Terug naar de krant

De vele gezichten van Samuel Fosso

Leeslijst artikel Beeldende kunst

Fotografie Verkleed als stamhoofd, paus of vrouw speelt fotograaf Samuel Fosso (59) in zijn studio met steeds nieuwe identiteiten. Met zijn beelden spreekt hij zich uit over racisme, kolonialisme en de invloed van China in Afrika.

Leeslijst

Op zijn tiende poseerde Samuel Fosso samen met zijn neef in een fotostudio in Bangui, de hoofdstad van de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). De jongen die Fosso daarna op de foto zag staan, beviel hem allerminst. „Mijn houding was verkeerd, mijn jasje zat scheef. Ik wist meteen: de volgende keer maak ik de foto zelf, en die moet helemaal anders.” Die belofte aan zichzelf is hij nagekomen. Inmiddels is hij wereldwijd beroemd met zijn zelfportretten: op honderden foto’s staat hij, verkleed als staatsman, onafhankelijkheidsstrijder, sportheld of als de eerste zwarte paus.

Fosso fotografeert nu vijftig jaar en wordt sinds 1994 internationaal omarmd. In dat jaar deed hij mee aan Rencontres Africaines de la Photographie in Bamako (Mali), het belangrijkste fotofestival van Afrika. Fosso werd een van de fotografen van wie in 1996 werk werd getoond op In/Sight: African Photographers 1940 - Present in het Guggenheim New York, waarna hij in opdracht ging werken voor onder andere Vogue Hommes, dat outfits stuurde naar zijn studio in Bangui. Het MoMA in New York en Tate in Londen hebben foto’s van hem in de collectie.

Je kunt een parallel trekken met de zelfportretten van Cindy Sherman (1954), maar je kan evengoed een link leggen met de studiofoto’s van Sanlé Sory (1943) uit Burkina Faso en de Malinese fotograaf Malick Sidibé (1935-2016), die ook hele werelden tot leven laten komen in hun studio’s door ingenieus te spelen met kostuums en attributen. The Guardian typeerde Fosso in 2014 als een van de belangrijkste levende fotografen van het Afrikaanse continent. Niet voor niets is Fosso meerdere malen gelauwerd voor zijn foto’s – waaronder twee keer in Nederland. In 2001 kreeg hij de Prins Claus Prijs, in 2010 van het Prins Bernard Cultuurfonds de eerste prijs voor Beeldende Kunst.

In het Parijse fotografiemuseum Maison Européenne de la Photographie heeft hij nu een grote overzichtstentoonstelling. Die is later dit jaar in Huis Marseille in Amsterdam te zien.

Vlak voordat we het kantoor van het Maison Européenne ingaan voor het interview, komt er een klas met schoolkinderen voorbij die de tentoonstelling bezoeken. „Maar dat is de fotograaf!”, roept de leraar enthousiast naar de kinderen. Of hij met hen op de foto wil. Fosso – klein van stuk, gekleed in jasje en spijkerbroek met opgerolde pijpen – zakt door zijn knieën zodat hij op gelijke hoogte met de schoolkinderen is en lacht de brede lach die ook op veel van zijn foto’s te zien is.

Oorlog en geweld

Wie zoveel lacht op foto’s en zoveel zelfportretten maakt, moet het behoorlijk met zichzelf hebben getroffen, zou je denken. Aan de foto’s ligt iets anders ten grondslag, blijkt wanneer hij begint te praten. Hoewel hij aanvankelijk wat afwachtend lijkt, wordt al snel duidelijk dat hij zin heeft om te vertellen. Met zijn been over een armleuning van zijn stoel geslingerd, beantwoordt hij de vragen uitgebreid, laat filmpjes zien van hoe het er in het dorp waar hij opgroeide nu aan toe gaat en lacht geregeld. Niets wijst erop dat hier een man zit die in zijn leven meerdere malen voor oorlog heeft moeten vluchten en ook in zijn woonplaats Bangui het slachtoffer werd van geweld. In het door oorlog geteisterde CAR werd in 2014 de wijk waar zijn studio stond geplunderd. De studio werd vernield, veel foto’s gingen verloren. Fosso zelf zat op dat moment in Parijs, maar twee persfotografen van AP, die toevallig in de buurt waren, wisten zo’n 20.000 negatieven uit de verkoolde resten te halen.

Fosso groeide op bij zijn grootouders in een Nigeriaans dorp net over de grens met Kameroen, nadat zijn moeder al eerder was omgekomen in het geweld van de Biafra-oorlog. Toen zijn grootvader overleed en het voor hem bij zijn grootmoeder niet meer veilig was, vertrok hij op zijn tiende naar CAR, waar hij bij een oom ging wonen.

In Bangui begon hij op zijn twaalfde als assistent in een fotostudio, op zijn dertiende opende hij zijn eigen studio. Zijn grootmoeder, die in Nigeria was achtergebleven, miste hem zeer. Om haar toch tekenen van leven te geven maakte hij zelfportretten – dat kon met de restanten van de filmrolletjes die hij geschoten had voor de klanten. Fosso: „Toen ik haar in 1977 opzocht, wilde ze eerst niet geloven dat ik het was. De foto’s had ze nooit begrepen, ze wist niet wat zelfportretten waren. Toen ze me na die jaren weer zag, was ze heel erg blij en ze zag dat ik in het echt een mooie man was geworden.”

Zelfportret als Aimé Césaire (Frans-Martinikaanse dichter, schrijver en politicus), uit de serie ‘African Spirits’, 2008
Foto Samuel Fosso
„Mijn zelfportretten moet je niet zien als een poging mezelf te vinden. Ik wil verhalen vertellen”

Wonderbaarlijke genezing

Vóór zijn tiende was er nog nooit een foto van Fosso genomen. „Normaal worden er van baby’s na de eerste drie maanden foto’s in een studio gemaakt, en dan als ze één jaar zijn, bijvoorbeeld”, zegt hij. „Van mij niet. Dat was omdat ik verlamd was.” Dat legde je niet op de foto vast als ijkpunt in een ontwikkeling.

De verlamming waarmee Fosso was geboren, verdween op een bijzondere manier op zijn derde. Zijn grootvader was namelijk genezer. Hij wilde van de geesten weten waarom Samuel verlamd was geboren. Was het een natuurlijk gegeven en door de goden zo bedacht, of was een mens hier de oorzaak van? Als de goden het zo beslist hadden, was er niets aan te doen. Waren het de kwade krachten van een mens, dan kon opa overgaan tot genezing.

„Menselijk handelen was de oorzaak van de verlamming, vertelden de geesten mijn opa. Iemand had tijdens de zwangerschap een steen naar mijn moeder gegooid, daar kwam de verlamming door. Mijn opa vermoedde dat hij me in zes maanden tijd kon genezen, maar daarvoor moest ik wel bepaalde fases doorstaan. De eerste poging om me te genezen was door me van het dak van ons huis af te gooien. Dat hielp niet, en ook talloze massages leverden weinig verbetering op. Na drie maanden besloot mijn opa dat ik bijna helemaal ingegraven moest worden. Ik kon me niet bewegen, alleen mijn hoofd stak nog boven de grond uit. Ik was toen drie jaar. Het was voor het eerst dat ik iets voelde bewegen: mijn vingers kregen tintelingen en bewogen een beetje. Maar lopen kon ik nog steeds niet. Dat kwam pas een tijd later. Op een nacht merkte mijn oma dat ik niet meer in het bed lag waar we samen sliepen. Ze schreeuwde en wilde me gaan zoeken, maar mijn opa zei: ‘Maak je niet druk, hij kan niet weg zijn, hij kan immers niet lopen’. Ze moest terug naar bed en verder slapen, hij zou het oplossen, beloofde hij haar. Wat hij haar niet vertelde was dat hij en een vriend me die nacht op het dak hadden gezet. Mijn opa zei: ‘Vertrouw me en klim maar naar beneden’. Ik durfde dat niet en zei: ‘Je weet toch dat ik me niet kan bewegen?’ ‘Jawel’, zei mijn opa, ‘en nu naar beneden komen.’ Ik was zo bang dat ik me inderdaad ging bewegen om beneden te komen, daarna heb ik langzaam leren lopen.”

In 2004 bracht hij een ode aan zijn grootvader, met de serie ‘Returning Home’. Hierop staat hij afgebeeld als een genezer met twee jonge jongens naast zich die net zijn teruggekeerd van hun initiatie. Waar het in ‘Returning Home’ om draait, is de initiatierite die jongens ondergaan als ze ongeveer zeven jaar zijn. Mijn grootvader was ceremonieleider van die initiaties en stuurde jongens voor een maand het bos in. Ze moesten daar zien te overleven. Als ze terugkeerden was er feest. Wie niet met de rest uit het bos kwam, was dood. Hij wilde dat ik hem zou opvolgen als leider en ceremoniemeester, maar dat is nooit gebeurd door de oorlog en mijn vlucht naar CAR.”

Zelfportret uit de serie ‘Sixsixsix’ (2015)
Foto Samuel Fosso
Zelfportret uit de serie ‘Sixsixsix’ (2015)
Foto Samuel Fosso
Zelfportret uit de serie ‘Sixsixsix’ (2015)
Foto Samuel Fosso
Zelfportretten uit de serie ‘Sixsixsix’ (2015)
Foto’s Samuel Fosso

Zwarte vrijheidsstrijders

Dat Fosso zich uitdost als ritueel ceremoniemeester is in zijn werk bepaald geen uitzondering. Het verkleden ligt aan de basis van al zijn foto’s. Wat begon met de kleine zelfportretten voor zijn grootmoeder, werden nadrukkelijk geposeerde zelfportretten waarop Fosso zich steeds vaker ging verkleden, in uniformen en klederdrachten. Sinds de jaren negentig maken zijn foto’s vaak politieke statements. Zie de serie ‘African Spirits’ (2008), waarvoor hij zichzelf fotografeerde als zwarte vrijheidsstrijders en politieke leiders die opkwamen voor gelijke rechten, zoals Nelson Mandela, Martin Luther King, Aimé Césaire en Malcolm X. „Ze hebben allemaal bijgedragen aan het onafhankelijkheidsdenken van de zwarte mens. Dat is ook de reden waarom ik op deze serie het meest trots ben. Zonder hun streven naar gelijke rechten zou ik hier niet hebben gezeten, ze hebben bepaald wie ik ben geworden.”

Behalve leiders die iets betekend hebben voor gelijke rechten en de onafhankelijkheid van verschillende Afrikaanse landen, maakte Fosso ook zelfportretten als Mao. Die moeten we niet als heldenverering zien, zegt hij. „Hij is de keizer van Afrika; Chinese machthebbers bepalen de toekomst van Afrika. Eerst waren we blij, nu pakken ze onze banen af en erger nog: ze nemen alle grondstoffen mee en halen het continent leeg. Ik maak me zorgen om de toekomst, de ecologische impact, vandaar dat ik dit concept rondom het leeghalen van Afrika bedacht.”

Strijders voor gelijke rechten worden in de expositie geplaatst naast Mao en het iconische Le Chef qui a vendu l’Afrique aux colons, waar het stereotype van een foute leider in zijn luipaardvel in een stoel zit, met een dure handtas, zonnebril en knalrode schoenen. Fosso maakte die foto in 1997 voor Tati, een goedkope Franse warenhuisketen. De foto is net als bij Mao een manier om commentaar te geven op de kolonisatie. Dat commentaar zie je ook bij de serie ‘Allonzenfans’ uit 2013, waar hij zichzelf als soldaat tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog portretteert. „Ik hoef daar de geschiedenis niet mee te herschrijven. Er valt namelijk niets te herschrijven, want deze geschiedenis was er altijd al, alleen was er geen aandacht voor. De aantallen soldaten uit de Franse koloniën die hebben gevochten voor Frankrijk zijn enorm. Ze werden in de frontlinie gezet en stierven massaal. Terwijl de nabestaanden van de Franse gesneuvelde soldaten enorme bedragen kregen, kregen de nabestaanden in de kolonies bijna niets. Ook werden die soldaten vaak naamloos begraven, er werd geen moeite gedaan te achterhalen wie ze geweest waren. Fotografie kan een rol spelen in het geven van een gezicht aan het verleden. Als een foto van zo’n soldaat eenmaal in een museum hangt, gaan mensen er vragen over stellen.”

Een van zijn meest aangrijpende en persoonlijke series is ‘Mémoire d’un ami’ (2000). Hierop zie je Fosso naakt, zich verstoppend, kwetsbaar en angstig. De foto’s brengen de laatste momenten in beeld van het leven van zijn vermoorde buurman, een vriend van hem: „Die serie heb ik gemaakt uit schuldgevoel, omdat ik hem niet kon helpen. Hij werd in juni 1997 ’s nachts vermoord. Ik hoorde hem schreeuwen en verstopte me, omdat ze anders mij ook zouden vermoorden. Ik heb willen vastleggen hoe ik denk dat het toen is gegaan. Het is om de herinnering aan mijn vriend levend te houden, en ik vind het belangrijk dat dit verhaal verteld wordt.”

Geluk en ongeluk, plezier en angst

Terwijl Fosso zich elke keer omtovert tot een ander personage, is er één serie die afwijkt van die opzet: In ‘Sixsixsix’ (2015) plaatst hij een rits selfies in close-up naast elkaar, waarin hij in steeds wisselende gelaatsuitdrukkingen (geluk en ongeluk, plezier en angst) uiting geeft aan een scala aan menselijke emoties. De titel verwijst naar het getal van de duivel, naar ongeluk, naar de tegenslagen die hij tot nu toe in zijn leven ondervond.

„Mijn zelfportretten moet je niet zien als een poging mezelf te vinden”, zegt hij. „Ik wil verhalen vertellen. Het begon met foto’s om te laten zien hoe het met me ging, het werden grote historische verhalen, of de verbeelding van historisch belangrijke figuren, tot odes aan mijn vriend en grootvader. Ik heb het nodig die foto’s te maken, omdat ze me na alle tegenslagen de moed geven om door te gaan met leven.”

Uit de serie ‘Black Pope’, 2017
Foto Samuel Fosso
Uit de serie ‘70’s Lifestyle’, 1975-78
Foto Samuel Fosso
Portret uit de serie ‘Autoportraits II, Fosso Fashion 2021’. Gekleed in Wales Bonner, voor modemagazine A Magazine Curated By Grace Wales Bonner.
Foto Samuel Fosso
La Bourgeoise, uit de serie die Fosso in 1997 maakte in opdracht van de Franse warenhuisketen Tati
Foto Samuel Fosso
Zelfportret als Mao Zedong, uit de serie ‘Emperor of Africa’, 2013
Foto Samuel Fosso
In 2000 maakte Samuel Fosso de serie ‘Mémoire d’un ami’, over zijn vermoorde buurman, tevens een vriend.
Foto Samuel Fosso
Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 5 februari 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in