Over Renature Brussel Contact
nl
Een initiatief vanLeefmilieu Brussel

Eikelmuis Eliomys quercinus

Ontdek dit kleine, ’s nachts levende, gemaskerde knaagdier.

Belangrijkste kenmerken

Latijnse naam Eliomys quercinus
Familie Gliridae
Subgroep Knaagdieren
Landschap Plattelandsstad
Beschermingsstatus Beschermd
Strikte bescherming op het hele gewestelijke grondgebied (Bijlage II.2.1, Natuurordonnantie) Soort van gewestelijk belang (Bijlage II.4.A, Natuurordonnantie)
Conserveringsstatus IUCN: Gevoelig. BHG: vrij zeldzaam, breidt uit
Oorsprong Inheems
Grootte 11 tot 17 cm
Zeldzaamheid, overvloed Zeldzaam
Gewicht 60 tot 140 g
Levensduur 3 à 4 jaar

Observeren, determineren, ontdekken

De eikelmuis is een klein zoogdier met een grijsbruine vacht op zijn rug en flanken, soms met een beetje ros. Zijn wangen en buik zijn wit. Hij heeft een lange, zeer harige staart met een soort pluim van langere witte en zwarte haren aan het uiteinde. Hij is gemakkelijk te herkennen aan het zwarte masker rond zijn ogen, waardoor hij op Zorro lijkt. Als u nog steeds twijfelt, kijk dan naar het contrast tussen zijn lichtgekleurde buik en grijsbruine rug en de tweekleurige pluim aan het einde van zijn staart.

De eikelmuis leeft zowel in bomen en struiken als op de grond. Eikelmuizen leven voornamelijk in loofbossen met een diverse structuur (voorkeur voor eikenbossen), in onregelmatig kreupelhout, bosranden, braambossen, maar ook in boomgaarden en bepaalde parken en tuinen.

Wist u dat?

De eikelmuis kan de huid van zijn staart afwerpen om aan een roofdier te ontsnappen. Hij knaagt dan aan de blootgelegde staartwervels, die uiteindelijk afvallen. Over het algemeen kan er weer een nieuw kwastje op de staartstomp groeien.

Eikelmuizen zijn vooral 's nachts actief. Ze verlaten hun slaapplaats in de schemering en zijn de hele nacht onderweg, waarbij ze periodes van hoge activiteit afwisselen met korte rustperiodes. Het zijn uitstekende klimmers, die zich maar zelden over de grond bewegen en alleen als er voldoende begroeiing is.

© Mark Zekhuis, Saxifraga

Raadpleeg de kaart van eikelmuizen in Brussel


Biologische cyclus

Net als alle relmuizen houdt de eikelmuis een winterslaap van oktober(-november) tot (maart-)april. Hij komt uit zijn winterslaap in de lente, wanneer de omgevingstemperatuur rond de 15°C ligt. Hij overwintert in zijn nest, opgerold in een bolletje met zijn neus in zijn staart.

Jonge individuen beginnen hun winterslaap later, omdat ze meer tijd nodig hebben om de nodige vetreserves op te bouwen. Eikelmuizen leggen geen voorraad aan voor de winter. Ze houden geen ononderbroken winterslaap, maar wisselen lange perioden van slaap af met korte perioden van activiteit, afhankelijk van de temperatuursomstandigheden. Tijdens die perioden van activiteit zullen ze hun nesten repareren of herinrichten en gaan ze op zoek naar voedsel en water. Ze eten echter heel weinig. Winters waarin de temperatuur fel schommelt, kunnen leiden tot een hoge sterfte. Als het in de lente of herfst koud is, kunnen eikelmuizen ook in een sluimertoestand geraken.

Het vrouwtje heeft een nest van 2 tot 7 jongen per jaar. De paring vindt plaats in april-mei en de dracht duurt 3 weken, gevolgd door de geboorte in mei-juni. De jongen van amper 4 cm, zonder de staart, worden roze en blindgeboren (hun oogleden zijn gesloten). Ze zijn echter zeer mobiel en maken scherpe, ultrasone geluiden. Ze krijgen al snel een lichtgrijze donzige vacht, gevolgd door hun beroemde gezichtsmasker.

De jongen maken hun eerste verkenningstochten als ze tussen de 30 en 50 dagen oud zijn. In deze periode blijft de moeder nog zogen, maar ze leert de jongen om hun eigen voedsel te vinden. De jongen zijn zelfstandig als ze ongeveer 50 dagen oud zijn, maar blijven over het algemeen bij elkaar tot de winterslaap. Vrouwtjes zijn pas na hun tweede winter geslachtsrijp. Eikelmuizen worden zelden ouder dan 3 tot 4 jaar.

  • Zichtbaarheid: april tot oktober
  • Winterslaap: oktober tot april
  • Reproduction: april tot september
Zichtbaarheid : April - November
Winterslaap : Oktober -
Winterslaap : Januari - Mei
Voortplanting : April - Oktober
© Jack Ma, CC BY SA 3.0

Sociale organisatie

Eikelmuizen leven in losse groepen van dominante mannetjes en vrouwtjes, waartussen niet-dominante mannetjes leven. Ze kunnen ook samenleven, slapen en eten in grote aantallen, dicht bij elkaar. Dit soort collectief gedrag komt veel voor bij de jongere eikelmuizen. Volwassenen kunnen ook solitair leven. Gunstige habitatten kunnen meerdere individuen per hectare herbergen. Binnen het leefgebied verdedigen eikelmuizen over het algemeen een kleiner territorium, dat in principe van jaar tot jaar behouden blijft. De grootte van het leefgebied hangt af van het geslacht, de beschikbaarheid van voedsel en de tijd van het jaar. De mannetjes hebben een vrij groot territorium van ongeveer zeven hectare, met enige overlap tussen de territoria van naburige mannetjes. Vrouwtjes hebben een kleiner leefgebied van ongeveer drie hectare en zijn veel territorialer, vooral als ze met hun jongen op stap zijn.

Mondelinge communicatie is een belangrijk aspect van het sociale leven van de eikelmuis. In de lente kunnen ze roepen om hun territorium af te bakenen. Vrouwtjes schreeuwen ook om mannetjes aan te trekken.

Rol in het ecosysteem

Voeding Omnivoor • Insectivoor • Fructivoor
Voedingsspecialisatie Algemeen
De eikelmuis voedt zich met vruchten, bessen en uiteenlopende zaden, maar ook met insecten en zelfs andere kleinere dieren (slakken, naaktslakken, regenwormen en eventueel eieren of jonge vogels). Hij kan ook een ongelukkige rivaal verslinden.
Broedgebied In holen levend • Gebouwen • Bomen
Hij nestelt in bestaande holtes (voormalige vogel- of eekhoornnesten), in holle bomen of in holtes in muren en plafonds.
Biotoop Park • Dood en oud hout • Boomgaard • Haag • Gebouw
Hij leeft in boomgaarden, tuinen en parken. Hij komt vaak voor in de nabijheid van mensen. Hij maakt onder meer gebruik van zolders en verlaten gebouwen.
Verwarringsgevaar De relmuis (Glis glis) komt niet voor in Brussel en wordt heel zelden waargenomen in het zuidelijke puntje van België.

Beheren en onthalen

Eikelmuizen komen voor in struikachtige vegetatie, heggen, tuinen, rotsen, muren, schuren en bergplaatsen met veel rommel en gebouwen, op voorwaarde dat deze voldoende beschutting bieden en dicht bij een bos of struiklaag liggen. Om de eikelmuis te voorzien van voldoende van zijn hoofdvoedsel (ongewervelden, slakken …) moet in die beboste gebieden ook een goed ontwikkelde strooisellaag aanwezig zijn.

Hij bouwt zijn nest in gaten tussen stenen, in holtes in bomen, in geïnstalleerde vogelhuisjes ... en zelfs in spouwen of plafonds van gebouwen of in andere structuren (hoogspanningsmasten, antennes enz.). Hij kan ook oude vogel- of eekhoornnesten gebruiken. Hij heeft natuurlijke materialen nodig zoals mos, haren, veren, twijgen en bladeren om zijn nest te bouwen of te bekleden. Hij kan ook nestelen in kunstmatige nestkastjes.

Wist u dat?

Eikelmuizen foerageren in een straal van hoogstens 300 meter rond hun nest. Hoe minder voedsel er is, hoe verder ze van het nest weggaan. In tegenstelling tot andere slaapmuizen eet de eikelmuis vaak op de grond en in lage struiken.

Twee eikelmuizen knabbelen aan een appel
© Fentriss, WikimediaCommons

Om de soort te helpen overleven:

  • Gebruik geen pesticiden, en vooral geen slakkenkorrels!
  • Gebruik geen gif dat bedoeld is voor ratten en muizen.
  • Voer geen beheerswerkzaamheden uit aan randen, heggen, stroken en beboste gebieden tijdens de periode dat de eikelmuis actief is (d.w.z. tussen 1 april en 1 november), maar houd ook rekening met mogelijke schuilplaatsen zoals holle bomen.
  • Vermijd drastisch snoeien om dichte heggen te behouden.
  • Maai 's nachts geen gazons in de buurt van nesten van eikelmuizen.
  • Gebruik geen robotmaaiers.
  • Stoor de dieren niet in hun winterslaap.
  • Vermijd het hermetisch afsluiten van gebieden voor wilde dieren.
  • Raap geen gevallen vruchten op en laat het hoogste fruit hangen.
  • Gebruik geen lijmvallen tegen muizen: ze veroorzaken intens lijden en het gebruik ervan is verboden!

Vegetatie

  • Plant beboste stroken aan, gesnoeide of open hagen, bossen, hoogstamboomgaarden (bij voorkeur een combinatie van verschillende fruitsoorten).
  • Kies bij voorkeur vruchtdragende soorten, vooral noten (walnoot, hazelnoot, kastanje), die voedsel bieden tot het einde van het jaar.
  • Kies doornige soorten (bv. meidoorn, sleedoorn) die beschutting bieden tegen roofdieren.
  • Laat braambossen staan.
  • Houd het struikgewas niet te kort.

Laat dood hout liggen

  • Leg stronken, stapels dood hout, holle stammen ... in randgebieden of laat ze liggen.
  • Voer beheerswerkzaamheden bij voorkeur uit buiten de winterslaapperiode van de eikelmuis (tussen 1 november en 1 april), maar houd ook rekening met mogelijke schuilplaatsen zoals holle bomen.

Beheer van bosjes, zelfkanten en bosstroken

  • Bouw afwisseling in bij het maaien van zomen en het snoeien van mantelvegetatie.

  • Laat mantel- en zoomvegetatie zich indien mogelijk ontwikkelen over een breedte van meer dan 5 m.
  • Behoud op een aantal plaatsen de bramen of fruitstruiken.
  • Laat stronken, takkenhopen, houtstapels, holle boomstronken … achter of laat ze liggen.
  • Richt u prioritair op voldoende grote habitatgebieden die in contact staan met lineaire houtachtige landschapselementen.
  • Beheer struikgewas met het oog op een gevarieerde vegetatiestructuur en een goede diversiteit aan loofhout, bomen, struiken en heesters die bessen en andere vruchten produceren, bijvoorbeeld door plaatselijk kappen en selectief uitdunnen van bovenaf (om de voedselproductie, de kwaliteit van de grondlaag en/of de lichtinval te verbeteren).
  • Overweeg een hakhoutlaag of middelhout, om een bos te krijgen met een goed gediversifieerde structuur, met veel vruchtdragende struiken en heesters zoals hazelaar en braamstruiken.

Jonge eikelmuizen die op zoek zijn naar een territorium kunnen wel 3 kilometer afleggen. Lange, onderling verbonden lineaire landschapselementen worden vaak gebruikt voor de verspreiding over langere afstanden, met name (spoorweg)bermen (soms met uitgestrekte braamstruiken en ander struikgewas) en soortgelijke landschapsstructuren.

Spoorwegbermen zorgen voor een goede verbinding.

Eikelmuizen kunnen ook gebruikmaken van bovengrondse kabels (bovenleidingen van spoorwegen, elektriciteitsnet ...) om zich veel sneller te verplaatsen dan in dicht struikgewas of hoge kruidachtige vegetatie.

Volgens een recent onderzoek is de bruine rat (Rattus norvegicus) een van de natuurlijke vijanden van de eikelmuis. Zoveel mogelijk beperken van zwerfvuil en andere potentiële voedselbronnen (voer voor huisdieren, vervallen fruit, open of gescheurde vuilniszakken, slecht beheerde compost ...), vooral in de buurt van beboste gebieden en in parken en tuinen, kan helpen om het aantal ratten in deze gebieden onder controle te houden en daarmee het risico dat ze op eikelmuizen jagen.

Schuilplaatsen

  • Laat oude bomen met holtes staan, vooral fruitbomen en geknotte bomen.
  • Plaats nestkastjes, vooral in de buurt van boomgaarden of in fruitbomen. Dit kunnen specifieke nestkasten zijn voor de eikelmuis of nestkasten voor meesjes met een invlieggat met een diameter van minstens 3 cm.
  • Creëer of behoud toegangswegen en nestgelegenheid in schuren, loodsen ... Bomen en klimplanten vergemakkelijken de toegang tot daken.
  • Neststenen kunnen in de muren van nieuwe gebouwen geïntegreerd worden.
  • Maak de nestkasten niet vaker dan één keer per jaar schoon, buiten de winterslaapperiode van de eikelmuis, en controleer of er geen andere soorten in nestelen: maak schoon zonder gebruik te maken van sanitaire producten en met handschoenen aan, om geen geurtjes achter te laten.

Tijdschema voor maatregelen indien de aanwezigheid van de eikelmuis wordt bevestigd

  • Werk aan randen, heggen, beboste gebieden en stroken: bij voorkeur tussen half augustus en eind oktober
WINTERSLAAP EIKELMUIS : November -
WINTERSLAAP EIKELMUIS : Januari - Mei
NESTPLAATS VOGELS : April - Half Augustus
MOGELIJKE WERKEN : Half Augustus - November
© J.C. Tramasure, CC BY SA 3.0

Verplichtingen, verboden ... wat zegt de wet?

Het is verboden om:

  • Bomen te snoeien (met gemotoriseerd gereedschap) of te kappen tussen 1 april en 15 augustus (vanaf 1 maart in natuurreservaten).
  • Wilde dieren te vangen, houden of vervoeren.
  • Wilde dieren opzettelijk verstoren.

Het is verplicht om:

  • Voor het uitvoeren van snoeiwerkzaamheden tussen 1 april en 15 augustus een gemotiveerde afwijking van de regio vereist te verkrijgen (met uitzondering van noodwerken op basis van een besluit van de burgemeester).

Natura 2000-doelsoort

Er worden kwantitatieve en kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen bepaald voor elke soort van gewestelijk of communautair belang die aanwezig is in Natura 2000-gebieden in het Brussels Gewest.

SBZ 1 Zoniënwoud en Woluwedal

Kwantitatieve doelstellingen

  • Ten minste het behoud van de bestaande populaties.

Kwalitatieve doelstellingen

  • Behoud of herstel van geschikte rust-, foerageer- en voortplantingsgebieden, rekening houdend met de ecologische vereisten van de soort. 
  • Ontwikkeling van een netwerk van habitats waarin de soort goed kan gedijen in SBZ I. 
  • Behoud of herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen.
  • Zie instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats 6510 en 6430. 

SBZ 2 Bosrijke en open gebieden van Ukkel

Kwantitatieve doelstellingen

  • Ten minste het behoud van de bestaande populaties.

Kwalitatieve doelstellingen

  • Behoud of herstel van geschikte rust-, foerageer- en voortplantingsgebieden, rekening houdend met de ecologische vereisten van de soort. 
  • Uitbouw van een netwerk van geschikte habitats voor de soort in de SBZ. 
  • Behoud of herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen. 
  • Behoud van de bestaande boomgaarden. 
  • Aanplanting van fruitbomen die kenmerkend zijn voor Brabant. 
  • Zie instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats 6510 en 6430

SBZ 3 Moeras van Jette en Ganshoren

Kwantitatieve doelstellingen

  • Ten minste het behoud van de bestaande populaties.

Kwalitatieve doelstellingen

  • Behoud of herstel van geschikte rust-, foerageer- en voortplantingsgebieden, rekening houdend met de ecologische vereisten van de soort. 
  • Behoud en verhoging van het aantal voor de soort aangepaste nestkasten. 
  • Ontwikkeling van een netwerk van habitats waarin de soort goed kan gedijen in SBZ III. 
  • Behoud of herstel van een gevarieerd landschap bestaande uit bosgebieden en bosranden evenals uit stadsbiotopen en lineaire landschapselementen. 
  • Zie instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats 6510 en 6430. 

Lees meer

Gerelateerde soortenfiches