'Hoe zalvend Bodars woorden ook zijn, zijn ware aard stinkt erdoorheen'

Open brief van columnist Leon Verdonschot aan priester Antoine Bodar. 'Iedere religie, hoe orthodox ook, heeft een knuffelambassadeur. Iemand waardoor de goddeloze buitenwereld denkt: het valt waarschijnlijk ook best mee met die denkbeelden.'

Leon Verdonschot

Beste Antoine Bodar,

Iedere religie, hoe orthodox ook, heeft een knuffelambassadeur. Een knuffelimam, een knuffelpaus, een knuffelpriester. Iemand waardoor de goddeloze buitenwereld denkt: het valt waarschijnlijk ook best mee met die denkbeelden, anders hadden die niet zo’n sympathieke vertegenwoordiger van dat geloof opgeleverd.

Wat enorm helpt, is als die vertegenwoordiger leuk lacht, praat in mooie zinnen met wat vergeten termen erin, als hij (het is altijd een man, het blijft religie) heus ook nog wat aanvullende vragen aan zijn Opperwezen heeft, en als hij iets liefdevols zegt over de verdrukten of liever nog homo’s, waardoor het lijkt alsof zijn geloof die accepteert.

Dat werkt altijd. Veel mensen vonden de nieuwe paus bijvoorbeeld een coole vent, omdat zijn voorganger een klootzak was dus deze vanzelf al snel meeviel. En omdat hij praatte als een soort socialist, waardoor linkse mensen die normaal een hekel hebben aan de kerk hem opeens als een soort nieuwe Obama gingen zien. Een paar misbruikschandalen verder weten ze gelukkig weer welke organisatie hij vertegenwoordigt.

Een paar jaar geleden hadden we in Nederland een knuffelimam, Abdullah Haselhoef, een charmante, welbespraakte man, die zelfs het voorwoord schreef in Pim Fortuyns boek De Islamisering van Onze Cultuur. Helaas bleek Haselhoef eigenlijk niemand te vertegenwoordigen en heette hij vervolgens al snel ‘nep-imam’. Dit jaar overleed hij.

We hebben in Nederland ook al jaren een knuffelpriester. U. Ook charmant, ook welbespraakt, zeer belezen, en zelf homoseksueel, het beste bewijs dat u er niks tegen heeft. Uw oplossing van de tamelijk problematische combinatie ‘priester’ en ‘homoseksueel’ is een typisch katholieke: u bent het, maar doet er niks mee.

Vorige week stond u met een interview in de Volkskrant. U sprak zich uit tegen de decadentie van deze tijd. Dat doet het altijd goed, ook in progressieve kringen: tegen decadentie zijn. Decadentie is immers oppervlakkig, en wie wil nou oppervlakkig zijn? Vervolgens gaf u een voorbeeld van decadentie. Transgenders! Dat wisselt maar van lichaam! En wij maar betalen! Econoom Bodar: “Het aanbod schept de vraag.” En toen kwam deze uitspraak: “Ik was afgelopen winter in Ethiopië. Daar hebben ze geen last van mensen die omgebouwd moeten worden.”

Wij wel, natuurlijk. Wij hebben dan weer geen last van terugkerende noodtoestanden, jarenlange bloedige vetes met buurlanden, van vluchtelingenstromen door droogte en van honger. Maar onze steden en ons platteland zuchten onder de overlast van mensen die ‘omgebouwd moeten worden’. Dat is het fijne aan knuffelreligieuzen: hoe zijig hun stem en zalvend hun woorden ook, uiteindelijk stinkt hun ware aard erdoorheen. Die kun je verhullen, maar niet ombouwen.