Duizenden jaren geleden waagden vroege mensen zich diep in een grot, waar het geluid tegen de wanden kaatste. Misschien produceerden ze door te praten of te lopen een geluid dat leek op hoefgetrappel. Om dit geluid weer te geven, tekenden ze een hoefdier.

Daarvoor zouden ze dezelfde vaardigheden hebben ingezet die zorgden voor de vroegste taalontwikkeling, zo luidt de hypothese van een nieuw onderzoek.

In de publicatie hierover, in het tijdschrift Frontiers in Psychology, wordt gesteld dat grotkunst werd gemaakt op akoestische ‘hotspots’, omdat de vroege mensen akoestische geluiden omzetten in schilderingen.

“Uit ons onderzoek blijkt dat de cognitieve mechanismen die nodig zijn voor de ontwikkeling van grot- en rotskunst identiek zijn aan de mechanismen die betrokken zijn bij expressie van het symbolisch denken dat nodig is voor taal,” vertelt Cora Lesure. Zij was betrokken bij het onderzoek en is als linguïst verbonden aan het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technologie (MIT).

Waar het op neerkomt, legt Lesure uit, is dat de cognitieve functies die nodig zijn om geluiden in tekeningen om te zetten, dezelfde zijn als de cognitieve functies die nodig zijn voor taal.

“Zo bezien, zouden grot- en rotskunst een vorm van linguïstische expressie zijn,” aldus Lesure.

Of deze kunst invloed had op de verdere ontwikkeling van taal, valt nog niet te zeggen.

Gedachten weergeven

De moderne homo sapiens ontstond zo'n 200.000 jaar geleden en volgens de onderzoekers ontwikkelde de taal zich zo'n 100.000 jaar geleden. De oudste bekende vormen van grotkunst zijn zo’n 40.000 jaar oud.

“We zouden kunnen stellen dat menselijke taal ontstond als een abstract symbolisch systeem, terwijl de expressie ervan – in de vorm van grot- of rotskunst of op wat voor manier dan ook – vermoedelijk pas heel laat plaatsvond,” stelt Vitor Nobrega, een linguïst aan de Braziliaanse Universidade de São Paulo en een van de auteurs van de publicatie.

Het onderzoek richtte zich met name op de Blombosgrot in Zuid-Afrika, waarin zich geometrische petrogliefen (rotsincripties) bevinden.

De tekens zijn een externe representatie van geïnternaliseerde gedachten, aldus de onderzoekers.

Die theorie komt niet overeen met de overtuiging van archeologen en antropologen dat taal geen tastbare sporen achterlaat.

Het is moeilijk om met bewijs te staven wanneer en hoe mensen begonnen te praten. Antropologen kunnen eeuwenoude schedels bestuderen om te zien wanneer bepaalde taalgerelateerde gebieden in het brein zich begonnen te vormen. Maar het is moeilijk om te bepalen wanneer de mens begon te praten, omdat de spraak vermoedelijk veel eerder ontstond dan het schrift.

Archeologen hebben geopperd dat vroege aanwijzingen voor taal gevonden kunnen worden in voorwerpen als kralen of bewerkte botten, die mogelijk werden gebruikt voor dingen als het tellen van dagen of van het aantal aanwezigen.

Andere verklaringen?

“Het is heel waarschijnlijk dat archeo-akoestiek soms een verklaring biedt voor de plaatsing van sommige kunst in sommige grotten,” reageert April Nowell, een archeologe aan de Canadese University of Victoria die zich bezighoudt met de oorsprong van kunst.

Maar de bewering dat de akoestiek in de grotten de inspiratie was voor de afbeeldingen, gaat vermoedelijk iets te ver, stelt ze.

Ze wijst erop dat grotkunst werd gemaakt op de akoestische ‘hotspot’ in grotten, waar mogelijk ook ceremonieën werden gehouden en verhalen werden verteld. Dat zou erop kunnen wijzen dat de kunst niet zozeer een vorm van communicatie was, maar eerder een soort versiering. Nowell voert bovendien aan dat enkele van de afbeeldingen die volgens de studie veel in grotten worden gezien, zoals paarden of andere hoefdieren, ook op voorwerpen buiten grotten worden aangetroffen.

“De akoestische factor is belangrijk om mee te wegen,” voegt ze daaraan toe, “maar ik denk dat dit niet het enige antwoord is op de vraag waarom mensen tekens aanbrachten op die specifieke plekken.”

Lesure voegt nog toe dat er in de studie niet wordt gesteld dat de bestudeerde grotkunst hetzelfde is als taal, maar dat alleen wordt beweerd dat er mogelijk dezelfde cognitieve functies bij betrokken waren.

“Het is ongetwijfeld zo dat de beelden een symbolische waarde hadden,” zegt antropologe en National Geographic explorer Genevieve von Petzinger.

Ze is het met Nowell eens dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de tekeningen als een vorm van communicatie werden gebruikt, maar voegt daaraan toe: “Het is zeker een mogelijkheid dat de geluiden [in de grot] bijdroegen aan wat ze aan het doen waren.”

Archeologen blijven zoeken naar het eerste fysieke bewijs van taalcapaciteit. “We blijven op zoek naar die heilige graal,” aldus Von Petzinger.