Haas
Koninkrijk
Fylum
Onderstam
Klasse
Volgorde
Soort
SOORTEN
Lepus europaeus
Grootte van de populatie
Unknown
Levensduur
12 years
Top snelheid
70
43
km/hmph
km/h mph 
Gewicht
3-5
6.6-11
kglbs
kg lbs 
Lengte
60-75
23.6-29.5
cminch
cm inch 

De haas (Lepus europaeus), ook wel Europese haas genoemd om onderscheid te maken met andere hazensoorten, is een zoogdier, dat net als onder andere het konijn tot de orde der haasachtigen (Lagomorpha) behoort. De haas komt algemeen voor op de open gras- en landbouwgebieden van Europa en aangrenzende delen van Azië.

Na

Nachtelijk

Pl

Plantenetende dieren

Fo

Folivoor

Co

Coprofaag

Gr

Graminivoor

Te

Terrestrische

Sp

Springende dieren

Pr

Precociale dieren

Gr

Grazende dieren

Le

Levendbarend

Ho

Holbewonende dieren

Po

Polygynandrie

Po

Polygynie

So

Solitaire dieren

Ge

Geen migrant

E

begint met

Sn

Snelle dieren
(collectie)

Uiterlijk

De haas is een grote haasachtige met een langwerpig lichaam, zeer lange oren en lange poten. De achterpoten zijn langer en krachtiger dan de voorpoten. Iedere poot heeft vijf tenen en behaarde zoolkussens.

Laat meer zien

De Europese haas heeft een grijzig geel- tot roestbruine vacht, die dient als camouflage. De onderzijde is grijzig wit van kleur. Er zijn echter vele kleurvarianten bekend, waaronder zandkleurig, albino of geheel zwart. Jonge dieren hebben vaak een witte vlek op de kop. De bovenzijde van het korte staartje ("pluim") is zwart van kleur, de onderzijde wit. De lange oren ("lepels") zijn grijs met een zwarte punt. De haas ruit twee keer per jaar, in de lente en in de herfst. De zomervacht is lichter van kleur dan de meer rossige wintervacht. Dieren uit warmere en meer open streken hebben een lichtere vachtkleur dan dieren uit koudere en meer beboste streken. De vacht is dicht en zacht en bestaat uit drie haartypen: een ondervacht met haren van 15 mm, donsharen van 24 tot 27 mm en dekharen van 32 tot 35 mm. De ogen zijn groot en goudbruin en worden omringd door lichtere vacht.

Het vrouwtje heeft zes mammae.

Oppervlakkig lijkt een haas op het konijn, maar hij is groter, met in verhouding grotere oren met zwarte uiteinden en langere ledematen. Ook beweegt een haas zich meer met sprongen voort. Van de sneeuwhaas onderscheidt hij zich door de meer gele vacht, de meer donkere bovenzijde van de staart en de langere oren.

De haas heeft een kop-romplengte van 48 tot 73 centimeter, een schouderhoogte van 30 centimeter en een lichaamsgewicht van 2500 tot 7000 gram. Het mannetje ("rammelaar" of "ram") is ongeveer vijf procent zwaarder dan het vrouwtje ("moer" of "moerhaas"). De staart is ongeveer 7 tot 13 centimeter lang, de oren 7,9 tot 14 centimeter en de achtervoetlengte bedraagt 11,5 tot 17 centimeter. De afmetingen verschillen per leefgebied: in het mediterrane gebied worden hazen zelden zwaarder dan drie kilogram, terwijl ze in Hongarije regelmatig een gewicht van zo'n zes kilogram bereiken.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

De haas kan overal worden aangetroffen, zowel in open als in bosachtige streken en van drassige gebieden tot in halfwoestijnen. Hij wordt voornamelijk aangetroffen in gematigde open en half-open grasvelden als (cultuur)steppen en weilanden, soms ook in lichte loofbossen. Hij heeft een voorkeur voor grotere grasvlakten. Ook beschutte plaatsen, zoals hoog gras, houtwallen, bosschages, bosranden, heggen met ondergroei en ruige oevers, zijn vereist. Hij komt het liefst in laagland of het voorgebergte voor, maar hij kan in de Schotse Hooglanden worden waargenomen op 500 meter, in de Alpen tot 1500 meter hoogte, in de Pyreneeën nog hoger en in de Kaukasus zelfs tot 2000 meter hoogte. De haas mijdt koude en vochtige bossen en naaldwouden.

Laat meer zien

De haas komt oorspronkelijk voor in een groot gedeelte van Europa, met uitzondering van het grootste gedeelte van het Iberisch Schiereiland (hij komt hier enkel voor in het noorden van Spanje), IJsland, Ierland (waar hij is uitgezet), de meeste eilanden in de Middellandse Zee (hij komt wel voor op Corsica, Elba en de meeste Griekse eilanden), Noord-Rusland en het grootste deel van Scandinavië, waar hij enkel voorkomt in Zuid-Zweden en -Finland. Buiten Europa komt hij voor van Turkije tot Israël, Syrië, Noord-Irak en Iran en in West-Siberië. In Nederland kan de haas in alle provincies worden aangetroffen, evenals op verscheidene Waddeneilanden, waar de soort in de twintigste eeuw is uitgezet.

De haas wordt gezien als een cultuurvolger, die heeft weten te profiteren van de komst van de landbouw. Waarschijnlijk kwam de haas eerst enkel voor op de Midden- en Oost-Europese steppen, en heeft hij met de komst van de landbouw het grootste deel van Europa weten te veroveren. Mogelijk is het dier in de Romeinse tijd uitgezet in Groot-Brittannië, aangezien er hier tot de Romeinse tijd geen sporen van de haas zijn aangetroffen.

De soort is als jachtwild uitgezet in Ierland, Australië, Nieuw-Zeeland, Noord-Amerika, Chili en Argentinië, de Falklandeilanden, Barbados en Réunion. In Noord-Amerika is de soort ingevoerd in 1893 in Dutchess County, New York. Van daaruit heeft hij zich verspreid over New York en New England westwaarts tot de Grote Meren. Het is hier de grootste hazensoort.

Op het Iberisch schiereiland wordt de Europese haas vervangen door de Iberische haas (Lepus granatensis) en in het noordwesten van het schiereiland door de Cantabrische haas (Lepus castroviejoi). In Zuid-Italië en Sicilië leeft de verwante Corsicaanse haas (Lepus corsicanus). In Zuid-Scandinavië en in de Alpen overlapt het leefgebied met dat van de sneeuwhaas (Lepus timidus).

In Afrika en op het Arabisch schiereiland leeft de Kaapse haas (Lepus capensis). De Europese haas werd in het verleden vaak als een ondersoort van de Kaapse haas beschouwd. Op plaatsen waar de verspreidingsgebieden van de twee soorten overlappen zijn de twee lastig van elkaar te onderscheiden, waardoor verscheidene zoölogen meenden dat de twee tot dezelfde soort behoorden. Later onderzoek toonde echter aan dat er wel degelijk een scherpe overgang bestaat tussen de grotere Europese en de kleinere Kaapse haas in het Midden-Oosten. Dezelfde groep wordt in Ethiopië vertegenwoordigd door de Ethiopische hooglandhaas (L. starcki) en in de woestijnen en steppes van Azië door Lepus tibetanus en de Tolaihaas (L. tolai). Alle genoemde soorten zijn lange tijd tot de Kaapse haas gerekend. Ze worden nu tot de ondergeslachten Eulagos en Proeulagus gerekend.

Laat minder zien
Haas leefomgevingskaart

Klimaatzones

Haas leefomgevingskaart
Haas
Attribution-ShareAlike License

Gewoonten en leefwijze

De haas is min of meer een nachtdier. Overdag is hij slechts mondjesmaat actief, maar op warme zomerdagen is hij ook later op de ochtend en vroeger op de avond al actief. Hij ligt overdag meestal platgedrukt tegen de grond, voor of in zijn leger. Wanneer hij voor zijn leger ligt, verstopt hij zich vaak in nabijgelegen groeven. Het leger bevindt zich meestal op een zonnige, doch beschutte plaats en is zelfgegraven. Als een haas in een leger ligt, zijn meestal enkel zijn kop en rug zichtbaar. De achterzijde ligt in het diepste deel van het leger. Hier houdt hij een slaap, die zo licht is dat de haas door ieder geluid of trilling van de bodem wordt gewekt. Een slaapperiode is zeer kort, zelden meer dan een paar minuten. Vaak gebruikt een haas meerdere malen dezelfde legers, tenzij deze verstoord zijn.

Laat meer zien

Na het vallen van de avond wordt hij actief. Hij kan dan verscheidene kilometers afleggen op zoek naar foerageer- en verzamelgebieden. In Noordoost-Schotland trekt de haas echter ongeveer 1700 meter per dag van de slaapplaats naar de foerageergebieden. Hij maakt hierbij gebruik van vaste paden en wissels.

De haas beweegt zich voort met een huppelende beweging, waarbij de achterpoten voor de voorpoten worden gezet. Hij maakt hierbij sprongen van maximaal 1,2 meter. Het is een goede zwemmer en deinst er niet voor terug een rivier over te steken.

De haas zal bij zijn leger de geurige uitscheiding uit de klieren in zijn mondhoeken verspreiden over zijn lichaam door eerst zijn poten langs de wangen en oren te wrijven en daarna over de rest van het lichaam.

De haas heeft een actieradius van ongeveer 300 hectare, gelegen rond zijn voornaamste leger. Binnen deze actieradius liggen ook andere legers en verscheidene latrines, vaste foerageerplaatsen, plaatsen om te zonnen en vaste paden, die hij markeert met een uitscheiding uit de wang- en anaalklieren. Hij is zeer honkvast en raakt buiten zijn vertrouwde leefgebied in stress.

De haas leeft voornamelijk solitair. Binnen de actieradius wonen vaak ook andere hazen, die elk hun eigen plek hebben binnen het gebied waar ze de meeste tijd doorbrengen. 's Winters heeft de haas een grotere actieradius dan zomers, en beslaat het meer bebost gebied. De grenzen van het woongebied worden afgebakend met geurvlaggen, die hij aanbrengt door met zijn kin langs lage takken te wrijven.

De haas is niet territoriaal en duldt soortgenoten naast zich. Ze vertrouwen echter geen vreemde hazen, en nachtelijke ontmoetingen dienen om dieren met elkaar bekend te maken. Soms leven hazen in tijdelijke groepjes naast elkaar tijdens het foerageren, voornamelijk in de avond. Dit groepsgedrag heeft tot voordeel dat iedere haas meer energie aan eten en minder energie aan mogelijk gevaar hoeft te besteden. Binnen deze groepjes heerst een hiërarchie, waarbij de seksen niet gescheiden zijn. In de paartijd leven de hazen in grotere groepen. In Polen is een bevolkingsdichtheid gemeten van één haas per 2,4 tot 5,5 hectare, in het Verenigd Koninkrijk van één haas per 2 tot 4 hectare.

De haas blijft meestal zijn hele leven in het gebied waar hij is geboren. Hij zal het gebied enkel tijdelijk verlaten als in zijn woongebied geen vrouwtjes of voedsel te vinden is, en permanent als hij voortdurend verstoord wordt.

De haas krijgt meestal één tot drie, maximaal vier worpen per jaar. De haas kent "superfoetatie"+ het vrouwtje kan nog tijdens de dracht, vier dagen voor de worp, weer gedekt worden. Na een draagtijd van 41 tot 44 dagen worden gemiddeld twee tot vijf jongen geboren (minimaal één, maximaal zes), in een vers leger, droog en tegen de wind beschut tussen hoog gras of onder het struikgewas. Per jaar werpt een geslachtsrijpe moerhaas gemiddeld tien à elf jongen. Worpen die vroeg of laat in het jaar plaatsvinden zijn meestal kleiner. Noordelijk levende hazen hebben minder, maar grotere worpen, dieren uit het Middellandse Zeegebied hebben juist meer, maar kleinere worpen.

De jongen zijn nestvlieders en kunnen zich al direct tot enkele uren na de worp zelfstandig voortbewegen. Ze worden met geopende ogen en grijsbruine, wollige vacht geboren en wegen bij de geboorte 90 tot 150 gram (gemiddeld 110 gram). Ze hebben korte oortjes en een ronde snuit. Pasgeboren haasjes zijn geheel geurloos, zodat roofdieren als vossen ze niet kunnen ontdekken. De eerste twee à drie dagen blijven de jongen bij elkaar, maar hierna zoekt ieder jong zijn eigen ondiepe legertje waar hij zich de gehele dag in verbergt.

Enkel het moederdier zorgt voor de jongen, maar zij laat ze het grootste deel van de dag alleen. Hierdoor geeft ze haar geur niet over aan de jongen, en kunnen ze onopgemerkt voor roofdieren blijven. Als het vrouwtje de jongen wil verzamelen geeft ze een laag, op een hoorn gelijkend geluid. Meestal gebeurt dit drie kwartier tot een uur na zonsondergang. De jongen verzamelen zich dan, meestal op de plek waar ze geboren zijn, en worden vijf minuten lang gezoogd. Als alle jongen gezoogd zijn laat het vrouwtje ze weer alleen en zoeken de jongen hun legertje weer op. De jongen worden minstens 23 dagen lang gezoogd, de laatste worp vaak zo'n drie maanden. Na een week eten de jongen hun eerste vaste voedsel, meestal gras of jonge planten, en na vier tot vijf weken schakelen de meeste jongen over op vast voedsel.

Het jong zal voor de eerste keer ruien als het ongeveer 900 gram weegt. Na gemiddeld vier weken zijn de jonge hazen zelfstandig. Ze groeien vrij snel: na anderhalve maand wegen ze zo'n 1800 gram, tien keer zo zwaar als bij hun geboorte, en na twee en een halve maand zo'n 2600 gram. Na honderdvijftig dagen tot negen maanden zijn ze op volwassen gewicht, zo'n vier kilogram. Mannetjes zijn geslachtsrijp na zes tot twaalf maanden, vrouwtjes na zes tot acht maanden.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

De haas is een planteneter. Hij leeft voornamelijk van grassen en kruiden als klaver, kruisbloemigen en paardenbloemen, aangevuld met knoppen, zaden, twijgen, wortels en landbouwgewassen als bieten, koolplanten, wortelen en granen. Daarnaast eet hij ook schors, paddenstoelen en vruchten als appels en bessen. De haas heeft een voorkeur voor wilde kruiden boven gecultiveerde. 's Zomers eet hij voornamelijk kruiden, wortels en scheuten, 's winters voornamelijk grassen, knollen, kool, knoppen, zaden en twijgen. In strenge winters eet hij tevens schors. Hierbij kunnen ze veel schade toebrengen aan jonge bomen. Ook eet de haas zijn eigen uitwerpselen (coprofagie) om proteïnen en vitaminen binnen te krijgen. Hij zou ook soms aas eten, in voedselarme seizoenen en zeer strenge winters. Zo hebben de Franse biologen D. en S. Simon gezien hoe meerdere hazen aten van de kadavers van koeien.

Laat meer zien

Met de tanden wordt het voedsel afgesneden. Hij kauwt langere tijd op het voedsel voordat hij het inslikt. De haas drinkt slechts zelden en haalt het meeste vocht uit zijn voedsel.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

De haas is een algemeen voorkomend zoogdier met een groot verspreidingsgebied. De meeste subpopulaties zijn op dit moment veilig en de haas wordt niet als bedreigd beschouwd. Toch is er bij sommige subpopulaties, zoals in Groot-Brittannië, Zwitserland en Nederland een lichte achteruitgang geconstateerd. Zo daalt vanaf 1970 het aantal hazen in Nederland. Van het aantal hazen in Nederland in 1997 was in 2004 ongeveer 73% over.

Laat meer zien

Een belangrijke bedreiging voor de haas vormt de moderne landbouw. De meer intensieve landbouw en monoculturen zorgt voor het verdwijnen van hagen en houtwallen en minder variatie in wilde planten. De haas wordt gedwongen zich te voeden met stikstofrijk weilandgrassen en akkergewassen, terwijl hij ingesteld is op gevarieerd, stikstofarm voedsel. Omdat 's winters alles wordt geoogst is er niets meer te eten voor hazen. Veel dieren sterven ook door pesticiden en herbiciden (zowel direct, als Paraquat, als indirect door voedselgebrek), en ongelukken met landbouwmachines als maaimachines. Ook sterven veel dieren door het verkeer.

Een andere mogelijke reden voor de achteruitgang is EBHS (European Brown Hare Syndrome). In sommige gebieden in Europa was 75% van alle hazen gestorven aan deze ziekte.

Laat minder zien

Coloring Pages

Referenties

1. Haas artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Haas_(dier)
2. Haas op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/41280/10430693

Meer fascinerende dieren om over te leren