Bridgeman Images
William Hogarth tekende de Britse dierenmishandeling in de 18e eeuw.

Twijfel in Groot-Brittannië: Hebben dieren gevoel?

In het 19e-eeuwse Engeland was dierenmishandeling heel gewoon – kippen werden verminkt, katten verbrand en paarden doodgeslagen. Dieren hadden toch geen ziel of gevoel. Maar de Britten begonnen te twijfelen.

Op Vastenavond van het jaar 1739 verzamelen de kinderen van het Midden-Engelse stadje Stratford-upon-Avon zich op straat. Het is weer tijd voor hun jaarlijkse ritueel.

Ze binden een haan aan een paal op het schoolplein. Dan verzamelen ze stenen en stokken. Nu kan het spelletje beginnen.

De kinderen mikken op het doodsbange dier en gooien hun stenen en stokken naar de haan. Telkens als ze hem raken, juichen ze.

Dit lugubere spel gaat door tot de haan stil op de grond ligt – dood in een plas bloed.

Hebben dieren een ziel? De grote vraag onder Britse filosofen

Dit ritueel is al honderden jaren oud en de kinderen zijn er gek op. Toch draait de maag van leraar Joseph Greene zich om:

‘Hoe kunnen intelligente wezens het een sport vinden om een onschuldig, zwak en weerloos dier vast te binden en vervolgens zijn botten te breken met een stok,’ schreef hij verontwaardigd aan een vriend.

Greene was niet de enige die in de 18e eeuw kritiek had op de systematische mishandeling van dieren in Groot-Brittannië. Het land had – afgezien van Nederland – het meeste vee per hoofd van de bevolking, en de dieren leefden in een hel.

Volgens de Britten waren het primitieve wezens en had God hun leven – en dood – in mensenhanden gelegd. En dus mochten ze op alle manieren mishandeld worden.

De grote vraag was echter: hebben dieren een ziel? En zo ja, kan het menselijk wangedrag dan gerechtvaardigd worden?

God gaf de dieren aan de mens

200 jaar eerder, in de 15e eeuw, was iedereen het erover eens dat dieren geen ziel hebben. Alleen de mens heeft een ziel en bewustzijn. De Britten konden de dieren daarom naar believen gebruiken als voedsel of als arbeidskracht.

Volgens theologen uit die tijd was dierenleed het gevolg van de zondeval. In de Hof van Eden, aldus het Oude Testament, leefden mens en dier vreedzaam samen. De mens at geen vlees en de dieren waren tam.

Ooit leefden mensen en dieren in harmonie in het paradijs.

Volgens het Oude Testament kreeg de mens heerschappij over alle dieren toen Adam en Eva uit de Hof van Eden werden gezet.

© The Metropolitan Museum of Art/Robert Lehman Collection, 1975

Maar dat veranderde toen Adam, de eerste mens op aarde, het verbod van God negeerde en de vrucht van de boom van kennis at. Als straf maakte God de dieren wild en onhandelbaar, zodat de mens hen met geweld moest onderdrukken.

‘Vrees en schrik voor u zal er zijn bij alle dieren van de aarde en bij alle vogels in de lucht (...) en bij alle vissen in de zee; zij zijn in uw hand gegeven,’ staat er in Genesis.

Hoe hard een dier ook geslagen of mishandeld werd, van medelijden was dus geen sprake. Sterker nog, dierenleed was vooral erg voor de mensen.

‘Dat zij het (na de zondeval, red.) slechter kregen, is niet hun straf, maar deel van de onze,’ beweerde bisschop William Cowper in de tweede helft van de 16e eeuw.

Dieren mochten dus vrijelijk mishandeld worden. En dat gebeurde ook.

Paarden werden geslagen tot ze omvielen.

Tot ver in de 19e eeuw weren dieren in de stad en op het platteland dagelijks gegeseld en geslagen.

© Bridgeman Images

Dieren leefden en stierven met pijn

Die instelling kwam de Britten goed uit. Zij aten namelijk meer vlees dan de andere Europeanen. Hun favoriet was schapenvlees. En toen paarden in de 16e eeuw ossen vervingen als trekdieren, eindigden de ossen op de eettafel.

‘De mensen in Londen eten elke maand meer ossen- en schapenvlees dan heel Spanje, Italië en een deel van Frankrijk in een half jaar,’ schreef de dichter Henry Peacham.

‘Steek een mes in zijn zij en laat hem ermee rondlopen tot hij dood neervalt.’ De arts Thomas Muffet over het slachten van varkens

De slacht was extreem wreed. Om het bloed uit het vlees te halen, werden kalveren en lammeren in de keel gestoken, zodat het bloed eruit gutste. Daarna werd de wond gehecht, zodat het dier nog een dag leefde en het proces kon worden herhaald.

Ook varkens mochten niet te snel worden geslacht.

‘Steek een mes in zijn zij en laat hem ermee rondlopen tot hij dood neervalt,’ schreef de arts Thomas Muffet rond 1600.

Vooral ongecastreerde mannetjes hadden het zwaar. Stierenvlees was niet eetbaar, tenzij het enorme dier eerst werd opgejaagd en aangevallen door honden – bull-baiting genoemd. Het idee was dat dit het bloed zou verdunnen, wat goed was voor het vlees.

Voor varkensvlees gold het tegenovergestelde – hoe minder de dieren bewogen, hoe lekkerder het vlees. Al in de 17e eeuw werden varkens daarom gehouden in hokken die zo krap waren dat ze zich niet konden omdraaien en alleen konden liggen.

‘Ze eten met pijn, liggen met pijn en slapen met pijn,’ schreef iemand uit die tijd.

Pluimvee werd nog slechter behandeld. Ganzen die vetgemest moesten worden, werden met hun poten aan de grond genageld, zodat ze het vet er niet af konden lopen.

Om die reden hakten boerenvrouwen ook de poten van kippen af.

Maar eind 17e eeuw begon het wereldbeeld te veranderen.

In Britse steden werden dagelijks duizenden dieren geslacht.

De Britten waren trots op hun slachthuizen. Dit is de Leadenhall-slagerij in Londen, rond 1870.

© Bridgeman Images

Britten hielden van een goede steak

Hebben dieren een ziel?

Filosofen dachten lang dat dieren geen pijn voelden en geen bewustzijn hadden. De 17e-eeuwse filosoof Kenelm Digby meende zelfs dat vogels een soort machines waren: ze bouwen nesten, leggen eieren en brengen hun jongen groot, net als een klok die zijn wijzers beweegt en het uur slaat.

Maar het hele wereldbeeld was aan het kantelen. Zo werd er ontdekt dat mensen niet het middelpunt van de wereld waren.

In Italië ontdekte de astronoom Galileo Galilei in de eerste helft van de 17e eeuw nieuwe planeten met zijn telescoop. En in 1676 zag de Nederlander Antoni van Leeuwenhoek als eerste bacteriën onder zijn microscoop.

Door de ontdekking van onbekende wezens en hemelverschijnselen die totaal onafhankelijk van de mens bestonden, begonnen filosofen en progressieve theologen te twijfelen aan het conventionele wereldbeeld.

‘Geen beest, hoe wreed ook, komt in de buurt van de mens.’ Bisschop Arthur Lake over de menselijke wreedheid

Zij wezen er bijvoorbeeld op dat de mens moreel gezien niet beter is dan dieren – integendeel.

‘Geen beest, hoe wreed ook, komt in de buurt van de mens,’ schreef de bisschop Arthur Lake in 1629.

Hij kreeg later steun van de filosoof John Locke:

‘De menselijke geest kan een wreedheid tentoonspreiden die erger is dan die van de beesten.’

William Hogarth tekende de Britse dierenmishandeling in de 18e eeuw.

In 1751 tekende de illustrator William Hogarth de massale dierenmishandeling in de Britse steden.

© Bridgeman Images

Anderen begonnen zich stilletjes af te vragen of er wel een verschil was tussen mensen en dieren. Ze vergingen allebei na de dood, dus waarom kreeg de ene het eeuwige leven, terwijl de andere gewoon verdween?

Er waren twee antwoorden mogelijk: ze hadden geen van beiden een ziel ... of allebei. Toen politiek activist Richard Overton in 1644 beweerde dat mensen en dieren even sterfelijk waren, rekende hij af met het vermeende menselijke recht om over de dieren te heersen.

Een tegenstander schreef: ‘Deze gevaarlijke verrader probeert de mens van zijn superioriteit te beroven.’

Maar zelfs theologen twijfelden. Sommigen beweerden zelfs dat dieren ook een ziel hadden en dus naar de hemel gingen. De apostel Paulus had immers ‘schepping’ en niet ‘mens’ geschreven, toen hij het had over wederopstanding uit de dood.

Alle discussies bleven echter zonder concrete gevolgen. Britse dieren werden nog steeds gedood en gemarteld – vaak gewoon voor de lol.

Dieren voor de lol gedood

Terwijl de knappe koppen nadachten over de positie van dieren in de wereld, vermaakten de Britten – en de rest van Europa – zich met massale dierenmishandeling. Vooral dierengevechten waren populair. Stieren en beren werden aan een paal gebonden, waarna er honden op los werden gelaten.

De honden vielen vooral de snuit en oren aan, terwijl het publiek vrolijk toekeek hoe de honden door de wilde dieren werden rondgeslingerd.

Dit was, schreef John Houghton in 1694, ‘een sport waar de Engelsen veel plezier aan beleefden. Niet alleen de onderklasse, maar ook de sjiekste dames’.

De buldog werd speciaal gefokt om te vechten tegen stieren.

In de 16e eeuw werd de buldog speciaal gefokt om te vechten tegen dieren. Vooral de Old English Bulldog was populair, omdat hij zo sterk, agressief en volhardend was. Toen bull-baiting in 1835 verboden werd, stierf de Old English Bulldog uit. Andere soorten buldoggen bestaan nog steeds.

© Shutterstock

De aristocratie was ook gek op de roofvogeljacht. Zo zag de schrijver William Hinde in de 17e eeuw hoe een gentleman zijn havik een levende duif voerde.

‘Eerst pakte hij beide vleugels vast en trok ze met een flinke ruk uit het lichaam. Daarna pakte hij de poten en trok ze ook uit, terwijl de romp van het arme dier lag te trillen in zijn hand.’

Tijdens de vossenjacht waren de jagers al even onverschillig. ‘Als hij (de vos, red.) wordt gevangen, kijk ik graag hoe de honden hem opeten,’ schreef een deelnemer.

Vos opgejaagd door honden in Groot-Brittannië.

In de 18e eeuw werd de vossenjacht een populaire sport, vooral voor de Britse elite.

© Bridgeman Images

Zelfs jonge Britse kinderen doodden de tijd met dierenmishandeling.

‘Een populair experiment van kinderen was om een naald door de kop van een kip te steken, om te kijken hoe lang ze nog bleef leven,’ vertelt de arts Thomas Willis in 1664.

Of ze staken de ogen van vogels uit om ze blind rond te zien fladderen. Ook werden katten van hoge gebouwen gegooid, om te zien of ze echt op hun pootjes terechtkwamen.

‘De mythe dat katten negen levens hebben, heeft minstens negen van de tien katten het leven gekost.’ De dichter Alexander Pope over de kattenjacht

Katten waren sowieso geliefde slachtoffers. Tijdens protesten tegen de paus in de 17e eeuw werden in Groot-Brittannië grote poppen verbrand. In de poppen waren katten gestopt, zodat hun doodskreten het dramatische effect zouden versterken.

In 1713 merkte de dichter Alexander Pope droogjes op:

‘De mythe dat katten negen levens hebben, heeft minstens negen van de tien katten het leven gekost.’

Zelfs werkdieren hadden het zwaar. Met name paarden werden tot het uiterste gedreven.

‘Hoe vaak heb ik niet paarden zien bezwijken onder hun last,’ schreef een predikant in 1669.

De dieren werden geslagen tot ze niet meer konden. Daarna werden ze in een greppel gegooid of aan de honden gevoerd.

Paarden eindigden in de mijnen.

Miljoenen paarden werkten als trekdieren – ook in de mijnen. Ze kwamen nooit meer boven.

© akg/Science Photo Library

Trouwe viervoeter

Maar sommige dieren kregen een nieuwe status. Exotische huisdieren zoals apen en kanaries vonden in de 16e eeuw hun weg naar de Britse huizen. Maar vooral honden werden populair.

Niet veel later waren huisdieren heel gewoon. Met de stedengroei in de 17e en 18e eeuw nam het aantal huisdieren verder toe, net als het menselijke inzicht. Door hun huisdieren merkten mensen dat ook dieren een persoonlijkheid en gevoelens hebben.

Zo schreef predikant Richard Dean dat hij huisdieren kende die ‘liever opgehangen zouden worden dan te stelen, al is de verleiding groot’.

‘Pijn is pijn, ongeacht of die wordt toegebracht aan mensen of dieren.’ De predikant Humphrey Primatt in 1776

Anderen dachten aan een werkpaard in de haven van Portsmouth dat altijd stopte met werken als het de klok 12 uur hoorde slaan.

‘Blijkt uit deze dagelijkse waarnemingen niet dat zij (de dieren, red.) een vriendschapscontract hebben met elkaar en met de mensheid?’ vroeg de arts Erasmus Darwin.

Alles wees erop dat dieren verstand en gevoelens hadden. En de filosofen uit die tijd, geïnspireerd door de verlichting, wisten nu zeker dat dieren ook zorg nodig hadden.

‘Pijn is pijn, ongeacht of die wordt toegebracht aan mensen of dieren,’ schreef Humphrey Primatt in 1776.

Deze overtuiging groeide zo sterk dat het nu de Britten waren die, na een bezoek aan het buitenland, geschokt vertelden over de barbaarse manier waarop de lokale bevolking met dieren omging – ook al waren zij vroeger geen haar beter.

De slacht werd onzichtbaar

Ondanks alle nieuwe inzichten bleven de Britten enorme hoeveelheden vlees eten. Er werd wel geprobeerd om het lijden van de slachtdieren te verminderen. Beter dierenwelzijn leidt tot beter vlees, was de gedachte.

‘De enige manier om gezond dierlijk voedsel te eten, is door ze in de buitenlucht te laten leven, met voldoende eten en beschutting tegen de elementen,’ schreef de arts George Cheyne.

Tegelijkertijd verschenen de eerste pamfletten over dierenwelzijn. De dierenrechtenbeweging werd onderdeel van een bredere hervormingsbeweging die ontstond in het kielzog van de Franse Revolutie.

‘Nu de barbaarse regeringen van Europa plaats moeten maken voor betere systemen, nadert ook de dag waarop het verlangen naar vrede zich zal uitstrekken tot de lagere levensvormen,’ schreef dierenrechtenactivist John Oswald in 1791.

De beweging groeide uit tot de Society for the Prevention of Cruelty to Animals – de eerste dierenwelzijnsorganisatie ter wereld. Er kwamen steeds meer wetten om dieren te beschermen.

De industrialisering was in volle gang en slachthuizen, net als fabrieken, werden verplaatst naar grote, industriële complexen. Hier vond nu de massaslachting plaats – ver buiten het oog van kritische burgers.

Mishandelde ezel won Britse rechtszaak.

Er werd gelachen toen de advocaat Richard Martin in 1822 met een ezel voor de rechtbank verscheen.

© Imageselect

Mishandelde ezel schreef geschiedenis

In de 19e eeuw wilde men afrekenen met dierenmishandeling, maar pas toen een ezel voor de rechtbank verscheen, kwam er schot in de zaak.

De zaal kijkt lachend en vol ongeloof toe als de Britse advocaat Richard Martin in 1822 zijn cliënt de rechtbank binnentrekt. Zijn cliënt is namelijk een mishandelde ezel, en de aangeklaagde zijn eigenaar, Bill Burns.

Ondanks het gegrinnik vormt de zaak een keerpunt voor het Britse dierenwelzijn. De parlementariër Richard Martin had eerder dat jaar een wet aangenomen tegen dierenmishandeling, en nu wilde hij die gebruiken om Bill Burns te berechten.

Het dier was zo verwaarloosd dat de rechter Bill Burns veroordeelde voor dierenmishandeling. Dat was de eerste keer.

De uitspraak kreeg veel aandacht en gaf dierenliefhebbers in Groot-Brittannië hoop. Zo ook de predikant Arthur Broome, die in 1824 de eerste dierenwelzijnsorganisatie ter wereld oprichtte – de Society for the Prevention of Cruelty to Animals.

Al in het eerste jaar sleepte de organisatie 63 mensen voor de rechter. En zo kregen de dieren in Groot-Brittannië eindelijk een betrouwbare bondgenoot, die hen tot op de dag van vandaag steunt.