Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cabaret

Sommige kansen moet je niet grijpen

Marc-Marie Huijbregts beleeft gloriejaren als cabaretier, acteur en tv-personality. Dat was lange tijd anders. Zijn optredens mislukten keer op keer. Hij was te dik, droeg een snor en durfde niet zichzelf te zijn. Nu wel.

Marc-Marie Huijbregts pleegde één keer diefstal. Hij stal The joy of gay sex bij Vroom & Dreesmann omdat hij er niet mee naar de kassa durfde. Foto Roger Cremers Nederland, Amsterdam, 09-06-2007 Marc Marie Huijbregts, cabaretier, presentator, portret PHOTO AND COPYRIGHT ROGER CREMERS
Marc-Marie Huijbregts pleegde één keer diefstal. Hij stal The joy of gay sex bij Vroom & Dreesmann omdat hij er niet mee naar de kassa durfde. Foto Roger Cremers Nederland, Amsterdam, 09-06-2007 Marc Marie Huijbregts, cabaretier, presentator, portret PHOTO AND COPYRIGHT ROGER CREMERS Cremers, Roger

De eerste keer dat Marc-Marie Huijbregts in deze krant stond, was op 9 januari 1990. In de kleine zaal van theater Bellevue in Amsterdam speelde hij destijds een soloprogramma, dat uitsluitend bestond uit liederen – van Henry Purcell tot Elton John – en fragmenten uit literaire teksten. Er was geen woord van hemzelf bij. Zijn sobere, meestal statische voordracht leverde volgens de recensent geen theatervoorstelling op: „Het is alsof hij een veel te lange auditie aflegt voor de casting van een muzikale theaterproductie.” Ook de andere kranten lieten er weinig van heel. In diverse recensies werd de debuterende solist verweten, dat hij op geen enkele manier contact met het publiek wist te maken.

„Ongelooflijk”, zegt Gerard Cornelisse, de producent van Huijbregts’ huidige theatertournees. „Als er tegenwoordig iemand kampioen-contactlegger met het publiek is, is het Marc-Marie. Hij is inderdaad enorm veranderd. Er zit geen druk meer op dat leven, hij is in de loop der jaren steeds vrijer geworden. Hij is bevrijd, hij heeft zijn vorm gevonden. Dat is het grote verschil met toen.”

Dit zijn Huijbregts’ gloriejaren, zeggen vrienden, kennissen en collega’s. Zijn derde cabaretprogramma, Opdat ik niet vergeet, is vorig jaar met gejuich ontvangen, staat op de nominatie om te worden bekroond met een Poelifinario (de cabaretprijs van de Nederlandse theaterdirecteuren) en wordt volgend seizoen wegens groot succes doorgespeeld. Bovendien oogstte hij het afgelopen seizoen lof voor zijn optreden in de nieuwe versie van de tv-comedy ’t Schaep met de 5 Pooten. En als sidekick van presentator Matthijs van Nieuwkerk in het vooravondprogramma De wereld draait door was hij dermate graag gezien, dat hij nu ook vaste gast is in de zomervariant De zomer draait door op de zaterdagavond. „Hij is in deze rol in zijn element”, aldus Kathleen Warners, hoofd amusement bij de VARA.

Het heeft echter lang geduurd voordat het zo ver was. „Iedereen die op het podium staat, moet de vorm vinden die het best bij hem past”, zegt cabaretière Mylène d’Anjou. „Het klinkt zo makkelijk: de kunst is zo veel mogelijk jezelf te zijn, zo dicht mogelijk bij jezelf te blijven. Maar dat is juist heel moeilijk. Marc-Marie heeft jarenlang het gevoel gehad dat hij niet goed bij het publiek kon komen. Hij was toen dik – en wat je vaak bij dikke mensen ziet, is dat ze letterlijk een beschermende laag om zichzelf heen hebben gebouwd. Ze stralen zoiets uit als: kom maar niet te dicht bij mij, ik kom zelf óók niet te dichtbij. Veel mensen vonden hem daarom een rare jongen. En nu is hij die léuke rare jongen. Dat is zijn grote omslag geweest.”

Marc-Marie Huijbregts (43) kwam uit een katholiek gezin in Tilburg, waar zijn moeder het middelpunt vormde en zijn vader zelden thuis was. Niet alleen vanwege zaken – Huijbregts senior stond aan het hoofd van een bedrijf dat vliegtuigmotoren reviseerde – maar ook omdat de man een gretig drinker was. Menigmaal werd de zoon des huizes op zijn step de straat opgestuurd om vader uit café ’t Putje te halen. Soms zette vaders vriendenkring hem op een barkruk en hield hem een bierworstje voor. In een van zijn theaterprogramma’s vertelde hij, naar waarheid, dat hem dan werd opgedragen „vingertje lik” te doen.

Als vader gedronken had, was de sfeer thuis „om te snijden”. Moeder trachtte de spanningen te compenseren door altijd te zorgen voor grote voorraden taart met slagroom in de ijskast.

Door die taart, weggespoeld met vele glazen cola, werd hij een dikke puber met een stem die niettemin hoog bleef uitschieten. Als hij meezong met een nummer van Barbra Streisand, riep zijn vader: „Gewóón zingen.” Maar dat lukte hem niet; zijn register was dat van een counter-tenor.

In een sprookje met sterk autobiografische trekken beschreef Huijbregts zichzelf eens als een corpulent prinsje, dat liever niet met de dochter van de boswachter zoende, maar met het broertje van de dochter van de boswachter. En in een interview in de Gaykrant bekende hij één keer in zijn leven een diefstal te hebben gepleegd: „The joy of gay sex bij Vroom & Dreesmann. Niet uit diefachtigheid. Ik had het geld echt wel, maar ik durfde gewoon niet met het boek naar de kassa te lopen en me daarmee als homo te openbaren.”

Hij wilde naar het toneel, maar werd vooral door zijn dikte afgewezen aan de toneelschool in Maastricht. Op aanraden van een vriendin begon hij in Breda aan een studie personeelsbeleid, die echter nergens toe leidde. Zijn kans om toch iets te bereiken, was een advertentie in de krant waarin acteurs voor de musical Company werden gezocht – een semiprofessionele productie die tijdens het zomerseizoen uitsluitend in het Nieuwe de la Mar-theater in Amsterdam zou worden gespeeld. Huijbregts solliciteerde en werd aangenomen. „Hij was voor ons een grote onbekende, maar hij had een komische timing en kon heel doorleefd zingen”, zegt Daniël Cohen, die de voorstelling produceerde en regisseerde. „Hij ging toen samen met zijn zus op een appartementje in Amsterdam wonen – echt Hans en Grietje in de grote stad.”

Mylène d’Anjou, die eveneens in Company meespeelde, vond Huijbregts meteen „iemand bij wie ik wou zijn, maar dat gold toen niet voor iedereen: hij was 105 kilo en droeg een snor”. Daniël Cohen noemt de nieuwe ontdekking „enorm gedreven” maar niet voor elke rol even geschikt. „Hij leek wel een meneertje van veertig, hij kwam vrij ouwelijk over. Dat is het leuke: naarmate hij meer zijn eigen weg insloeg, is hij er alleen maar jonger op geworden. Eigenlijk is die man van veertig nu, twintig jaar later, een jongen van twintig.”

Toen het werk na die paar musicalmaanden niet voor het opscheppen bleek te liggen, begon Marc-Marie Huijbregts aan het soloprogramma dat hem in 1990 vooral negatieve recensies opleverde. „Hij had toen al een groot improvisatietalent”, vertelt Huijbregts’ toenmalige pianobegeleider Geert Bremer. „Maar daar heeft hij niets mee gedaan. Hij had ontwapenend kunnen zijn, zoals hij ook in werkelijkheid is, maar het werd een statisch geheel. Met als gevolg dat iedereen dacht: hier staat iemand, die móét zo nodig. Dat is een verkeerde keus geweest.” Mede door een faillissement van het betrokken impresariaat is de voorstelling na die twee weken in theater Bellevue niet meer gespeeld.

De daaropvolgende negen jaar zijn achteraf te beschouwen als Huijbregts’ grote zoektocht naar passend emplooi in het theater. De databank van het Theater Instituut Nederland vermeldt een groot aantal rollen en rolletjes, die geen van alle een werkelijke doorbraak betekenden. Veel jeugdtheater, ook een paar voorstellingen bij het Noord Nederlands Toneel en een productie voor het Oerol-festival op Terschelling. De beslissende wending kwam in 1998, toen hij een presentatiecursus volgde bij Santbergen in Hilversum, het opleidingsinstituut van de publieke omroep. „Ik vermoed dat hij gewoon naar werk zocht”, oppert Mylène d’Anjou, „en dat hij toen dacht: misschien is presenteren iets voor mij”.

Presentator werd Huijbregts niet, althans niet meteen. Maar hij raakte daar wel in gesprek met de komiek Raoul Heertje die een gastles kwam geven. Heertje suggereerde dat Huijbregts maar eens naar zijn comedy-club Toomler moest komen: „Zoals wij nu aan dit tafeltje zitten te praten, zo zou jij het óók op het toneel moeten vertellen. Niet in een rol, maar als jezelf.”

Huijbregts’ eerste optreden als komiek, eind 1998, moest voor zijn vrienden geheel geheim blijven. „Niemand mocht het weten, laat staan zien”, vertelt d’Anjou. „En de tweede avond óók niet. Dat is volgens de verhalen nog een grote mislukking geworden, waarna Marc-Marie huilend zei dat dit meteen de laatste keer was geweest.”

Maar hij zette door en durfde precies een jaar later zelfs mee te doen aan Cameretten, het gerenommeerde cabaretfestival in Rotterdam. Prompt werd hij drievoudig winnaar: juryprijs, publieksprijs, persoonlijkheidsprijs. „Ik begin altijd langzaam, zodat u aan mijn stem kunt wennen”, luidde zijn openingszin, waarmee hij onmiddellijk de bedenkingen jegens zijn hoge stemgeluid onschadelijk maakte.

En toen ging het snel. Zijn eerste cabaretsolo ging in het najaar van 2000 in première. De tournee omvatte 120 voorstellingen die al voor de première uitverkocht waren. Tegenlijk haalde Heertje hem, als vervanger van Thomas Acda, naar de satirische quiz Dit was het nieuws. De goedlachse, fris ogende jongeman – danig afgeslankt door over te stappen op zoetjes en cola light – met de warrige spreektrant, waarin de gedachten speels over elkaar buitelden, werd binnen een ommezien een populair nieuw gezicht op het scherm.

Toch zou er nog één faliekante mislukking volgen. In 2001 werd Huijbregts met gejuich binnengehaald door de KRO, waar hij de praatshow Marc-Marie Rechtstreeks opzette. Het programma ging echter ten onder aan stuurloosheid. De omroep gaf hem wel carte blanche, maar geen ideeën. Het resultaat was een chaotische show waarin ieder houvast ontbrak. „We hadden in de studio een klok die terugliep”, vertelt Anthon Fasel, toenmalig eindredacteur bij de KRO. „Met als gevolg dat Marc-Marie op een gegeven moment dacht dat hij in de twaalfde minuut van de uitzending zat, terwijl er in werkelijkheid nog maar twaalf minuten te gaan was.”

Na de zomervakantie werd dat jaar een nieuwe poging gewaagd onder de titel Marc-Marie Opgenomen. „Iedereen was ervan overtuigd dat hij de grappigste figuur van dat moment was”, zegt Fasel. „Maar televisie is toch iets anders dan cabaret.” De reeks werd voortijdig gestopt.

De kijkcijfers naderden geregeld het miljoen („helemaal niet zo slecht”), maar in de kritieken werd er korte metten mee gemaakt. „De critici werden bedrogen in hun eigen hooggespannen verwachtingen”, denkt Fasel. „Zo ontstond er een sfeer van: het is allemaal niks. En daar had vooral Marc-Marie zelf verschrikkelijk last van. Hij kon niet langer tegen de stroom in roeien.”

In zijn daaropvolgende theaterprogramma verwees Huijbregts met veel zelfspot naar het debacle. „Sommige kansen móét je helemaal niet grijpen”, riep hij uit, „maar dat zeggen ze er niet bij!”

Nu gaat het Marc-Marie Huijbregts heel wat beter. Zijn huidige theatershow – zijn derde – gaat een bij voorbaat al succesvol repriseseizoen tegemoet en is genomineerd voor de cabaretprijzen die dit najaar worden uitgereikt. En als zogeheten sidekick van presentator Matthijs van Nieuwkerk heeft hij wekelijks de lachers op zijn hand zonder verantwoordelijk voor het hele programma te zijn. „Het allerbelangrijkste voor Marc-Marie is dat hij het verschrikkelijk naar zijn zin heeft”, zegt Cornelisse. „Hij heeft ambities voor het leven en niet voor zijn carrière. Hij is onafhankelijk geworden. En daarom vind ik het zo mooi om naar hem te kijken.”