Van nul tot nu Lemiers: Franz Wilhelm Sieben was een bijzondere spil in het dorp

Melkbussen wachten voor de boerderij.© archief Heemkundevereniging De Auw Kapel Lemiers

Lemiers -

Hoe de hanen in 1948 ook hun best deden om als eerste de inwoners van Oud-Lemiers wakker te kraaien, het was steeds Franz Wilhelm Sieben die hen voor was. Sieben was de enige inwoner uit het gehucht die een auto, lees vrachtwagen, had.

Frans Bodelier - Heemkundevereniging De Auw Kapel Lemiers

In alle vroegte hoorde je de zware motor aanslaan en, wanneer hij de Deusweg naar boven reed, de lege melkbussen tegen elkaar aan rammelen. In die tijd waren de teute nog gemaakt van plaatstaal en werd de binnenkant omwille van de hygiëne vertind. De inhoud bedroeg gemiddeld 40 liter. Als je bedenkt dat de laadhoogte van die vrachtwagens toentertijd ongeveer 120 centimeter hoog was en de bus met inhoud zo’n 50 kilo woog, dan mag je aannemen dat het hier zwaar fysiek werk betrof.

Administratie

Iedere boer had een eigen nummer dat met rode verf op de hals van de melkbus was aangebracht. Sieben had hierdoor weinig administratie want de zuivelfabriek wist nu precies hoeveel bussen er van wie afgeleverd waren. De lege bussen werden in de fabriek schoongemaakt, soms gevuld met ondermelk (werd gebruikt om varkens vet te mesten) die Sieben dan weer keurig bij de boeren afleverde. Een keer per maand lag in een lege bus het melkgeld voor de boer incluis een filterpapier waarop de reinheid van de melk werd aangegeven en een notitie hoeveel liter melk ontvangen was.

Sieben was een grote man met een ‘Wilhelm-snor’. Als kind keek ik met ontzag naar, in mijn ogen, de reus uit een sprookje temeer hij zwarte leren kamasje (beenkappen) droeg en een brede leren riem, die zijn rug moest ondersteunen. Naast het vervoersbedrijf dreef zijn dochter achter de oude Catharinakapel een winkeltje. Zo nors en kortaf als Sieben was, zo vriendelijk en goedgemutst was zijn dochter Miem.

In geval van nood maakte heel Oud-Lemiers gebruik van Siebens telefoon.

In het riool

Sieben gold als een alcoholist. In die tijd was er geen controle op alcohol zodat hij geregeld met zijn vrachtwagen in het open riool lag die parallel aan de Deusweg liep. Naast de vrachtwagen was Sieben ook de enige uit het gehucht die beschikte over een telefoontoestel. Zijn vrouw belde dan een boer die een tractor had en met zware kettingen, die om een boomstam werden gelegd, kwam de wagen weer op de weg. In geval van nood maakte heel Oud-Lemiers gebruik van zijn telefoon. Als iemand van buiten het dorp dringend een inwoner moest hebben dan kwam Sieben tot voor de oude kapel staan en riep drie keer de naam die gewenst werd. Kwam je niet, pech dan.

Katholiek

Sieben was wel katholiek maar in de kerk kon je hem nooit kunnen vinden. Als weduwnaar op hogere leeftijd voelde hij zijn einde naderen althans, dat dacht hij. De meeste mensen hadden zelf al telefoon, maar hij wist niet meer hoe hij iemand bereiken kon dus ging hij maar weer midden in het dorp staan en riep: „D’r Ziebe is kraank, róf d’r pastoer.” Twee dagen later stond hij er weer en riep: „D’r pastoer broecht nit mie tse komme, d’r Ziebe is doeëd.”

Omdat zelfs bij hem de jaren gingen tellen, vroeg hij opgeschoten buurjongens mee te rijden achter op de vrachtwagen. Toen hij Lambert op een zondagmorgen hiervoor vroeg zei de moeder van Lambert: „Dat is goed, maar je zorgt er wel voor dat hij onderweg naar de kerk gaat voor de zondagse mis.” Als man van zijn woord stopte hij in Heerlen pal voor de Pancratiuskerk. De mis was vijf minuten begonnen toen hij tegen Lambert zei: „Kom maar, Hij heeft ons gezien!”