Reboelie in Opende

Opende en omgeving op de kaart van Beckeringh (1781).

Destijds verhuisde men meestal aan het begin van de maand mei en daarom vonden de boeldagen waarop de overtollige spullen werden verkocht vaak in april plaats. Daar kwam veel volk op af, dat behoorlijk veel dronk. Zodoende kon het flink uit de hand lopen, zoals ook weer bleek op 9 april 1779, bij de boeldag van Hindrik Hindriks te Opende.

Bij die boeldag was Jannes Jans Koop (70), een geboren en getogen Opendenaar, de enige tapper. Hij had zijn zoon Hindrik Johannes Koop (25), die gewoonlijk als boerenknecht of arbeider bij een landbouwer in het dorp werkte, meegebracht om hem te helpen. Toch leek Koop sr. niet zoveel omzet te verwachten. Volgens de Landsbedienden (belastingcontroleurs) die ’s ochtends zijn drankvoorraad kwamen peilen, had hij niet meer dan 4 kroes (= 5 liter) jenever en 5,5 kroes (bijna 7 liter) brandewijn meegenomen naar de boeldag.

De Landsbedienden constateerden naderhand dat “de menigte menschen” veel meer drank consumeerde, dan op grond van die voorraad verwacht mocht worden, zodat er volop reden was om te denken dat Koop af en toe wat “sluikwaren” aangeleverd kreeg. Door het vele aanwezige volk kregen ze er niet echt vat op, maar ’s middag om vijf uur, toen ze opnieuw de drankvoorraden van de tapper wilden controleren, ontstond er een “groot opstand”.

Het peilen in de vaten werd de Landsbedoenden meteen onmogelijk gemaakt “door een oproerig samenrotten van een troep van de t’samengekomene menigte, voorzien met stokken”. En daar bleef het niet bij, want de bedienden werden ook nog gehoond, beschamperd, uitgescholden, bedreigd en – met die stokken – geslagen en mishandeld. Een van hen, H. Pots, kreeg van Koop jr. verscheidene vuistslagen in zijn gezicht, waarbij hem een tand uit de mond vloog. De assistent Land werd met een stok het notitieboek uit de handen geslagen, terwijl de roderoe (of veldwachter) Hindrik Gerrits een dichtgeslagen oog aan zijn tussenkomst overhield, om het bij deze “geweldenarijen” te laten. De Landsbedienden konden “verdere onheilen” alleen maar ontkomen door te vluchten uit een venster van de “binnenkamer” (dat was het voorhuis van de boerderij waar de boeldag plaatsvond: de eigenlijke boeldag in het achterhuis of de schuur, de tapperij in het voorhuis).

Uiteraard kwam het college van Gedeputeerde Staten, als opperste magistraat in belastingzaken, in actie. Het besloot tot de arrestatie van vader en zoon Koop. In de nacht van 13 op 14 april, vier dagen na het gebeurde, reisde een troepje Lands- en gerechtsbedienden onder dekking van de duisternis naar Opende, waar ze aanklopten bij de boerenplaats van Egbert Lykels de Haan, bij wie Koop jr. als knecht inwoonde. Hij was wel thuis, maar weigerde de deur open te doen en probeerde via de achterdeur te ontkomen. Dat mislukte kennelijk, maar de arrestatiepoging was inmiddels ruchtbaar geworden, want de Lands- en gerechtsbedienden werden “onverhoeds overvallen” door naar schatting twaalf à veertien met stokken bewapende personen die ze sloegen en achtervolgden. Hierbij raakte de roderoede Hindrik Gerrits “zwaar gekwetst” aan zijn arm, die sterk bloedde. In elk geval mislukte de toeleg van de groep, “moetende zij alzo, door geweld belet zijnde, onverrichterzaken weg gaan”.

Koop junior nam naderhand de benen over de nabijgelegen grens met Friesland. Hij hield zich daar ook nog schuil op 9 juni, toen zijn vader in de Provinciale Geweldige in Groningen zijn sententie voorgelezen kreeg. GS veroordeelden senior wegens “verboden handel”, een poging deze te camoufleren en het aanstichten van een oproer. Hij kon dan wel hardnekkig ontkennen, maar de heren achtten het overtuigend bewezen dat hij de “eerste en voornaamste oorzaak van deze gepleegde violentiën” was. Zijn straf: drie jaar verbanning uit de provincie.

Je zou denken dat Koop junior voorlopig wel mooi in Friesland zou blijven, maar begin 1780 kwam hij toch op Gronings territoir en wisten de heren alsnog de hand op hem te leggen. Wegens zijn schamperen, dreigen en het mishandelen van Landsbediende Pots kreeg hij op 3 februari een verbanning van zes jaar aan zijn broek.

Van hem horen we niet weer, wel van zijn vader. Die was dezelfde maand zo onverstandig zijn verbanning met voeten te treden. Daarom lieten de heren hem eerst een jaar in het tuchthuis opsluiten, waarna hij de volgende twee jaar weer in ballingschap mocht gaan leven.

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 1 (Staten van Stad en Lande), inv.nr. 1353 (sententies GS in belastingzaken).


7 reacties on “Reboelie in Opende”

  1. Petra schreef:

    Mooi woord, “reboelie”….

  2. Wieneke schreef:

    Er is niet zoveel veranderd intussen. Ik keek gisteren naar wat beelden over de fijne aanhang van FC Twente, die zich op een van haar paard af gevallen agente stortte. En verbanning naar Friesland is best fijn 🙂

  3. Ton Andringa, Gasselte schreef:

    Ook roderoe moet niet in de vergetelheid. Volgens Dikke van Dale is de rode roede een staf, zijnde symbool van rechterlijke macht en daarvan afgeleid, beeldspraak voor gerechtsdienaar en beul.

  4. Attie Tuin schreef:

    Mooi verhaal.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.