Scanpix/SPL & Ullstein Bild

Creatieve Neanderthalers waren verrassende verliezers van de evolutie

De Neanderthaler werd lange tijd beschouwd als ons achterlijke neefje. Maar naarmate onderzoekers meer ontdekken over ons naaste familielid, vragen ze zich steeds vaker af waarom juist wij de wereld veroverden, en niet hij.

Johann Karl Fuhlrott heeft haast. Er is geen seconde te verliezen. Een paar arbeiders van de lokale steengroeve hebben hem een aantal stevige botten en een grote schedel gegeven die van een beer afkomstig zouden zijn.

Maar de leraar natuurwetenschappen gelooft er niets van: de schedel is duidelijk van een mens, hoewel hij ongewoon dik is en een enorme wenkbrauwboog heeft.

Fuhlrott vermoedt dat dit wel eens een sensationele vondst zou kunnen zijn: een primitieve mens uit de oertijd. Maar de ‘beer’ is al weken geleden gevonden, dus Fuhlrott moet opschieten.

Op van de zenuwen komt hij aan bij de steengroeve in het Neanderdal in de buurt van het Duitse Düsseldorf.

Hier heeft een rivier een kloof van 50 meter diep met steile wanden uitgesleten. De kloof telt twee watervallen en negen grotten: een indrukwekkend landschap.

Vandaag de dag is de steengroeve er niet meer, maar op deze augustusdag in 1856 daalt Fuhlrott af langs de zuidelijke wand naar een van de grotten, Kleine Feldhofer, waar de botten zijn ontdekt.

De nauwe grot ligt 20 meter boven de rivier, en de twee mijnwerkers weten nog precies waar ze de schedel vonden. Helaas ontbreekt het grootste deel van het oude skelet.

Fuhlrott slaagt erin het schedeldak, twee dijbeenbotten, vijf botten uit de armen, het bekken en een paar stukjes van de schouderbladen en ribben bij elkaar te sprokkelen.

Dankzij de vele vondsten van Neanderthalerbotten hebben de onderzoekers een goed beeld van deze mensensoort.

© Art Archive & Scanpix/SPL

Botten zijn een raadsel

Fuhlrott brengt de botten naar de anatoom Hermann Schaaffhausen van de universiteit van Bonn, die diep onder de indruk is.

Na een meting weet ook hij zeker dat de beenderen van een mens zijn – maar van welke soort?

Inmiddels weten we dat het ging om de nauwste verwant van Homo sapiens, naar zijn vindplaats de Neanderthaler genoemd.

Moderne wetenschappers hebben al zijn genen in kaart gebracht, maar in 1856 – drie jaar voordat Charles Darwins On the Origin of Species verscheen, was het taboe om over eerdere mensensoorten te praten.

Er waren op dat moment al twee Neanderthalers gevonden: een kinderschedel in België in 1829 en een schedel in Gibraltar in 1848.

Maar de geleerden hechtten er weinig waarde aan. De vondst van een 33.000 jaar oud skelet in Wales in 1823 werd afgedaan als de resten van een Romeinse prostituee.

In de eerste helft van de 19e eeuw was de gedachte van mensensoorten absurd.

Wetenschappers hanteerden een ingewikkeld systeem van verschillende mensenrassen – blank, geel en zwart.

Volgens hen waren sommige rassen beter ontwikkeld dan andere – met de Europeanen voorop, maar ze waren het erover eens dat de mens bij de schepping zijn huidige vorm kreeg.

Om de mysterieuze mens uit de steengroeve te kunnen plaatsen, greep Schaaffhausen terug op oude geschriften.

Hij las onder andere de verhalen van Caesar over barbaren, ‘wier ogen zo’n wildheid uitstraalden dat de Romeinse soldaten in paniek raakten en hele legers uit elkaar vielen’.

En de Ieren waren nog erger: volgens Caesar waren dat ‘gulzige kannibalen die het als een eer zagen hun ouders op te eten’.

Op 4 februari 1857 presenteerden Schaaffhausen en Fuhlrott hun vondst aan het Pruisisch natuurhistorisch en geneeskundig genootschap in Bonn.

Zoiets hadden ze daar nog nooit gezien, en nog jarenlang vonden velen de theorie van een oermens ronduit bespottelijk.

Zo dachten sommigen vanwege de gebogen dijbeenderen dat het skelet aan een Mongoolse ruiter had toebehoord die in de strijd gesneuveld was.

Maar in 1863 toonde de Britse geoloog Charles Lyell aan dat de botten zeer oud waren, omdat er een chemische verandering was opgetreden.

En in 1864 concludeerde de Ierse anatoom William King dat het niet alleen om een vroege mens ging, maar om een uitgestorven soort, die hij Homo neanderthalensis doopte.

Duitse geleerde heeft ander idee

De vooraanstaande Duitse patholoog Rudolf Virchow dacht er echter heel anders over.

Hij was ervan overtuigd dat de beenderen van iemand met een afwijking waren, maar in de loop der tijd werd het duidelijk dat de mens uit het Neanderdal niet op zichzelf stond en niet gebrekkig was.

Langzamerhand begon er een beeld te ontstaan van een uitgestorven volk met een leefgebied van de Atlantische kust tot Oezbekistan en Israël.

Vondsten in Frankrijk en Kroatië wezen erop dat de soort behoorlijk ontwikkeld was geweest en onder meer stenen messen en speren had gekend.

Uit de botten bleek dat het volk uit sterke, stevig gebouwde mensen had bestaan en op rendieren en ijstijddieren als de neushoorn en mammoet had gejaagd.

In 1909 droeg Marcellin Boule zijn steentje bij aan het beeld van de Neanderthaler.

Hij was de paleontoloog van het natuurhistorisch museum in Parijs en publiceerde een analyse van een compleet skelet dat een jaar eerder was gevonden.

We weten nu dat dit skelet afkomstig was van een man met jicht en een kromme rug.

Maar Boule maakte diens ruggenwervels tot een kenmerk van de hele soort, en hij beschreef de Neanderthalers als kromme, luie aapmensen met lange armen die ver van ons af stonden op de stamboom.

Boule had gezien dat de hersenen groter waren dan die van Homo sapiens, maar negeerde dat feit.

Volgens hem ontbeerde het evolutionaire misbaksel belangrijke, ‘menselijke’ eigenschappen. Tot de jaren 1940 was de opvatting van Boule de gangbare.

Maar een nieuwe generatie antropologen verwierp het idee van rassen en keek naar gedrag in plaats van anatomie om de menselijke variatie te begrijpen. Dit plaatste de Neanderthaler in een nieuw licht.

Een serie vondsten in Shanidar in Irak in de jaren 1950 en 1960 betekende een doorbraak. In een grot in het Zagros-gebergte vond de Amerikaanse archeoloog Ralph Solecki skeletten met allerlei letsels en beschadigingen.

Er was een Neanderthaler bij met een geamputeerde arm, die na de operatie nog 20 jaar doorgeleefd bleek te hebben.

De geleerden moesten wel concluderen dat zijn soortgenoten hem verzorgd hadden – wat als specifiek voor Homo sapiens werd beschouwd.

Nog belangwekkender was de vondst van een graf met bloemen, wat erop duidde dat de Neanderthalers zich een voorstelling van het leven na de dood maakten.

Neanderthalers leefden in groepen in een dunbevolkt Europa.

© Scanpix/SPL & CLAUS LUNAU

Waren ze onze voorouders?

Vandaag de dag staat als een paal boven water dat de Neanderthalers hun doden begroeven.

Op andere plaatsen zijn skeletten gevonden die zorgvuldig in de foetushouding zijn gelegd, maar volgens de archeoloog Richard Klein kan dat ook best een pragmatische reden hebben gehad: wellicht wilden ze zich snel van stinkende lijken ontdoen en groeven ze zo klein mogelijke gaten.

De onderzoekers beschouwden de Neanderthalers nu als een ontwikkeld volk dat niet ver van ons af stond en onze directe voorvader was.

Nieuwe dateringsmethoden lieten zien dat de jongste vondsten zo’n 25.000 jaar oud zijn en de oudste zeker 200.000.

Daarnaast bleek uit onderzoek aan de botten dat de Neanderthalers zeer kundige en sterke jagers geweest moeten zijn.

Het oervolk draaide zijn hand niet om voor een wisent of een edelhert en gebruikte een geavanceerde tactiek bij het jagen, waarbij het wild opgedreven werd naar een groep vaardige krijgers in het struikgewas, die tevoorschijn sprongen en met een enorme kracht hun speren in de dieren boorden.

Het leven moet zwaar zijn geweest, zo laten de vele botbreuken zien, maar de Neanderthalers waren niet alleen met overleven bezig. Zo versierden ze zich wellicht met gekleurde schelpen.

Neanderthalers waren avontuurlijk

Het beeld moest weer worden bijgesteld toen de Nieuw-Zeelandse geneticus Allan Wilson in de jaren 1980 met een baanbrekend DNA-onderzoek liet zien dat alle huidige mensen terug te voeren zijn op een vrouw die bijna 200.000 jaar geleden in Afrika leefde.

De mens is vermoedelijk in Afrika ontstaan en verliet het continent pas veel later. De Neanderthaler kon dan ook onmogelijk de voorouder van Homo sapiens zijn.

Veel wetenschappers waren niet te spreken over het onderzoek van Wilson, maar het paste precies in het straatje van Chris Stringer van het Natural History Museum in Londen.

Zijn eigen studie wees er namelijk op dat de mens niet in Europa uit de Neanderthalers ontstaan kon zijn, maar uit Afrika moest komen. Maar als de Neanderthalers niet onze voorouders waren, wie dan wel?

Het antwoord op die vraag kwam uit een grottencomplex bij Burgos in het noorden van Spanje.

Hier leefde tussen 500.000 en 300.000 jaar geleden een groep stevig gebouwde mensen van zo’n 1,75 meter en 95 kilo.

Hun brein was ongeveer even groot als het onze, ze kenden sociale verbanden en spraken waarschijnlijk een taal.

Deze mensen, die Homo heidelbergensis genoemd worden, hadden veel weg van de Neanderthalers, maar waren het niet.

Homo heidelbergensis is ook bekend van oudere vondsten in Afrika en geldt nu als gemeenschappelijke voorouder van Homo sapiens én Neanderthaler.

Volgens wetenschappers stammen de Neanderthalers af van een avontuurlijke tak van Homo heidelbergensis, die van Afrika naar Europa trok, terwijl Homo sapiens het nageslacht is van de soort-genoten die in Afrika bleven.

Dit idee wordt ondersteund door de genen van de Neanderthaler, die nu in kaart zijn gebracht. Hieruit blijkt dat mensen en Neanderthalers ruim een half miljoen jaar geleden elk huns weegs gingen.

De nieuwkomers in Europa waren gewend aan warmte, maar kregen te maken met de koude noordenwind, die ervoor zorgde dat de gletsjers aangroeiden.

Toch konden ze overleven in de ijstijden doordat Zuid-Europa een rijke fauna kende: muskusossen, rendieren, wolharige neushoorns en niet in het minst de indrukwekkende mammoeten.

Gedurende vele generaties heeft het lichaam van de soort zich aangepast aan de kou.

Rond 200.000 jaar geleden zag de Neanderthaler eruit zoals we hem kennen, en vanaf de voorlaatste ijstijd, zo’n 130.000 jaar geleden, was hij heer en meester in Europa.

De lichaamsbouw van de Neanderthaler was afgestemd op de kou.

Hij was stevig gebouwd, had een grote borstkas en korte, dikke vingers, en zijn onderbenen waren kort vergeleken met zijn bovenbenen, wat ook bijvoorbeeld bij huidige Siberische volkeren te zien is.

Een compact lijf met korte ledematen houdt de warmte goed vast, terwijl de rankere bouw van Afrikaanse volkeren er juist voor zorgt dat ze zo veel mogelijk warmte kwijtraken.

Neanderthalers leefden vermoedelijk vooral in grotten en tussen rotsen, waar ze hun prooien roosterden boven een vuur.

Er zijn grote stapels botten met snijsporen gevonden, wat aantoont dat ze bedreven jagers waren. Uit eiwit-analyse van hun eigen botten blijkt dat ze nauwelijks groente of vis aten.

Het leven als grootwildjager was niet zonder risico’s, en de meesten werden dan ook niet ouder dan 45 jaar.

Wat ze dachten en voelden is lastig te zeggen, maar de onderzoekers denken dat hun brein groot genoeg was om een complexe taal en gevoelens mogelijk te maken, zodat ze bijvoorbeeld informatie konden uitwisselen over dieren, eetbare planten en de techniek om steen te bewerken, die ze goed beheersten.

Ze beschilderden hun lichaam wellicht om te laten zien tot welke groep ze behoorden of om rituelen uit te voeren.

Europa was in die tijd zeer dun bevolkt, en de meeste Neanderthalers zullen niet veel contact met andere groepen hebben gehad.

De stenen werktuigen die bij Neanderthalerbotten zijn ontdekt zijn meestal van plaatselijke stenen gemaakt, terwijl de gereedschappen die Homo sapiens gebruikte vaak van ver weg kwamen, soms wel 100 kilometer van de vindplaats.

Met zijn sterke lichaam en grotere brein was de Neanderthaler – theoretisch – beter in staat te overleven dan Homo sapiens.

© Ullstein Bild & South Tyrol Museum of Archaeology/A. Ochsenreiter

We zijn zelf Neanderthalers

Toen Homo sapiens naar Europa kwam, begon het bergafwaarts te gaan met de Neanderthalers.

Ze waren slim en sterk genoeg en aan het kille klimaat aangepast, maar desondanks zijn wij mensen ze voorbijgestreefd.

Waarom dat zo is, is nog een raadsel voor de wetenschap, maar grotten in heel Europa vertellen in ieder geval een deel van het verhaal.

In de aardlagen waar Neanderthalerbeenderen liggen, vinden archeologen altijd dezelfde eenvoudige werktuigen: stenen bijlen en messen.

Maar de nieuwere lagen, uit de tijd van Homo sapiens, liggen vol met ‘technische snufjes’ als kleine, scherpe messen, naalden, pijlpunten en gereedschappen van ivoor of gewei.

Daarnaast blijkt uit allerlei symbolen, figuren en afbeeldingen van dieren in grotten dat de paleontoloog Marcellin Boule wellicht toch gelijk had toen hij zei dat ons brein tot meer in staat is.

Dankzij hun creatieve cultuur waren onze voorouders in staat zich snel aan het barre ijslandschap aan te passen: ze hoefden niet te wachten tot de evolutie hun lichaam had verbeterd, maar gebruikten nieuwe technieken.

Volgens Chris Stringer kon Homo sapiens simpelweg meer uit de natuur halen dan de Neanderthaler, die de strijd om de prooidieren verloor en door mensen onder de voet werd gelopen, van wie meer kinderen overleefden.

Het duurde duizenden jaren voordat de Neanderthaler weggeconcurreerd was en uiteindelijk het loodje legde. Maar DNA-onderzoek heeft aangetoond dat hij in een bepaald opzicht nog springlevend is: hij leeft voort in ons.

Alle mensen buiten Afrika hebben 1 tot 4 procent Neanderthaler-DNA. Dat wijst erop dat onze voorouders en de Neanderthalers met elkaar hebben gepaard.

Niet alle wetenschappers zijn het met deze conclusie eens, maar als het waar is, kan de Neanderthaler in feite niet beschouwd worden als een andere soort, ondanks het feit dat hij er niet hetzelfde uitziet als wij. Dan is hij gewoon een variant van de mens.

Neanderthaler wordt nieuw leven ingeblazen

DNA-onderzoeker George Church van de Harvard University in de VS was begin 2013 in het nieuws toen hij plannen aankondigde om de Neanderthaler te herscheppen.

Hij had alleen nog een vrijwilligster nodig die draagmoeder wilde worden.

Church bleek later verkeerd geciteerd te zijn: hij had alleen gezegd dat het binnenkort mogelijk zou zijn om de Neanderthaler tot leven te wekken, en wilde een discussie erover openen.

Volgens Church zou je in één keer een grotere groep Neanderthalers moeten herscheppen. Het experiment zou waardevolle nieuwe inzichten kunnen opleveren.

De hersenen van de Neanderthalers waren groter dan de onze, en Church denkt daarom dat ze in bepaalde opzichten intelligenter zouden kunnen zijn dan wij.

Het is niet ondenkbaar dat de soort bijvoorbeeld uitvindingen zou kunnen doen waar wij nog niet opgekomen zijn.