Aarlen) is de soort aanwezig. Die plek heeft alles te bieden: heide, droog zand, voldoende prooidieren én een beschermd Natura 2000-gebied. Zandhagedissen komen ook voor in spoorwegbermen, omdat die zich lenen voor migratie, en in steengroeven.

Zandhagedissenliefde

Liefde is een serieuze kwestie voor zandhagedissen. De mannetjes komen als eerste uit hun winterslaap om zich voor te bereiden op de paartijd. Het vergroot hun kans op een geslaagde voortplanting. In tegenstelling tot de vrouwtjes hebben mannelijke zandhagedissen een tweetal weken ‘voorbereidingstijd’ nodig om de spermatogenese (ontwikkeling van rijpe zaadcellen) op gang te brengen én hun mooie felgroene kleur te ontwikkelen. Tijdens hun versiertoer, van eind april tot begin juni, gaan ze niets of niemand uit de weg. Zo komt het af en toe tot een vechtpartij tussen rivaliserende mannetjes.

In juni en begin juli leggen de vrouwtjes 3 tot 15 eieren in een open zandplek of losse grond. Ze graven de eieren 5 tot 10 cm in. Verder spenderen ma en pa hun tijd aan het zoeken van voedsel. 50 tot 90 dagen later, vanaf begin augustus, kruipen de jonge zandhagedissen uit hun ei. De incubatietijd is erg weersafhankelijk. Hoe warmer de zomer, hoe sneller de eieren uitkomen. Vanaf dan worden de juveniele hagedissen aan hun lot overgelaten. Ze zullen voor zichzelf moeten zorgen en voedsel verzamelen voor hun eerste winterslaap.

De winterslaap van de zandhagedis

Net zoals andere koudbloedige dieren kan de zandhagedis zijn lichaamstemperatuur niet zelf regelen. Daarom houdt hij een winterslaap vanaf half september. De vrouwtjes blijven iets langer actief om hun reserves na het leggen van de eieren aan te vullen. Zij zoeken eind september of begin oktober hun winterverblijf op. De juvenielen volgen als laatste. Zij wachten soms tot november. Als er veel zonnige dagen zijn ontwaken de eerste zandhagedissen al in februari of maart, maar het merendeel wacht tot april om terug buiten te komen. In vergelijking met andere inheemse reptielen is dat relatief laat.

Relatie met de mens

De grootste bedreiging voor de zandhagedis is de verdwijning en versnippering van zijn habitat. Verstedelijking, herbebossing van heidevelden, het opvullen van steengroeven en veelvuldig maaien van vegetatie verhinderen dat de zandhagedis op veel plaatsen terecht kan in onze natuur. De zandhagedis komt slechts op een aantal specifieke plaatsen in Belgisch-Lotharingen en in kleine populaties voor. Een actieplan moet de populaties in stand houden. Wat houdt dat in? Behoud en herstel van gebieden (heropening steengroeven, ecologisch beheer), beperking van predatie door o.a. vossen en katten, sensibilisering van het grote publiek en gedetailleerde monitoring van de populaties moeten de soort meer kansen geven in onze Belgische natuur.

Wist je dat ...

  • in staat is om zijn staart van zich af te schudden en (deels) een nieuwe staart te laten groeien? Vooral wanneer het dier zich bedreigd voelt maakt hij hier handig gebruik van. We noemen dit verschijnsel autotomie.
  • zijn Latijns naam verwijst naar zijn snelle manier van voortbewegen? Agilis betekent 'vlug' of 'lenig'.
vilda-5740-zandhagedis-yves-adams-800-px-48013.jpeg
Yves Adams