Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Analyse

Grapperhaus tegen inperken meningsvrijheid

Haatzaaien De Kamer neigt naar wetswijziging. De minister van Justitie waarschuwt voor de gevolgen voor de eigen vrije meningsuiting.

De omstreden imam Fawaz Jneid heeft gezegd dat Ahmed Aboutaleb „de profeet Mohammed niet vereert”, en „de islam bestrijdt”.
De omstreden imam Fawaz Jneid heeft gezegd dat Ahmed Aboutaleb „de profeet Mohammed niet vereert”, en „de islam bestrijdt”. Foto Freek van den Bergh/ANP

Wat kan de overheid doen om de salafistische imam Fawaz Jneid alsnog te straffen? Daarover sprak de Tweede Kamer vorig week kort in het vragenuur, nadat Jneid de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb een „afvallige moslim” had genoemd. Binnenkort komt de Kamer daar nog uitgebreid op terug.

Kernvraag is hoe de overheid binnen de grenzen van de rechtsstaat mensen en groepen kan aanpakken die zelf de rechtsstaat zouden bedreigen. Hoe democratisch is de staat in het bestrijden van antidemocratische organisaties? En hoe tolerant tegen intolerantie?

Het zijn vragen die deze kabinetsperiode vaker gaan spelen. Het regeerakkoord kondigt hogere straffen voor haatzaaien (van één naar twee jaar cel) aan en een verbod op „radicale organisaties die tot doel hebben onze democratische rechtsstaat omver te werpen”. De democratie moet „weerbaarder” worden gemaakt. En wie haat predikt, mag geen podium krijgen.

Lees ook: Laat zo’n man toch roepen, vinden gematigde imams

Maar wanneer is een uitspraak strafbaar? Vorige week was de Tweede Kamer het erover eens dat de uitspraken van imam Jneid dat zijn: hij zou met zijn uitspraken oproepen tot geweld tegen Aboutaleb. Maar minister Ferdinand Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) zei dat hoewel hij de uitspraken van Jneid zeer verwerpelijk vond, hij machteloos was. Jneid bleef nét binnen de grenzen van de wet. Kon zijn, riep de Kamer eensgezind, maar zijn (vermeende) bedoelingen zouden dat wel degelijk zijn. Kon Grapperhaus de wet niet aanpassen?

Wetswijziging niet de intentie

Dat ziet Grapperhaus niet zitten, zei hij dinsdagavond desgevraagd in een debat over een andere imam. Dat zou namelijk óók de vrije meningsuiting van anderen raken, hield hij de Kamer voor. Volgende week gaat hij in een brief verder in op de mogelijke maatregelen – maar een wetswijziging komt er als het aan hem ligt niet. „Gevolg zou dan zijn dat ook sommige Kamerleden makkelijker vervolgd kunnen worden voor uitlatingen die ze doen”, zei een Justitie-medewerker vorige week. „Willen ze dat werkelijk?”

Het raakt een fundamentele vraag: waar liggen voor de Tweede Kamer de grenzen van de vrije meningsuiting? In de jaren na de Fortuyn-revolte van 2002 en de moord op Theo van Gogh in 2004 leek het even alsof de hele Kamer vond dat alles gezegd moest kunnen worden. In 2009 pleitte Mark Rutte, toen fractievoorzitter van oppositiepartij VVD, voor spreekvrijheid naar „Amerikaans model”: alleen expliciete oproepen tot geweld zouden strafbaar moeten zijn.

Dog whistle politics

Nu wil een deel van de Kamer juist wel een inhoudelijke waardering. Althans, dat zou de consequentie van een mogelijke wetswijziging kunnen zijn. Filosoof en jurist Tamar de Waal wees er zondag in Buitenhof op dat de interpretatie en (vermeende) werkelijke bedoelingen van uitspraken dan bij de rechter komen te liggen. Dat zou vormen van dog whistle politics strafbaar kunnen maken. Het gaat daarbij niet om de expliciete boodschap van een spreker, maar om de impliciete bedoeling ervan. Verhullend taalgebruik waarvan het algemeen publiek de werkelijke bedoeling niet hoort, maar de eigen achterban wel. De politicus – of in dit geval een imam – blaast op zijn hondenfluitje, en alleen zijn achterban begrijpt wat hij écht zegt.

Nederland neigde in het debat over grenzen aan de meningsuiting lang meer naar een model van een vrije marktplaats van gedachten en uitspraken. Extreme meningen mogen, omdat ze weinig weerklank vinden. Met de in het regeerakkoord aangekondigde maatregelen én de steun bij een deel van de Kamer om de wet te wijzigen, beweegt Nederland zich richting het Duitse model van een wehrhafte Demokratie. Daarin krijgen extreme meningen geen ruimte, maar worden ze strafrechtelijk aangepakt.